Nederlands [Veranderen]

Saba 1-54, Soera Sheba (34/Saba)

Soera Saba - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Saba - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Saba - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة سبإ

Soera Saba

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

الْحَمْدُ لِلَّهِ الَّذِي لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ وَلَهُ الْحَمْدُ فِي الْآخِرَةِ وَهُوَ الْحَكِيمُ الْخَبِيرُ ﴿١﴾
34/Saba-1: Alhamdu lillahi allathee lahu ma fee alssamawati wama fee al-ardi walahu alhamdu fee al-akhirati wahuwa alhakeemu alkhabeeru
Alle lof zij Allah, Degene aan Wie wat er in de hemelen en op de aarde is behoort; en Hem zij alle lof in het Hiernamaals. En Hij is de Alwijze, de Alwetende. (1)
يَعْلَمُ مَا يَلِجُ فِي الْأَرْضِ وَمَا يَخْرُجُ مِنْهَا وَمَا يَنزِلُ مِنَ السَّمَاء وَمَا يَعْرُجُ فِيهَا وَهُوَ الرَّحِيمُ الْغَفُورُ ﴿٢﴾
34/Saba-2: YaAAlamu ma yaliju fee al-ardi wama yakhruju minha wama yanzilu mina alssama-i wama yaAAruju feeha wahuwa alrraheemu alghafooru
Hij kent wat de aarde ingaat en wat er uit voortkomt en wat neerdaalt uit de hemel en wat erin opstijgt. En Hij is de Meest Barmhartige, de Vergevensgezinde. (2)
وَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لَا تَأْتِينَا السَّاعَةُ قُلْ بَلَى وَرَبِّي لَتَأْتِيَنَّكُمْ عَالِمِ الْغَيْبِ لَا يَعْزُبُ عَنْهُ مِثْقَالُ ذَرَّةٍ فِي السَّمَاوَاتِ وَلَا فِي الْأَرْضِ وَلَا أَصْغَرُ مِن ذَلِكَ وَلَا أَكْبَرُ إِلَّا فِي كِتَابٍ مُّبِينٍ ﴿٣﴾
34/Saba-3: Waqala allatheena kafaroo la ta/teena alssaAAatu qul bala warabbee lata/tiyannakum AAalimi alghaybi la yaAAzubu AAanhu mithqalu tharratin fee alssamawati wala fee al-ardi wala asgharu min thalika wala akbaru illa fee kitabin mubeenin
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Het Uur zal niet tot ons komen." Zeg: "Welzeker, bij mijn Heer, de Kenner van het onwaarneembare, het zal zeker tot jullie komen. Er is niets met het gewicht van een mosterdzaadje in de hemelen of op de aarde dat Hem ontgaat. En er is niets wat groter of kleiner is dan dat, of het staat vermeld in en duidelijk Boek. (3)
لِيَجْزِيَ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ أُوْلَئِكَ لَهُم مَّغْفِرَةٌ وَرِزْقٌ كَرِيمٌ ﴿٤﴾
34/Saba-4: Liyajziya allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati ola-ika lahum maghfiratun warizqun kareemun
(Dat is) opdat Hij degenen die geloven en goede werken verrichten zal belonen, zij zijn degenen voor wie er vergeving is en een edele voorziening. (4)
وَالَّذِينَ سَعَوْا فِي آيَاتِنَا مُعَاجِزِينَ أُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ مِّن رِّجْزٍ أَلِيمٌ ﴿٥﴾
34/Saba-5: Waallatheena saAAaw fee ayatina muAAajizeena ola-ika lahum AAathabun min rijzin aleemin
Maar degenen die ernaar streven om Onze Verzen te ontkrachten: zij zijn degenen voor wie er een bestraffing van een pijnlijke kastijding is. (5)
وَيَرَى الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ الَّذِي أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ هُوَ الْحَقَّ وَيَهْدِي إِلَى صِرَاطِ الْعَزِيزِ الْحَمِيدِ ﴿٦﴾
34/Saba-6: Wayara allatheena ootoo alAAilma allathee onzila ilayka min rabbika huwa alhaqqa wayahdee ila sirati alAAazeezi alhameedi
En degenen ma wie kennis is gegeven, zien dat wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden van jouw Heer (de Koran) de Waarheid is, en dat hij naar het Pad van de Almachtige, de Geprezene leidt. (6)
وَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا هَلْ نَدُلُّكُمْ عَلَى رَجُلٍ يُنَبِّئُكُمْ إِذَا مُزِّقْتُمْ كُلَّ مُمَزَّقٍ إِنَّكُمْ لَفِي خَلْقٍ جَدِيدٍ ﴿٧﴾
34/Saba-7: Waqala allatheena kafaroo hal nadullukum AAala rajulin yunabbi-okum itha muzziqtum kulla mumazzaqin innakum lafee khalqin jadeedin
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Zullen wij jullie een man aanwijzen die jullie vertelt dat wanneer jullie geheel uiteen gevallen zijn, dat jullie dan zeker een nieuwe schepping worden?" (7)
أَفْتَرَى عَلَى اللَّهِ كَذِبًا أَم بِهِ جِنَّةٌ بَلِ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ فِي الْعَذَابِ وَالضَّلَالِ الْبَعِيدِ ﴿٨﴾
34/Saba-8: Aftara AAala Allahi kathiban am bihi jinnatun bali allatheena la yu/minoona bial-akhirati fee alAAathabi waalddalali albaAAeedi
Heeft hij een leugen over Allah verzonnen, of is hij bezeten? Neel Degenen die niet in het Hiernamaals geloven, zullen bestraft worden en zij verkeren in vergaande dwaling. (8)
أَفَلَمْ يَرَوْا إِلَى مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُم مِّنَ السَّمَاء وَالْأَرْضِ إِن نَّشَأْ نَخْسِفْ بِهِمُ الْأَرْضَ أَوْ نُسْقِطْ عَلَيْهِمْ كِسَفًا مِّنَ السَّمَاء إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً لِّكُلِّ عَبْدٍ مُّنِيبٍ ﴿٩﴾
34/Saba-9: Afalam yaraw ila ma bayna aydeehim wama khalfahum mina alssama-i waal-ardi in nasha/ nakhsif bihimu al-arda aw nusqit AAalayhim kisafan mina alssama-i inna fee thalika laayatan likulli AAabdin muneebin
Kijken zij dan niet naar wat voor hen en achter hen is van de hemel en de aarde? Als Wij zouden willen, dan zouden Wij hen in de aarde doen wegzinken, of een stuk uit de hemel op hen doen vallen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor iedere berouwvolle dienaar. (9)
وَلَقَدْ آتَيْنَا دَاوُودَ مِنَّا فَضْلًا يَا جِبَالُ أَوِّبِي مَعَهُ وَالطَّيْرَ وَأَلَنَّا لَهُ الْحَدِيدَ ﴿١٠﴾
34/Saba-10: Walaqad atayna dawooda minna fadlan ya jibalu awwibee maAAahu waalttayra waalanna lahu alhadeeda
En voorzeker, Wij hebben Dâwôed een gunst van Onze Zijde de geschonken, (zeggend:) "O bergen, herhaalt het prijzen van de lof van Allah met hem, en ook de vogels." En Wij maakten het ijzer zacht voor hem. (10)
أَنِ اعْمَلْ سَابِغَاتٍ وَقَدِّرْ فِي السَّرْدِ وَاعْمَلُوا صَالِحًا إِنِّي بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿١١﴾
34/Saba-11: Ani iAAmal sabighatin waqaddir fee alssardi waiAAmaloo salihan innee bima taAAmaloona baseerun
(Allah zei:) "Maak maliënkolders en bepaal de maat van de ringen," En verricht goede werken. Voorwaar, Ik zie wat jullie doen. (11)
وَلِسُلَيْمَانَ الرِّيحَ غُدُوُّهَا شَهْرٌ وَرَوَاحُهَا شَهْرٌ وَأَسَلْنَا لَهُ عَيْنَ الْقِطْرِ وَمِنَ الْجِنِّ مَن يَعْمَلُ بَيْنَ يَدَيْهِ بِإِذْنِ رَبِّهِ وَمَن يَزِغْ مِنْهُمْ عَنْ أَمْرِنَا نُذِقْهُ مِنْ عَذَابِ السَّعِيرِ ﴿١٢﴾
34/Saba-12: Walisulaymana alrreeha ghuduwwuha shahrun warawahuha shahrun waasalna lahu AAayna alqitri wamina aljinni man yaAAmalu bayna yadayhi bi-ithni rabbihi waman yazigh minhum AAan amrina nuthiqhu min AAathabi alssaAAeeri
En voor Soelaimân (onderwierpen Wij) de winden. Het waaien ervan in de ochtend duurt een maand en in de avond duurt het een maand. En Wij maakten het brons voor hem tot een vloeiende bron. En onder de Djinn's waren er die voor hem werkten, met toestemming van zijn Heer. En wie van hen afweek van Ons bevel, die doen Wij de bestraffing van het laaiende vuur (de Hel) proeven. (12)
يَعْمَلُونَ لَهُ مَا يَشَاء مِن مَّحَارِيبَ وَتَمَاثِيلَ وَجِفَانٍ كَالْجَوَابِ وَقُدُورٍ رَّاسِيَاتٍ اعْمَلُوا آلَ دَاوُودَ شُكْرًا وَقَلِيلٌ مِّنْ عِبَادِيَ الشَّكُورُ ﴿١٣﴾
34/Saba-13: YaAAmaloona lahu ma yashao min mahareeba watamatheela wajifanin kaaljawabi waqudoorin rasiyatin iAAmaloo ala dawooda shukran waqaleelun min AAibadiya alshshakooru
Zij maakten voor hem wat hij wilde; hoge gehouwen, beelden en schalen zo groot als vijvers en onverplaatsbare ketels. Werkt, O familie van Dâwôed, uit dankbaarheid. Maar, weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaren. (13)
فَلَمَّا قَضَيْنَا عَلَيْهِ الْمَوْتَ مَا دَلَّهُمْ عَلَى مَوْتِهِ إِلَّا دَابَّةُ الْأَرْضِ تَأْكُلُ مِنسَأَتَهُ فَلَمَّا خَرَّ تَبَيَّنَتِ الْجِنُّ أَن لَّوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ الْغَيْبَ مَا لَبِثُوا فِي الْعَذَابِ الْمُهِينِ ﴿١٤﴾
34/Saba-14: Falamma qadayna AAalayhi almawta ma dallahum AAala mawtihi illa dabbatu al-ardi ta/kulu minsaatahu falamma kharra tabayyanati aljinnu an law kanoo yaAAlamoona alghayba ma labithoo fee alAAathabi almuheeni
Toen Wij dan voor hem (Soelaimân) de dood bedden beschikt, was er niets dat hen op zijn dood wees, behalve de diertjes van de aarde die zijn staf opaten. Toen hij (zijn lichaam) was gevallen, was het de Djinn's duidelijk (dat bij dood was). Hadden zij maar kennis gehad over het onwaarneembare, dan zouden zij niet in de vernederende bestraffing zijn gebleven. (14)
لَقَدْ كَانَ لِسَبَإٍ فِي مَسْكَنِهِمْ آيَةٌ جَنَّتَانِ عَن يَمِينٍ وَشِمَالٍ كُلُوا مِن رِّزْقِ رَبِّكُمْ وَاشْكُرُوا لَهُ بَلْدَةٌ طَيِّبَةٌ وَرَبٌّ غَفُورٌ ﴿١٥﴾
34/Saba-15: Laqad kana lisaba-in fee maskanihim ayatun jannatani AAan yameenin washimalin kuloo min rizqi rabbikum waoshkuroo lahu baldatun tayyibatun warabbun ghafoorun
En voorzeker, voor (het volk van) Saba' is er in hun woonplaatsen een teken: twee tuinen, aan de rechterzijde en aan de linkerzijde (van de vallei). (Wij zeiden hen:) "Eet van de voorzieningen van jullie Heer en weest Hem dankbaar. (Het is) een welvarend land en een Vergevensgezinde Heer." (15)
فَأَعْرَضُوا فَأَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ سَيْلَ الْعَرِمِ وَبَدَّلْنَاهُم بِجَنَّتَيْهِمْ جَنَّتَيْنِ ذَوَاتَى أُكُلٍ خَمْطٍ وَأَثْلٍ وَشَيْءٍ مِّن سِدْرٍ قَلِيلٍ ﴿١٦﴾
34/Saba-16: FaaAAradoo faarsalna AAalayhim sayla alAAarimi wabaddalnahum bijannatayhim jannatayni thawatay okulin khamtin waathlin washay-in min sidrin qaleelin
Daarna wendden zij zich af, waarop Wij een vernietigende overstroming over hen brachten. En Wij vervingen hun twee tuinen door twee tuinem met bittere vruchten en tamariskbomen en een klein aantal lotusbomen. (16)
ذَلِكَ جَزَيْنَاهُم بِمَا كَفَرُوا وَهَلْ نُجَازِي إِلَّا الْكَفُورَ ﴿١٧﴾
34/Saba-17: Thalika jazaynahum bima kafaroo wahal nujazee illa alkafoora
Zo vergolden wij hun omdat zij ongelovigen waren. En Wij vergelden niemand dan de ondankbaren. (17)
وَجَعَلْنَا بَيْنَهُمْ وَبَيْنَ الْقُرَى الَّتِي بَارَكْنَا فِيهَا قُرًى ظَاهِرَةً وَقَدَّرْنَا فِيهَا السَّيْرَ سِيرُوا فِيهَا لَيَالِيَ وَأَيَّامًا آمِنِينَ ﴿١٨﴾
34/Saba-18: WajaAAalna baynahum wabayna alqura allatee barakna feeha quran thahiratan waqaddarna feeha alssayra seeroo feeha layaliya waayyaman amineena
En Wij maakten tussen hen en de steden die Wij hadden gezegend, duidelijk zichtbare steden en Wij maakten daarlangs een reis mogelijk. Reist daarlangs in veiligheid, dag en nacht. (18)
فَقَالُوا رَبَّنَا بَاعِدْ بَيْنَ أَسْفَارِنَا وَظَلَمُوا أَنفُسَهُمْ فَجَعَلْنَاهُمْ أَحَادِيثَ وَمَزَّقْنَاهُمْ كُلَّ مُمَزَّقٍ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ لِّكُلِّ صَبَّارٍ شَكُورٍ ﴿١٩﴾
34/Saba-19: Faqaloo rabbana baAAid bayna asfarina wathalamoo anfusahum fajaAAalnahum ahadeetha wamazzaqnahum kulla mumazzaqin inna fee thalika laayatin likulli sabbarin shakoorin
En zij zeiden: "Onze Heer, maak onze reis lang." En zij deden zichzelf onrecht aan en Wij maakten hen tot onderwerp van gesprek. En Wij verspreidden hen geheel uit elkaar. Voorwaar, daarin zijn zeker tekenen voor iedere geduldige dankbare. (19)
وَلَقَدْ صَدَّقَ عَلَيْهِمْ إِبْلِيسُ ظَنَّهُ فَاتَّبَعُوهُ إِلَّا فَرِيقًا مِّنَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٢٠﴾
34/Saba-20: Walaqad saddaqa AAalayhim ibleesu thannahu faittabaAAoohu illa fareeqan mina almu/mineena
En voorzeker, de veronderstelling van Iblîs over hen werd bewaarheid, want zij volgden hem, met uitzondering van een groep gelovigen. (20)
وَمَا كَانَ لَهُ عَلَيْهِم مِّن سُلْطَانٍ إِلَّا لِنَعْلَمَ مَن يُؤْمِنُ بِالْآخِرَةِ مِمَّنْ هُوَ مِنْهَا فِي شَكٍّ وَرَبُّكَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ حَفِيظٌ ﴿٢١﴾
34/Saba-21: Wama kana lahu AAalayhim min sultanin illa linaAAlama man yu/minu bial-akhirati mimman huwa minha fee shakkin warabbuka AAala kulli shay-in hafeethun
En hij (Iblîs) had geen macht over hen, (maar het was zo) opdat Wij degenen die in het Hiernamaals geloven zouden onderscheiden van degenen die daarover in twijfel verkeren. En jouw Heer is de Waker over alle zaken. (21)
قُلِ ادْعُوا الَّذِينَ زَعَمْتُم مِّن دُونِ اللَّهِ لَا يَمْلِكُونَ مِثْقَالَ ذَرَّةٍ فِي السَّمَاوَاتِ وَلَا فِي الْأَرْضِ وَمَا لَهُمْ فِيهِمَا مِن شِرْكٍ وَمَا لَهُ مِنْهُم مِّن ظَهِيرٍ ﴿٢٢﴾
34/Saba-22: Quli odAAoo allatheena zaAAamtum min dooni Allahi la yamlikoona mithqala tharratin fee alssamawati wala fee al-ardi wama lahum feehima min shirkin wama lahu minhum min thaheerin
Zeg: "'Roept degenen op, die jullie beweren (als goden) naast Allah te zijn." Zij hebben zelfs over het gewicht van een mosterdzaadje in de hemelen en op de aarde geen macht en zij hebben daarin geen aandeel. En Hij heeft onder hen geen helper. (22)
وَلَا تَنفَعُ الشَّفَاعَةُ عِندَهُ إِلَّا لِمَنْ أَذِنَ لَهُ حَتَّى إِذَا فُزِّعَ عَن قُلُوبِهِمْ قَالُوا مَاذَا قَالَ رَبُّكُمْ قَالُوا الْحَقَّ وَهُوَ الْعَلِيُّ الْكَبِيرُ ﴿٢٣﴾
34/Saba-23: Wala tanfaAAu alshshafaAAatu AAindahu illa liman athina lahu hatta itha fuzziAAa AAan quloobihim qaloo matha qala rabbukum qaloo alhaqqa wahuwa alAAaliyyu alkabeeru
En de voorspraak baat bij Hem niet, behalve aan wie Hij toestemming heeft gegeven. Totdat, wanneer de angst van hun harten is weggenomen, zij vragen: "Wat heeft jullie Heer gezegd?" Zij zeggen: "De Waarheid." En Hij is de Verhevene, de Grootste. (23)
قُلْ مَن يَرْزُقُكُم مِّنَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ قُلِ اللَّهُ وَإِنَّا أَوْ إِيَّاكُمْ لَعَلَى هُدًى أَوْ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ﴿٢٤﴾
34/Saba-24: Qul man yarzuqukum mina alssamawati waal-ardi quli Allahu wa-inna aw iyyakum laAAala hudan aw fee dalalin mubeenin
Zeg: "Wie schenkt jullie voorzieningen uit de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah! En voarwaar, wij zijn het of jullie zijn het die zeker de rechte Leiding volgen of in duidelijke dwaling verkeren." (24)
قُل لَّا تُسْأَلُونَ عَمَّا أَجْرَمْنَا وَلَا نُسْأَلُ عَمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٢٥﴾
34/Saba-25: Qul la tus-aloona AAamma ajramna wala nus-alu AAamma taAAmaloona
Zeg: "Jullie zullen niet ondervraagd worden over wat wij misdaan hebben en wij zullen niet worden ondervraagd over wat jullie deden." (25)
قُلْ يَجْمَعُ بَيْنَنَا رَبُّنَا ثُمَّ يَفْتَحُ بَيْنَنَا بِالْحَقِّ وَهُوَ الْفَتَّاحُ الْعَلِيمُ ﴿٢٦﴾
34/Saba-26: Qul yajmaAAu baynana rabbuna thumma yaftahu baynana bialhaqqi wahuwa alfattahu alAAaleemu
Zeg. "Onze Heer zal ons bijeenbrengen, daarna zal Hij tussen ons oordelen volgens de Waarheid." En Hij is de Oordelaar, de Kenner. (26)
قُلْ أَرُونِي الَّذِينَ أَلْحَقْتُم بِهِ شُرَكَاء كَلَّا بَلْ هُوَ اللَّهُ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٢٧﴾
34/Saba-27: Qul arooniya allatheena alhaqtum bihi shurakaa kalla bal huwa Allahu alAAazeezu alhakeemu
Zeg: "Toont mij degenen die jullie aan Hem toevoegen als deelgenoten." Nee, Hij is zelfs Allah, de Almachtige, de Alwijze. (27)
وَمَا أَرْسَلْنَاكَ إِلَّا كَافَّةً لِّلنَّاسِ بَشِيرًا وَنَذِيرًا وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٢٨﴾
34/Saba-28: Wama arsalnaka illa kaffatan lilnnasi basheeran wanatheeran walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
En Wij hebben jou niet anders gezonden dan aan de gehele mensheid en als een verkondiger van verheugende tijdingen en als een waarschuwer. Maar de meeste mensen weten het niet. (28)
وَيَقُولُونَ مَتَى هَذَا الْوَعْدُ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٢٩﴾
34/Saba-29: Wayaqooloona mata hatha alwaAAdu in kuntum sadiqeena
En zij zeggen: "Wanneer zal de belofte vervuld worden, als jullie waarachtigen zijn?" (29)
قُل لَّكُم مِّيعَادُ يَوْمٍ لَّا تَسْتَأْخِرُونَ عَنْهُ سَاعَةً وَلَا تَسْتَقْدِمُونَ ﴿٣٠﴾
34/Saba-30: Qul lakum meeAAadu yawmin la tasta/khiroona AAanhu saAAatan wala tastaqdimoona
Zeg: "Voor jullie is er een belofte van een Dag, die jullie geen moment kunnen uitstellen of bespoedigen. (30)
وَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لَن نُّؤْمِنَ بِهَذَا الْقُرْآنِ وَلَا بِالَّذِي بَيْنَ يَدَيْهِ وَلَوْ تَرَى إِذِ الظَّالِمُونَ مَوْقُوفُونَ عِندَ رَبِّهِمْ يَرْجِعُ بَعْضُهُمْ إِلَى بَعْضٍ الْقَوْلَ يَقُولُ الَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا لِلَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا لَوْلَا أَنتُمْ لَكُنَّا مُؤْمِنِينَ ﴿٣١﴾
34/Saba-31: Waqala allatheena kafaroo lan nu/mina bihatha alqur-ani wala biallathee bayna yadayhi walaw tara ithi alththalimoona mawqoofoona AAinda rabbihim yarjiAAu baAAduhum ila baAAdin alqawla yaqoolu allatheena istudAAifoo lillatheena istakbaroo lawla antum lakun
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Wij zullen nooit in deze Koran geloven, en niet in wat ervóór was." En als jij (O Moehammad) de onrechtplegers zouden kunnen zien, wanneer Zij voorgeleid worden bij hun Heer. Zij zullen elkaar woorden verwijten. Degenen die volgelingen waren, zeggen tot degenen die hoogmoedig waren: "Als jullie ons niet hadden misleid, dan zouden wij zeker gelovigen zijn geweest" (31)
قَالَ الَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا لِلَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا أَنَحْنُ صَدَدْنَاكُمْ عَنِ الْهُدَى بَعْدَ إِذْ جَاءكُم بَلْ كُنتُم مُّجْرِمِينَ ﴿٣٢﴾
34/Saba-32: Qala allatheena istakbaroo lillatheena istudAAifoo anahnu sadadnakum AAani alhuda baAAda ith jaakum bal kuntum mujrimeena
Degenen die hoogmoedig waren, zullen tot degenen die volgelingen waren zeggen: "Waren wij het die jullie hebben afgehouden van de rechte Leiding, nadat deze tot jullie was gekomen? Nee! Jullie waren de misdadigers." (32)
وَقَالَ الَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا لِلَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا بَلْ مَكْرُ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ إِذْ تَأْمُرُونَنَا أَن نَّكْفُرَ بِاللَّهِ وَنَجْعَلَ لَهُ أَندَادًا وَأَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَأَوُا الْعَذَابَ وَجَعَلْنَا الْأَغْلَالَ فِي أَعْنَاقِ الَّذِينَ كَفَرُوا هَلْ يُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿٣٣﴾
34/Saba-33: Waqala allatheena istudAAifoo lillatheena istakbaroo bal makru allayli waalnnahari ith ta/muroonana an nakfura biAllahi wanajAAala lahu andadan waasarroo alnnadamata lamma raawoo alAAathaba wajaAAalna al-aghlala fee aAAnaqi allatheena kafaroo hal yujzawna
En degenen die volgengen waren, zuilen tot degenen die hoogmoedig weren zeggen: "Het was zelfs (jullie) list gedurende de nacht en de dag, toen jullie ons opriepen om niet in Allah te geloven en om naast Hem afgoden toe te kennen." En zij zullen de spijt verbergen wanneer zij de bestraffing zien en Wij ketenen om de nekken van degenen die ongelovig waren leggen. Zij worden slechts vergolden voor wat zij plachten te doen. (33)
وَمَا أَرْسَلْنَا فِي قَرْيَةٍ مِّن نَّذِيرٍ إِلَّا قَالَ مُتْرَفُوهَا إِنَّا بِمَا أُرْسِلْتُم بِهِ كَافِرُونَ ﴿٣٤﴾
34/Saba-34: Wama arsalna fee qaryatin min natheerin illa qala mutrafooha inna bima orsiltum bihi kafiroona
En Wij zonden geen waarschuwer naar een stad, of degenen die daarin in weelde leefden zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in wat jullie mee zijn gezonden." (34)
وَقَالُوا نَحْنُ أَكْثَرُ أَمْوَالًا وَأَوْلَادًا وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٣٥﴾
34/Saba-35: Waqaloo nahnu aktharu amwalan waawladan wama nahnu bimuAAaththabeena
En zij zeiden: "Wij hebben meer bezittingen en kinderen en wij zullen niet worden bestraft." (35)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاء وَيَقْدِرُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٦﴾
34/Saba-36: Qul inna rabbee yabsutu alrrizqa liman yashao wayaqdiru walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
Zeg: "Voorwaar, mijn Heer verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil en Hij beperkt, maar de meeste mensen weten het niet." (36)
وَمَا أَمْوَالُكُمْ وَلَا أَوْلَادُكُم بِالَّتِي تُقَرِّبُكُمْ عِندَنَا زُلْفَى إِلَّا مَنْ آمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا فَأُوْلَئِكَ لَهُمْ جَزَاء الضِّعْفِ بِمَا عَمِلُوا وَهُمْ فِي الْغُرُفَاتِ آمِنُونَ ﴿٣٧﴾
34/Saba-37: Wama amwalukum wala awladukum biallatee tuqarribukum AAindana zulfa illa man amana waAAamila salihan faola-ika lahum jazao alddiAAfi bima AAamiloo wahum fee alghurufati aminoona
En noch jullie bezittingen, noch jullie kinderen zijn het die jullie dichter bij Ons brengen, maar wie gelooft en goede werken verricht: zij zijn degenen voor wie er een veelvoudige beloning is voor wat zij gedaan hebben, en zij zulten in de verblijfplaatsen veilig zijn. (37)
وَالَّذِينَ يَسْعَوْنَ فِي آيَاتِنَا مُعَاجِزِينَ أُوْلَئِكَ فِي الْعَذَابِ مُحْضَرُونَ ﴿٣٨﴾
34/Saba-38: Waallatheena yasAAawna fee ayatina muAAajizeena ola-ika fee alAAathabi muhdaroona
En degenen die ernaar streven om Onze Tekenen te ondkrachten; zij zijn degenen die voor de bestraffing voorgeleid zullen worden. (38)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ وَيَقْدِرُ لَهُ وَمَا أَنفَقْتُم مِّن شَيْءٍ فَهُوَ يُخْلِفُهُ وَهُوَ خَيْرُ الرَّازِقِينَ ﴿٣٩﴾
34/Saba-39: Qul inna rabbee yabsutu alrrizqa liman yashao min AAibadihi wayaqdiru lahu wama anfaqtum min shay-in fahuwa yukhlifuhu wahuwa khayru alrraziqeena
Zeg: "Voorwaar, mijn Heer verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren en Hij beperkt voor hen. En wat jullie ook aan bijdragen uitgeven; Hij zal het vergoeden. En Hij is de Beste der Voorzieners." (39)
وَيَوْمَ يَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ يَقُولُ لِلْمَلَائِكَةِ أَهَؤُلَاء إِيَّاكُمْ كَانُوا يَعْبُدُونَ ﴿٤٠﴾
34/Saba-40: Wayawma yahshuruhum jameeAAan thumma yaqoolu lilmala-ikati ahaola-i iyyakum kanoo yaAAbudoona
En (gedenkt) de Dag dat Hij hen allen verzamelt en dan tot de Engelen zegt: "Waren zij degenen die jullie plachten te aanbidden?" (40)
قَالُوا سُبْحَانَكَ أَنتَ وَلِيُّنَا مِن دُونِهِم بَلْ كَانُوا يَعْبُدُونَ الْجِنَّ أَكْثَرُهُم بِهِم مُّؤْمِنُونَ ﴿٤١﴾
34/Saba-41: Qaloo subhanaka anta waliyyuna min doonihim bal kanoo yaAAbudoona aljinna aktharuhum bihim mu/minoona
Zij zullen zeggen: "Heilig bent U, U bent onze Beschermer, niet zij. Zij plachten zelfs de Djinn's (de Satan) te aanbidden, de meesten van hen geloofden hem." (41)
فَالْيَوْمَ لَا يَمْلِكُ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ نَّفْعًا وَلَا ضَرًّا وَنَقُولُ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا ذُوقُوا عَذَابَ النَّارِ الَّتِي كُنتُم بِهَا تُكَذِّبُونَ ﴿٤٢﴾
34/Saba-42: Faalyawma la yamliku baAAdukum libaAAdin nafAAan wala darran wanaqoolu lillatheena thalamoo thooqoo AAathaba alnnari allatee kuntum biha tukaththiboona
Op deze Dag zijn jullie niet bij machte om elkaar van nut te zijn en niet om elkaar schade te berokkenen, en Wij zullen zeggen tot degenen die onrecht pleegden: "Proeft de bestraffing van de Hel die jullie plachten te loochenen." (42)
وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ قَالُوا مَا هَذَا إِلَّا رَجُلٌ يُرِيدُ أَن يَصُدَّكُمْ عَمَّا كَانَ يَعْبُدُ آبَاؤُكُمْ وَقَالُوا مَا هَذَا إِلَّا إِفْكٌ مُّفْتَرًى وَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لِلْحَقِّ لَمَّا جَاءهُمْ إِنْ هَذَا إِلَّا سِحْرٌ مُّبِينٌ ﴿٤٣﴾
34/Saba-43: Wa-itha tutla AAalayhim ayatuna bayyinatin qaloo ma hatha illa rajulun yureedu an yasuddakum AAamma kana yaAAbudu abaokum waqaloo ma hatha illa ifkun muftaran waqala allatheena kafaroo lilhaqqi lamma jaahum in hatha illa sihrun mubeenun
En als Onze duidelijke Verzen aan hen worden voorgedragen, zeggen zij: "Dit is niets anders dan een man die jullie wil affhouden van wat jullie vaderen plachten te aanbidden." En zij zeggen: "Dit is niets anders dan een verzonnen lcugen." En degenen die ongelovig zijn, zeiden over de Waarheid toen deze tot hen kwam: "Dit is niets anders dan duidelijke tovenarij." (43)
وَمَا آتَيْنَاهُم مِّن كُتُبٍ يَدْرُسُونَهَا وَمَا أَرْسَلْنَا إِلَيْهِمْ قَبْلَكَ مِن نَّذِيرٍ ﴿٤٤﴾
34/Saba-44: Wama ataynahum min kutubin yadrusoonaha wama arsalna ilayhim qablaka min natheerin
En Wij hebben ben geen boeken gegeven die zij bestudeerden. En Wij hebben vóór jou geen waarschuwer tot hen gezonden. (44)
وَكَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ وَمَا بَلَغُوا مِعْشَارَ مَا آتَيْنَاهُمْ فَكَذَّبُوا رُسُلِي فَكَيْفَ كَانَ نَكِيرِ ﴿٤٥﴾
34/Saba-45: Wakaththaba allatheena min qablihim wama balaghoo miAAshara ma ataynahum fakaththaboo rusulee fakayfa kana nakeeri
En degenen vóór hen loochenden terwijl zij (de ongelovigen) nog geen tiende hadden bereikt van wat Wij hun (de nlachtige volkeren) hadden gegeven. En zij loochenden Mijn Boodschappers. En hoe (verschrikkelijk) was toen Mijn afschuw! (45)
قُلْ إِنَّمَا أَعِظُكُم بِوَاحِدَةٍ أَن تَقُومُوا لِلَّهِ مَثْنَى وَفُرَادَى ثُمَّ تَتَفَكَّرُوا مَا بِصَاحِبِكُم مِّن جِنَّةٍ إِنْ هُوَ إِلَّا نَذِيرٌ لَّكُم بَيْنَ يَدَيْ عَذَابٍ شَدِيدٍ ﴿٤٦﴾
34/Saba-46: Qul innama aAAithukum biwahidatin an taqoomoo lillahi mathna wafurada thumma tatafakkaroo ma bisahibikum min jinnatin in huwa illa natheerun lakum bayna yaday AAathabin shadeedin
Zeg: "Voorwaar, ik vermaan jullie tot slechts één ding: dat jullie je gelweeën of alleen voor Allah opstellen en dan nadenken." Jullie metgezel (Moehammad) is niet bezeten; hij is slechts een waarschuwer voor jullie, voor een harde bestraffing. (46)
قُلْ مَا سَأَلْتُكُم مِّنْ أَجْرٍ فَهُوَ لَكُمْ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى اللَّهِ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ ﴿٤٧﴾
34/Saba-47: Qul ma saaltukum min ajrin fahuwa lakum in ajriya illa AAala Allahi wahuwa AAala kulli shay-in shaheedun
Zeg: "Ik heb jullie niet om een beloning gevraagd; die is voor jullie zelf Mijn beloning is slechts bij Allah en Hij is Getuige over alle zaken." (47)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَقْذِفُ بِالْحَقِّ عَلَّامُ الْغُيُوبِ ﴿٤٨﴾
34/Saba-48: Qul inna rabbee yaqthifu bialhaqqi AAallamu alghuyoobi
Zeg: "Mijn Heer openbaart de Waarheid. Hij is de Kenner van het onwaarneembare." (48)
قُلْ جَاء الْحَقُّ وَمَا يُبْدِئُ الْبَاطِلُ وَمَا يُعِيدُ ﴿٤٩﴾
34/Saba-49: Qul jaa alhaqqu wama yubdi-o albatilu wama yuAAeedu
Zeg: "De Waarheid is gekomen en de valsheid zal zich niet herhalen en niet terugkomen." (49)
قُلْ إِن ضَلَلْتُ فَإِنَّمَا أَضِلُّ عَلَى نَفْسِي وَإِنِ اهْتَدَيْتُ فَبِمَا يُوحِي إِلَيَّ رَبِّي إِنَّهُ سَمِيعٌ قَرِيبٌ ﴿٥٠﴾
34/Saba-50: Qul in dalaltu fa-innama adillu AAala nafsee wa-ini ihtadaytu fabima yoohee ilayya rabbee innahu sameeAAun qareebun
Zeg: "Als ik dwaal, dan dwaal ik slechts in het nadeel van mijzelf, en als ik de Leiding volg, dan is dat door wat mijn Heer aan mij heeft geopenbaard," Voorwaar, Hij is Alhorend, nabij. (50)
وَلَوْ تَرَى إِذْ فَزِعُوا فَلَا فَوْتَ وَأُخِذُوا مِن مَّكَانٍ قَرِيبٍ ﴿٥١﴾
34/Saba-51: Walaw tara ith faziAAoo fala fawta waokhithoo min makanin qareebin
En als jij hen zou zien wanneer zij beven van angst, er zal dan voor hen geen ontkomen Záin en zij zullen uit een nabije plaats genomen worden, (en dan zie jij de geweldige bestraffing). (51)
وَقَالُوا آمَنَّا بِهِ وَأَنَّى لَهُمُ التَّنَاوُشُ مِن مَكَانٍ بَعِيدٍ ﴿٥٢﴾
34/Saba-52: Waqaloo amanna bihi waanna lahumu alttanawushu min makanin baAAeedin
En zij zeggen: "Wij geloven (nu) in hem," maar hoe zouden zij (het gelooft) nog kunnen bereiken, vanaf een verafgelegen plaats? (52)
وَقَدْ كَفَرُوا بِهِ مِن قَبْلُ وَيَقْذِفُونَ بِالْغَيْبِ مِن مَّكَانٍ بَعِيدٍ ﴿٥٣﴾
34/Saba-53: Waqad kafaroo bihi min qablu wayaqthifoona bialghaybi min makanin baAAeedin
En terwijl zij liem daarvóór waarlijk verwierpen. En zij gissen naar het onwaarneembare vanaf een verafgelegen plaats. (53)
وَحِيلَ بَيْنَهُمْ وَبَيْنَ مَا يَشْتَهُونَ كَمَا فُعِلَ بِأَشْيَاعِهِم مِّن قَبْلُ إِنَّهُمْ كَانُوا فِي شَكٍّ مُّرِيبٍ ﴿٥٤﴾
34/Saba-54: Waheela baynahum wabayna ma yashtahoona kama fuAAila bi-ashyaAAihim min qablu innahum kanoo fee shakkin mureebin
En tussen hen en wat zij verlangen is een belemmering gemakt, zoals dat bij hun (soortgelijke) volkeren van vroeger is gedaan. Voorwaar, zij verkeerden in vergaande twijfel. (54)