Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٠ / صفحة ١٨٣

Al-Anfal 46-52, Koran - Djuz' 10 - Pagina 183

Djuz'-10, Pagina-183 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-10, Pagina-183 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-10, Pagina-183 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَأَطِيعُواْ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَلاَ تَنَازَعُواْ فَتَفْشَلُواْ وَتَذْهَبَ رِيحُكُمْ وَاصْبِرُواْ إِنَّ اللّهَ مَعَ الصَّابِرِينَ ﴿٤٦﴾
8/Al-Anfal-46: WaateeAAoo Allaha warasoolahu wala tanazaAAoo fatafshaloo watathhaba reehukum waisbiroo inna Allaha maAAa alssabireena
En gehoorzaamt Allah en Zijn Boodschapper en twist niet onderling, waardoor jullie ontmoedigd raken en jullie kracht verdwijnt. En weest geduldig: voorwaar, Allah is met de geduldigen. (46)
وَلاَ تَكُونُواْ كَالَّذِينَ خَرَجُواْ مِن دِيَارِهِم بَطَرًا وَرِئَاء النَّاسِ وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللّهِ وَاللّهُ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌ ﴿٤٧﴾
8/Al-Anfal-47: Wala takoonoo kaallatheena kharajoo min diyarihim bataran wari-aa alnnasi wayasuddoona AAan sabeeli Allahi waAllahu bima yaAAmaloona muheetun
En weest niet zoals degenen die hun huizen verlieten, trots en vol ijdel vertoon voor de mensen, en die van het Pad van Allah afflielden. En Allah omvat (met Zijn kennis) wat zij doen. (47)
وَإِذْ زَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ أَعْمَالَهُمْ وَقَالَ لاَ غَالِبَ لَكُمُ الْيَوْمَ مِنَ النَّاسِ وَإِنِّي جَارٌ لَّكُمْ فَلَمَّا تَرَاءتِ الْفِئَتَانِ نَكَصَ عَلَى عَقِبَيْهِ وَقَالَ إِنِّي بَرِيءٌ مِّنكُمْ إِنِّي أَرَى مَا لاَ تَرَوْنَ إِنِّيَ أَخَافُ اللّهَ وَاللّهُ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٤٨﴾
8/Al-Anfal-48: Wa-ith zayyana lahumu alshshaytanu aAAmalahum waqala la ghaliba lakumu alyawma mina alnnasi wa-innee jarun lakum falamma taraati alfi-atani nakasa AAala AAaqibayhi waqala innee baree-on minkum innee ara ma la tarawna innee akhafu Allaha waAllahu shadeedu
En (gedenkt) toen de Satan hun daden voor hen schoonschijnend maakte, en zei: "Er is op deze dag geen mens die jullie kan verslaan: en voorwaar, Ik ben jullie naaste." Maar toen de twee legers elkaar zagen, draaide hij zich om op zijn hielen en zij: "Voorwaar, ik heb niets met jullie van doen. Voorwaar, ik zie wat jullie niet zien, voorwaar, ik vrees Allah." En Allah is hard in de bestraffing. (48)
إِذْ يَقُولُ الْمُنَافِقُونَ وَالَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ غَرَّ هَؤُلاء دِينُهُمْ وَمَن يَتَوَكَّلْ عَلَى اللّهِ فَإِنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٤٩﴾
8/Al-Anfal-49: Ith yaqoolu almunafiqoona waallatheena fee quloobihim maradun gharra haola-i deenuhum waman yatawakkal AAala Allahi fa-inna Allaha AAazeezun hakeemun
Toen de huichelaars en degenen in wiens harten een ziekte is, (tegen de gelovigen) zeiden: "Hun godsdienst heeft ben misleid." Maar (voor) wie Allah vertrouwt (is Allah hun Helper). Voorwaar, Allah is Almachtig, Aiwijs. (49)
وَلَوْ تَرَى إِذْ يَتَوَفَّى الَّذِينَ كَفَرُواْ الْمَلآئِكَةُ يَضْرِبُونَ وُجُوهَهُمْ وَأَدْبَارَهُمْ وَذُوقُواْ عَذَابَ الْحَرِيقِ ﴿٥٠﴾
8/Al-Anfal-50: Walaw tara ith yatawaffa allatheena kafaroo almala-ikatu yadriboona wujoohahum waadbarahum wathooqoo AAathaba alhareeqi
En als jij (het) zou kunnen zien, wanneer de Engelen (de zielen van) degenen die ongelovig zijn wegnemen, (en hoe) zij hun gezichten en hun ruggen slaan (en zeggen:) "Proeft de bestraffing van het branden!" (Dan zie je zeker een geweldige zaak.) (50)
ذَلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيكُمْ وَأَنَّ اللّهَ لَيْسَ بِظَلاَّمٍ لِّلْعَبِيدِ ﴿٥١﴾
8/Al-Anfal-51: Thalika bima qaddamat aydeekum waanna Allaha laysa bithallamin lilAAabeedi
Dat is, vanwege wat hun handen hebben voortgebracht, en waarlijk, Allah is geen onrechtvaardige voor de dienaar. (51)
كَدَأْبِ آلِ فِرْعَوْنَ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَفَرُواْ بِآيَاتِ اللّهِ فَأَخَذَهُمُ اللّهُ بِذُنُوبِهِمْ إِنَّ اللّهَ قَوِيٌّ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٥٢﴾
8/Al-Anfal-52: Kada/bi ali firAAawna waallatheena min qablihim kafaroo bi-ayati Allahi faakhathahumu Allahu bithunoobihim inna Allaha qawiyyun shadeedu alAAiqabi
Zoals Fir'aun en zijn volgelingen cm degenen vóór hen gewoon waren: zij waren ongelovig aan de Tekenen van Allah, waarop Allah hen greep wegens hun zonden. Voorwaar, Allah is sterk, hard in de bestraffing. (52)