Nederlands [Veranderen]

Al-Ma'idah 1-120, Soera De Tafel (5/Al-Ma'idah)

Soera Al-Ma'idah - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Ma'idah - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Ma'idah - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة المائدة

Soera Al-Ma'idah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ أَوْفُواْ بِالْعُقُودِ أُحِلَّتْ لَكُم بَهِيمَةُ الأَنْعَامِ إِلاَّ مَا يُتْلَى عَلَيْكُمْ غَيْرَ مُحِلِّي الصَّيْدِ وَأَنتُمْ حُرُمٌ إِنَّ اللّهَ يَحْكُمُ مَا يُرِيدُ ﴿١﴾
5/Al-Ma'idah-1: Ya ayyuha allatheena amanoo awfoo bialAAuqoodi ohillat lakum baheematu al-anAAami illa ma yutla AAalaykum ghayra muhillee alssaydi waantum hurumun inna Allaha yahkumu ma yureedu
O jullie die geloven! Komt de beloften na. Toegestaan voor jullie zijn de dieren van het vee, behalve wat aan jullie voorgelezen is. Niet toegestaan is het jagen als jullie in de gewijde staat zijn (tijdens de bedevaart). Voorwaar, Allah oordeelt over wat Hij wil. (1)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُحِلُّواْ شَعَآئِرَ اللّهِ وَلاَ الشَّهْرَ الْحَرَامَ وَلاَ الْهَدْيَ وَلاَ الْقَلآئِدَ وَلا آمِّينَ الْبَيْتَ الْحَرَامَ يَبْتَغُونَ فَضْلاً مِّن رَّبِّهِمْ وَرِضْوَانًا وَإِذَا حَلَلْتُمْ فَاصْطَادُواْ وَلاَ يَجْرِمَنَّكُمْ شَنَآنُ قَوْمٍ أَن صَدُّوكُمْ عَنِ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ أَن تَعْتَدُواْ وَتَعَاوَنُواْ عَلَى الْبرِّ وَالتَّقْوَى وَلاَ تَعَاوَنُواْ عَلَى الإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَاتَّقُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٢﴾
5/Al-Ma'idah-2: Ya ayyuha allatheena amanoo la tuhilloo shaAAa-ira Allahi wala alshshahra alharama wala alhadya wala alqala-ida wala ammeena albayta alharama yabtaghoona fadlan min rabbihim waridwanan wa-itha halaltum faistadoo wala yajrimannakum shanaanu qawmin an saddo
O jullie die geloven! Ontheiligt niet de gewijde Tekenen van Allah en niet de gewijde Maand (van de Haddj) en niet de offerieren en niet de halsomhangsels en niet degenen die onderweg zijn naar het Gewijde Huis (de Ka'bah) terwijl zij de gunst en het welgevallen van hun Heer zoeken. En wanneer jullie gewijde toestand voltooid is, dan (mogen) jullie jagen. En laat de haat van een volk dat jullie hindert (te gaan) naar de Masdjid al Harâm (de gewijde Moskee te Mekkah) jullie er niet toe brengen overtredingen te begaan, maar ondersteunt elkaar bij het goede en Taqwa. En steunt elkaar niet bij zonde en overtreding. En vreest Allah. Voorwaar, Allah is streng in de bestraffing. (2)
حُرِّمَتْ عَلَيْكُمُ الْمَيْتَةُ وَالْدَّمُ وَلَحْمُ الْخِنْزِيرِ وَمَا أُهِلَّ لِغَيْرِ اللّهِ بِهِ وَالْمُنْخَنِقَةُ وَالْمَوْقُوذَةُ وَالْمُتَرَدِّيَةُ وَالنَّطِيحَةُ وَمَا أَكَلَ السَّبُعُ إِلاَّ مَا ذَكَّيْتُمْ وَمَا ذُبِحَ عَلَى النُّصُبِ وَأَن تَسْتَقْسِمُواْ بِالأَزْلاَمِ ذَلِكُمْ فِسْقٌ الْيَوْمَ يَئِسَ الَّذِينَ كَفَرُواْ مِن دِينِكُمْ فَلاَ تَخْشَوْهُمْ وَاخْشَوْنِ الْيَوْمَ أَكْمَلْتُ لَكُمْ دِينَكُمْ وَأَتْمَمْتُ عَلَيْكُمْ نِعْمَتِي وَرَضِيتُ لَكُمُ الإِسْلاَمَ دِينًا فَمَنِ اضْطُرَّ فِي مَخْمَصَةٍ غَيْرَ مُتَجَانِفٍ لِّإِثْمٍ فَإِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٣﴾
5/Al-Ma'idah-3: Hurrimat AAalaykumu almaytatu waalddamu walahmu alkhinzeeri wama ohilla lighayri Allahi bihi waalmunkhaniqatu waalmawqoothatu waalmutaraddiyatu waalnnateehatu wama akala alssabuAAu illa ma thakkaytum wama thubiha AAala alnnusubi waan tastaqsimoo bial-azla
Verboden voor jullie zijn het kadaver, het bloed en het van de varkens en hetgeen waarover anders (dan de Naam) van Allah is uitgesproken, het gewurgde, het geslagene, het gevallene, het gestokene en dat waar de wilde dieren van gevreten hebben - behalve wat jullie geslachte hebben - on (verboden zijn) wat op de afgodsaltaren geslacht is en wat jullie met pijlen verloten. Dat is een zware zonde. Op deze dag wanhopen degenen die ongelovig zijn aan (de bestrijding van) jullie godsdienst. Vreest hen niet, maar vreest Mij. Vandaag heb Ik jullie godsdienst voor jullie vervolmaakt en heb Ik Mijn gunst voor jullie volledig gemaakt en heb Ik de Islam voor jullie als godsdienst gekozen. En wie door honger gedwongen is, zonder neiging tot zonde: Allah is dan Vergevensgezind, Meest Barmahartig. (3)
يَسْأَلُونَكَ مَاذَا أُحِلَّ لَهُمْ قُلْ أُحِلَّ لَكُمُ الطَّيِّبَاتُ وَمَا عَلَّمْتُم مِّنَ الْجَوَارِحِ مُكَلِّبِينَ تُعَلِّمُونَهُنَّ مِمَّا عَلَّمَكُمُ اللّهُ فَكُلُواْ مِمَّا أَمْسَكْنَ عَلَيْكُمْ وَاذْكُرُواْ اسْمَ اللّهِ عَلَيْهِ وَاتَّقُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿٤﴾
5/Al-Ma'idah-4: Yas-aloonaka matha ohilla lahum qul ohilla lakumu alttayyibatu wama AAallamtum mina aljawarihi mukallibeena tuAAallimoonahunna mimma AAallamakumu Allahu fakuloo mimma amsakna AAalaykum waothkuroo isma Allahi AAalayhi waittaqoo Allaha inna Allaha sareeAAu
En zij vragen jou wat hun toegestaan is. Zeg: "Jullie toegestaan zijn alle goede (soorten voedsel) en wat jullie krijgen met behulp van roofdieren die jullie leren (vangen) zoals Allah jullie leerde." Eet van wat zij voor jullie gevangen hebben, en spreekt er de Nam van Allah over uit (bij het loslaten van de afgerichte dieren) En vreest Allah. Voorwaar, Allah is snel in het opmaken van de afrekening. (4)
الْيَوْمَ أُحِلَّ لَكُمُ الطَّيِّبَاتُ وَطَعَامُ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ حِلٌّ لَّكُمْ وَطَعَامُكُمْ حِلُّ لَّهُمْ وَالْمُحْصَنَاتُ مِنَ الْمُؤْمِنَاتِ وَالْمُحْصَنَاتُ مِنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ مِن قَبْلِكُمْ إِذَا آتَيْتُمُوهُنَّ أُجُورَهُنَّ مُحْصِنِينَ غَيْرَ مُسَافِحِينَ وَلاَ مُتَّخِذِي أَخْدَانٍ وَمَن يَكْفُرْ بِالإِيمَانِ فَقَدْ حَبِطَ عَمَلُهُ وَهُوَ فِي الآخِرَةِ مِنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٥﴾
5/Al-Ma'idah-5: Alyawma ohilla lakumu alttayyibatu wataAAamu allatheena ootoo alkitaba hillun lakum wataAAamukum hillun lahum waalmuhsanatu mina almu/minati waalmuhsanatu mina allatheena ootoo alkitaba min qablikum itha ataytumoohunna ojoorahunna muhsineena ghayra musafi
Op deze dag zijn alle goede (zaken) voor jullie toegestaan gemaakt, en het voedsel (geslachte dieren) van de Lieden van de Schrift is jullie toegestam en jullie voedsel is hun toegestaan. (Toegestaan om mee te trouwen zijn:) de eerbare vrouwen onder de gelovige vrouwen en de eerbare vrouwen onder degenen die de Schrift vóór jullie gegeven is; indien jullie hun hun bruidschatten geven, in eerbaairheid handelend en niet in ontucht en neemt Seen minnaressen. En degene die het geloof verwerpt: zijn werk draagt waarlijk geen vrucht en hij behoort in het Hiernamaals tot de verliezers. (5)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إِذَا قُمْتُمْ إِلَى الصَّلاةِ فاغْسِلُواْ وُجُوهَكُمْ وَأَيْدِيَكُمْ إِلَى الْمَرَافِقِ وَامْسَحُواْ بِرُؤُوسِكُمْ وَأَرْجُلَكُمْ إِلَى الْكَعْبَينِ وَإِن كُنتُمْ جُنُبًا فَاطَّهَّرُواْ وَإِن كُنتُم مَّرْضَى أَوْ عَلَى سَفَرٍ أَوْ جَاء أَحَدٌ مَّنكُم مِّنَ الْغَائِطِ أَوْ لاَمَسْتُمُ النِّسَاء فَلَمْ تَجِدُواْ مَاء فَتَيَمَّمُواْ صَعِيدًا طَيِّبًا فَامْسَحُواْ بِوُجُوهِكُمْ وَأَيْدِيكُم مِّنْهُ مَا يُرِيدُ اللّهُ لِيَجْعَلَ عَلَيْكُم مِّنْ حَرَجٍ وَلَكِن يُرِيدُ لِيُطَهَّرَكُمْ وَلِيُتِمَّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٦﴾
5/Al-Ma'idah-6: Ya ayyuha allatheena amanoo itha qumtum ila alssalati faighsiloo wujoohakum waaydiyakum ila almarafiqi waimsahoo biruoosikum waarjulakum ila alkaAAbayni wa-in kuntum junuban faittahharoo wa-in kuntum marda aw AAala safarin aw jaa ahadun minkum mina algha-
O jullie die geloven! Wanneer jullie je voorbereiden op de shalât, wast dan jullie gezichten en jullie handen tot de ellebogen en wrijft over jullie hoofden en wast jullie voeten tot de enkels. Indien jullie Djoenoeb zijn, reinigt jullie dan. En indien jullie ziek zijn, of op reis, of als een van jullie van het toilet gekomen is, of jullie hebben jullie vrouwen aangeraakts en jullie vinden dan geen water: verricht dan Tayammoem met schone aarde. En wrijft ermee over jullie gezichten en jullie handen. Allah wil het jullie niet moeilijk maken, maar Hij wil jullie reinigen, zodat Hij Zijn genieting voor jullie vervolmaakt. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (6)
وَاذْكُرُواْ نِعْمَةَ اللّهِ عَلَيْكُمْ وَمِيثَاقَهُ الَّذِي وَاثَقَكُم بِهِ إِذْ قُلْتُمْ سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا وَاتَّقُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ﴿٧﴾
5/Al-Ma'idah-7: Waothkuroo niAAmata Allahi AAalaykum wameethaqahu allathee wathaqakum bihi ith qultum samiAAna waataAAna waittaqoo Allaha inna Allaha AAaleemun bithati alssudoori
En gedenkt de genieting van Allah voor jullie en Zijn verbond dat Hij met jullie sloot toen jullie zeiden: "Wij hebben gehoord en gehoorzaamd." En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend over wat zich in de harten bevindt. (7)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ كُونُواْ قَوَّامِينَ لِلّهِ شُهَدَاء بِالْقِسْطِ وَلاَ يَجْرِمَنَّكُمْ شَنَآنُ قَوْمٍ عَلَى أَلاَّ تَعْدِلُواْ اعْدِلُواْ هُوَ أَقْرَبُ لِلتَّقْوَى وَاتَّقُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿٨﴾
5/Al-Ma'idah-8: Ya ayyuha allatheena amanoo koonoo qawwameena lillahi shuhadaa bialqisti wala yajrimannakum shanaanu qawmin AAala alla taAAdiloo iAAdiloo huwa aqrabu lilttaqwa waittaqoo Allaha inna Allaha khabeerun bima taAAmaloona
O jullie die geloven! Weest standvastig voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet we brengen niet rechtvaardig te wezen. Weest rechtvaardig, dat is het dichtst bij Taqwa. En vreest Allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen. (8)
وَعَدَ اللّهُ الَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ لَهُم مَّغْفِرَةٌ وَأَجْرٌ عَظِيمٌ ﴿٩﴾
5/Al-Ma'idah-9: WaAAada Allahu allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati lahum maghfiratun waajrun AAatheemun
En Allah beloofde degenen die geloofden en goede werken verrichtten dat er voor hen vergeving en een geweldige beloning is. (9)
وَالَّذِينَ كَفَرُواْ وَكَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَحِيمِ ﴿١٠﴾
5/Al-Ma'idah-10: Waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu aljaheemi
En degenen die ongelovig waren en Onze Tekenen loochenden: zij zijn de bewoners van Djahîm (de Hel). (10)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اذْكُرُواْ نِعْمَتَ اللّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ هَمَّ قَوْمٌ أَن يَبْسُطُواْ إِلَيْكُمْ أَيْدِيَهُمْ فَكَفَّ أَيْدِيَهُمْ عَنكُمْ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَعَلَى اللّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ﴿١١﴾
5/Al-Ma'idah-11: Ya ayyuha allatheena amanoo othkuroo niAAmata Allahi AAalaykum ith hamma qawmun an yabsutoo ilaykum aydiyahum fakaffa aydiyahum AAankum waittaqoo Allaha waAAala Allahi falyatawakkali almu/minoona
O jullie die geloven! Gedenkt de genieting van Allah voor jullie toen een volk hun handen naar jullie wilde uitstrekken en toen (Allah) hun handen van jullie afhield. En vreest Allah. En laat de gelovigen hun vertrouwen op Allah stellen. (11)
وَلَقَدْ أَخَذَ اللّهُ مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَآئِيلَ وَبَعَثْنَا مِنهُمُ اثْنَيْ عَشَرَ نَقِيبًا وَقَالَ اللّهُ إِنِّي مَعَكُمْ لَئِنْ أَقَمْتُمُ الصَّلاَةَ وَآتَيْتُمُ الزَّكَاةَ وَآمَنتُم بِرُسُلِي وَعَزَّرْتُمُوهُمْ وَأَقْرَضْتُمُ اللّهَ قَرْضًا حَسَنًا لَّأُكَفِّرَنَّ عَنكُمْ سَيِّئَاتِكُمْ وَلأُدْخِلَنَّكُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ فَمَن كَفَرَ بَعْدَ ذَلِكَ مِنكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَاء السَّبِيلِ ﴿١٢﴾
5/Al-Ma'idah-12: Walaqad akhatha Allahu meethaqa banee isra-eela wabaAAathna minhumu ithnay AAashara naqeeban waqala Allahu innee maAAakum la-in aqamtumu alssalata waataytumu alzzakata waamantum birusulee waAAazzartumoohum waaqradtumu Allaha qardan hasanan laokaffiranna A
En voorzeker, Allah heeft een verbond met de Kinderen van Israël gesloten. En Wij hebben onder hen twaalf stamhoofden aangesteld en Allah zei: "Voorwaar, Ik ben met jullie, indien jullie de shalât verrichten en de zakât betalen en jullie in Mijn Boodschappers geloven en hen helpen en een goede lening aan Allah verstrekken (bijdragen geven op de Weg van Allah). Dan zal Ik zeker jullie fouten voor jullie uitwissen en Ik zal jullie zeker Tuinen (het Paradijs) binnenleiden waar de rivieren onder door stromen. En wie van jullie hierna ongelovig is: hij dwaalt waarlijk van de rechte Weg." (12)
فَبِمَا نَقْضِهِم مِّيثَاقَهُمْ لَعنَّاهُمْ وَجَعَلْنَا قُلُوبَهُمْ قَاسِيَةً يُحَرِّفُونَ الْكَلِمَ عَن مَّوَاضِعِهِ وَنَسُواْ حَظًّا مِّمَّا ذُكِّرُواْ بِهِ وَلاَ تَزَالُ تَطَّلِعُ عَلَىَ خَآئِنَةٍ مِّنْهُمْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمُ فَاعْفُ عَنْهُمْ وَاصْفَحْ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٣﴾
5/Al-Ma'idah-13: Fabima naqdihim meethaqahum laAAannahum wajaAAalna quloobahum qasiyatan yuharrifoona alkalima AAan mawadiAAihi wanasoo haththan mimma thukkiroo bihi wala tazalu tattaliAAu AAala kha-inatin minhum illa qaleelan minhum faoAAfu AAanhum waisfah inna Allaha yu
Maar omdat zij hun verbond verbraken, hebben Wij hen vervloekt en hebben Wij hun harten hard gemaakt. En zij verschoven de woorden (in de Schrift) van hun plaatsen en zij vergaten een gedeelte van hetgeen waarmee zij mee vermaand waren. En jij (O Moehammad), behalve van enkelen van hen. Vergeef hun en scheld (het) kwijt. Voorwaar, Allah houdt van de weldoeners. (13)
وَمِنَ الَّذِينَ قَالُواْ إِنَّا نَصَارَى أَخَذْنَا مِيثَاقَهُمْ فَنَسُواْ حَظًّا مِّمَّا ذُكِّرُواْ بِهِ فَأَغْرَيْنَا بَيْنَهُمُ الْعَدَاوَةَ وَالْبَغْضَاء إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ وَسَوْفَ يُنَبِّئُهُمُ اللّهُ بِمَا كَانُواْ يَصْنَعُونَ ﴿١٤﴾
5/Al-Ma'idah-14: Wamina allatheena qaloo inna nasara akhathna meethaqahum fanasoo haththan mimma thukkiroo bihi faaghrayna baynahumu alAAadawata waalbaghdaa ila yawmi alqiyamati wasawfa yunabbi-ohumu Allahu bima kanoo yasnaAAoona
En van degenen die zeggen: "Voorwaar, wij zijn Christenen," (zeggen Wij:) Wij sloten een verbond met hen. Zij vergaten een gedeelte van hetgeen waar zij mee vermaand waren. Wij hebben daarop vijandschap en haat tussen hen doen ontstaan tot op de Dag der Opstanding. En Allah zal hun duidelijk maken wat zij plachten te doen. (14)
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ قَدْ جَاءكُمْ رَسُولُنَا يُبَيِّنُ لَكُمْ كَثِيرًا مِّمَّا كُنتُمْ تُخْفُونَ مِنَ الْكِتَابِ وَيَعْفُو عَن كَثِيرٍ قَدْ جَاءكُم مِّنَ اللّهِ نُورٌ وَكِتَابٌ مُّبِينٌ ﴿١٥﴾
5/Al-Ma'idah-15: Ya ahla alkitabi qad jaakum rasooluna yubayyinu lakum katheeran mimma kuntum tukhfoona mina alkitabi wayaAAfoo AAan katheerin qad jaakum mina Allahi noorun wakitabun mubeenun
O Lieden van de Schrift! Waarlijk, Onze Boodschapper is tot jullie gekomen; hij heeft jullie veel duidelijk gemaakt van wat jullie in de Schrift verborgen, en hij heeft jullie veel kwijtgescholden. Waarlijk, er is van Allah een Licht (de Profeet) en een duidelijk Boek (de Koran) tot jullie gekomen. (15)
يَهْدِي بِهِ اللّهُ مَنِ اتَّبَعَ رِضْوَانَهُ سُبُلَ السَّلاَمِ وَيُخْرِجُهُم مِّنِ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّورِ بِإِذْنِهِ وَيَهْدِيهِمْ إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿١٦﴾
5/Al-Ma'idah-16: Yahdee bihi Allahu mani ittabaAAa ridwanahu subula alssalami wayukhrijuhum mina alththulumati ila alnnoori bi-ithnihi wayahdeehim ila siratin mustaqeemin
Allah leidt hen ermee die Zijn welbehagen zoeken naar wegen van vrede en Hij brengt hen vanuit de duisternissen naar het Licht, met Zijn verlof, en Hij leidt hen naar een recht Pad. (16)
لَّقَدْ كَفَرَ الَّذِينَ قَآلُواْ إِنَّ اللّهَ هُوَ الْمَسِيحُ ابْنُ مَرْيَمَ قُلْ فَمَن يَمْلِكُ مِنَ اللّهِ شَيْئًا إِنْ أَرَادَ أَن يُهْلِكَ الْمَسِيحَ ابْنَ مَرْيَمَ وَأُمَّهُ وَمَن فِي الأَرْضِ جَمِيعًا وَلِلّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا يَخْلُقُ مَا يَشَاء وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٧﴾
5/Al-Ma'idah-17: Laqad kafara allatheena qaloo inna Allaha huwa almaseehu ibnu maryama qul faman yamliku mina Allahi shay-an in arada an yuhlika almaseeha ibna maryama waommahu waman fee al-ardi jameeAAan walillahi mulku alssamawati waal-ardi wama baynahuma yakhluqu ma ya
Voorzeker, zij waren ongelovig, degenen die zeiden: "Voorwaar, Allah is de Masîh, zoon van Maryam." Zeg (O Moehammad): "Wie zou er enige macht hebben om Allah (af te houden) wanneer Hij zou wensen dat de Masîh, zoon van Maryam, en zijn moeder en wie er ook allemaal op de aarde zijn, vernietigd zou worden?" En aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. Hij schept wat Hij wil. En Allah is Almachtig over alle zaken. (17)
وَقَالَتِ الْيَهُودُ وَالنَّصَارَى نَحْنُ أَبْنَاء اللّهِ وَأَحِبَّاؤُهُ قُلْ فَلِمَ يُعَذِّبُكُم بِذُنُوبِكُم بَلْ أَنتُم بَشَرٌ مِّمَّنْ خَلَقَ يَغْفِرُ لِمَن يَشَاء وَيُعَذِّبُ مَن يَشَاء وَلِلّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا وَإِلَيْهِ الْمَصِيرُ ﴿١٨﴾
5/Al-Ma'idah-18: Waqalati alyahoodu waalnnasara nahnu abnao Allahi waahibbaohu qul falima yuAAaththibukum bithunoobikum bal antum basharun mimman khalaqa yaghfiru liman yashao wayuAAaththibu man yashao walillahi mulku alssamawati waal-ardi wama baynahuma wa-ilayhi almasee
En de Joden en de Christenen zeiden: "Wij zijn zonen van Allah en Zijn geliefden." Zeg (O Moehammed): "Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Maar nee, jullie zijn (gewone) mensen, die Hij schiep, Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil." En an Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. En tot Hem is de terugkeer. (18)
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ قَدْ جَاءكُمْ رَسُولُنَا يُبَيِّنُ لَكُمْ عَلَى فَتْرَةٍ مِّنَ الرُّسُلِ أَن تَقُولُواْ مَا جَاءنَا مِن بَشِيرٍ وَلاَ نَذِيرٍ فَقَدْ جَاءكُم بَشِيرٌ وَنَذِيرٌ وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٩﴾
5/Al-Ma'idah-19: Ya ahla alkitabi qad jaakum rasooluna yubayyinu lakum AAala fatratin mina alrrusuli an taqooloo ma jaana min basheerin wala natheerin faqad jaakum basheerun wanatheerun waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
O Lieden van de Schrift! Waarlijk, Onze Boodschapper is tot jullie gekomen, en hij heeft jullie na een onderbreking in (de rocks van) Boodschappers duidelijkheid gegeven, opdat jullie niet zouden zeggen: "Er is tot ons geen verkondiger van verheugende tijdingen en een waarschuwer gekomen." Waarlijk, er komt een verkondiger van verheugende tijdingen en een waarschuwer tot jullie. En Allah is Almachtig over alle zaken. (19)
وَإِذْ قَالَ مُوسَى لِقَوْمِهِ يَا قَوْمِ اذْكُرُواْ نِعْمَةَ اللّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ جَعَلَ فِيكُمْ أَنبِيَاء وَجَعَلَكُم مُّلُوكًا وَآتَاكُم مَّا لَمْ يُؤْتِ أَحَدًا مِّن الْعَالَمِينَ ﴿٢٠﴾
5/Al-Ma'idah-20: Wa-ith qala moosa liqawmihi ya qawmi othkuroo niAAmata Allahi AAalaykum ith jaAAala feekum anbiyaa wajaAAalakum mulookan waatakum ma lam yu/ti ahadan mina alAAalameena
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "O mijn volk, gedenkt de genieting van Allah voorjullie, toen Hij Profeten uit jullie midden voortbracht en jullie koninkrijken gaf en aan jullie gaf wat aan niet één (volk) in de werelden gegeven was. (20)
يَا قَوْمِ ادْخُلُوا الأَرْضَ المُقَدَّسَةَ الَّتِي كَتَبَ اللّهُ لَكُمْ وَلاَ تَرْتَدُّوا عَلَى أَدْبَارِكُمْ فَتَنقَلِبُوا خَاسِرِينَ ﴿٢١﴾
5/Al-Ma'idah-21: Ya qawmi odkhuloo al-arda almuqaddasata allatee kataba Allahu lakum wala tartaddoo AAala adbarikum fatanqaliboo khasireena
O mijn volk, treedt het Heilige Land binnen dat Allah jullie toegewezen heeft en keert het niet jullie ruggen toe, want anders zullen jullie als verliezers terugkeren." (21)
قَالُوا يَا مُوسَى إِنَّ فِيهَا قَوْمًا جَبَّارِينَ وَإِنَّا لَن نَّدْخُلَهَا حَتَّىَ يَخْرُجُواْ مِنْهَا فَإِن يَخْرُجُواْ مِنْهَا فَإِنَّا دَاخِلُونَ ﴿٢٢﴾
5/Al-Ma'idah-22: Qaloo ya moosa inna feeha qawman jabbareena wa-inna lan nadkhulaha hatta yakhrujoo minha fa-in yakhrujoo minha fa-inna dakhiloona
Zij zeiden: "O Môesa, daarin is een heel sterk volk en wij zullen daarin nooit binnentreden totdat zu van daar vertrekken, en indien zij het verlaten, dan zullen wij (daar) binnentreden." (22)
قَالَ رَجُلاَنِ مِنَ الَّذِينَ يَخَافُونَ أَنْعَمَ اللّهُ عَلَيْهِمَا ادْخُلُواْ عَلَيْهِمُ الْبَابَ فَإِذَا دَخَلْتُمُوهُ فَإِنَّكُمْ غَالِبُونَ وَعَلَى اللّهِ فَتَوَكَّلُواْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٢٣﴾
5/Al-Ma'idah-23: Qala rajulani mina allatheena yakhafoona anAAama Allahu AAalayhima odkhuloo AAalayhimu albaba fa-itha dakhaltumoohu fa-innakum ghaliboona waAAala Allahi fatawakkaloo in kuntum mu/mineena
Twee mannen van degenen die (Allah) vreesden en aan wie Allah van Zijn gunsten gegeven had, zeiden. "Val hen aan via de poort on waneer jullie dan binnengetreden zijn, dan zullen jullie waarlijk winnaars zijn. En stelt jullie vertrouwen op Allah, indien jullie gelovigen zijn." (23)
قَالُواْ يَا مُوسَى إِنَّا لَن نَّدْخُلَهَا أَبَدًا مَّا دَامُواْ فِيهَا فَاذْهَبْ أَنتَ وَرَبُّكَ فَقَاتِلا إِنَّا هَاهُنَا قَاعِدُونَ ﴿٢٤﴾
5/Al-Ma'idah-24: Qaloo ya moosa inna lan nadkhulaha abadan ma damoo feeha fa-ithhab anta warabbuka faqatila inna hahuna qaAAidoona
Zij zeiden; "O Môesa, wij zullen dau nooit binnentreden, den zolang zij daarbinnen zijn. Gaat u maar en uw Heer, en vecht met u tweeën, voonvaar, wij zullen hier blijven zitten." (24)
قَالَ رَبِّ إِنِّي لا أَمْلِكُ إِلاَّ نَفْسِي وَأَخِي فَافْرُقْ بَيْنَنَا وَبَيْنَ الْقَوْمِ الْفَاسِقِينَ ﴿٢٥﴾
5/Al-Ma'idah-25: Qala rabbi innee la amliku illa nafsee waakhee faofruq baynana wabayna alqawmi alfasiqeena
Hij (Môesa) zei: "O mijn Heer, ik heb alleen macht over mijzelf en mijn broeder, breng een scheiding aan tussen ons en het zwaar zondige volk." (25)
قَالَ فَإِنَّهَا مُحَرَّمَةٌ عَلَيْهِمْ أَرْبَعِينَ سَنَةً يَتِيهُونَ فِي الأَرْضِ فَلاَ تَأْسَ عَلَى الْقَوْمِ الْفَاسِقِينَ ﴿٢٦﴾
5/Al-Ma'idah-26: Qala fa-innaha muharramatun AAalayhim arbaAAeena sanatan yateehoona fee al-ardi fala ta/sa AAala alqawmi alfasiqeena
Hij (Allah) zei: "Het is daarom dat (het land) voor veertig jaren voor hen verboden wordt, (gedurende die periode) zullen zij rusteloos op aarde rondgaan. Treur daarom niet over het zwaar zondiee volk." (26)
وَاتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ ابْنَيْ آدَمَ بِالْحَقِّ إِذْ قَرَّبَا قُرْبَانًا فَتُقُبِّلَ مِن أَحَدِهِمَا وَلَمْ يُتَقَبَّلْ مِنَ الآخَرِ قَالَ لَأَقْتُلَنَّكَ قَالَ إِنَّمَا يَتَقَبَّلُ اللّهُ مِنَ الْمُتَّقِينَ ﴿٢٧﴾
5/Al-Ma'idah-27: Waotlu AAalayhim nabaa ibnay adama bialhaqqi ith qarraba qurbanan fatuqubbila min ahadihima walam yutaqabbal mina al-akhari qala laaqtulannaka qala innama yataqabbalu Allahu mina almuttaqeena
Vertel hen de warheid over het verhaal over de twee zonen van Adam: toen zij een offer brachten, werd het van één van hen (Abel) aanvaard en van de ander (Kaïn) werd het niet aanvaard. Hij (Kaïn) zei: "Ik zal jou doden." Hij (Abel) zei: "Voorwaar, Allah aanvaardt alleen het otter van de Moettaqeen. (27)
لَئِن بَسَطتَ إِلَيَّ يَدَكَ لِتَقْتُلَنِي مَا أَنَاْ بِبَاسِطٍ يَدِيَ إِلَيْكَ لَأَقْتُلَكَ إِنِّي أَخَافُ اللّهَ رَبَّ الْعَالَمِينَ ﴿٢٨﴾
5/Al-Ma'idah-28: La-in basatta ilayya yadaka litaqtulanee ma ana bibasitin yadiya ilayka li-aqtulaka innee akhafu Allaha rabba alAAalameena
Wanneer jij je hand naar mij uitstrekt om mij te doden: het is niet aan mij om mijn hand naar jou uit te strekken om jou te doden, waarlijk, ik vrees Allah, Heer der Werelden. (28)
إِنِّي أُرِيدُ أَن تَبُوءَ بِإِثْمِي وَإِثْمِكَ فَتَكُونَ مِنْ أَصْحَابِ النَّارِ وَذَلِكَ جَزَاء الظَّالِمِينَ ﴿٢٩﴾
5/Al-Ma'idah-29: Innee oreedu an taboo-a bi-ithmee wa-ithmika fatakoona min as-habi alnnari wathalika jazao alththalimeena
Voorwaar, ik wil dat je mijn zonde en jouw zonde op je neemt en dat he dan tot de bewoners van de Hel wordt. En dat is de vergelding voor de onrechtvaardigen." (29)
فَطَوَّعَتْ لَهُ نَفْسُهُ قَتْلَ أَخِيهِ فَقَتَلَهُ فَأَصْبَحَ مِنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٣٠﴾
5/Al-Ma'idah-30: FatawwaAAat lahu nafsuhu qatla akheehi faqatalahu faasbaha mina alkhasireena
Toen Zette hij zich ertoe aan om zijn broeder te doden en hij doodde hem, en zo werd hij een van de verliezers. (30)
فَبَعَثَ اللّهُ غُرَابًا يَبْحَثُ فِي الأَرْضِ لِيُرِيَهُ كَيْفَ يُوَارِي سَوْءةَ أَخِيهِ قَالَ يَا وَيْلَتَا أَعَجَزْتُ أَنْ أَكُونَ مِثْلَ هَذَا الْغُرَابِ فَأُوَارِيَ سَوْءةَ أَخِي فَأَصْبَحَ مِنَ النَّادِمِينَ ﴿٣١﴾
5/Al-Ma'idah-31: FabaAAatha Allahu ghuraban yabhathu fee al-ardi liyuriyahu kayfa yuwaree saw-ata akheehi qala ya waylata aAAajaztu an akoona mithla hatha alghurabi faowariya saw-ata akhee faasbaha mina alnnadimeena
Toen stuurde Allah een raaf, die over de grond kreste om hem te laten zien hoe hij het lichaam van zijn broeder kon bedekken. Hij zei: "Wee mij! Waarom ben ik zo zwak dat ik niet net zoals de raaf het lichaam van mijn broeder kan bedekken?" En zo werd hij een van hen die wroeging hebben. (31)
مِنْ أَجْلِ ذَلِكَ كَتَبْنَا عَلَى بَنِي إِسْرَائِيلَ أَنَّهُ مَن قَتَلَ نَفْسًا بِغَيْرِ نَفْسٍ أَوْ فَسَادٍ فِي الأَرْضِ فَكَأَنَّمَا قَتَلَ النَّاسَ جَمِيعًا وَمَنْ أَحْيَاهَا فَكَأَنَّمَا أَحْيَا النَّاسَ جَمِيعًا وَلَقَدْ جَاء تْهُمْ رُسُلُنَا بِالبَيِّنَاتِ ثُمَّ إِنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم بَعْدَ ذَلِكَ فِي الأَرْضِ لَمُسْرِفُونَ ﴿٣٢﴾
5/Al-Ma'idah-32: Min ajli thalika katabna AAala banee isra-eela annahu man qatala nafsan bighayri nafsin aw fasadin fee al-ardi fakaannama qatala alnnasa jameeAAan waman ahyaha fakaannama ahya alnnasa jameeAAan walaqad jaat-hum rusuluna bialbayyinati thumma inna katheeran
Daarom hebben Wij de Kinderem van Israel voorgeschreven dat voor wie een ziel doodt - niet (als vergelding) voor een ziel of het verderf zaaien op aarde - het is alsof hij alle mensen doodde en dat voor wie iemand laat leven, het is alsof hij alle mensen dead leven. En waarlijk, en Onze Boodschappers kwamen tot hen met duidelijke Tekenen, velen van hen (de Kinderen van Israel) waren daarna overtreders op de arde. (32)
إِنَّمَا جَزَاء الَّذِينَ يُحَارِبُونَ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَيَسْعَوْنَ فِي الأَرْضِ فَسَادًا أَن يُقَتَّلُواْ أَوْ يُصَلَّبُواْ أَوْ تُقَطَّعَ أَيْدِيهِمْ وَأَرْجُلُهُم مِّنْ خِلافٍ أَوْ يُنفَوْاْ مِنَ الأَرْضِ ذَلِكَ لَهُمْ خِزْيٌ فِي الدُّنْيَا وَلَهُمْ فِي الآخِرَةِ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿٣٣﴾
5/Al-Ma'idah-33: Innama jazao allatheena yuhariboona Allaha warasoolahu wayasAAawna fee al-ardi fasadan an yuqattaloo aw yusallaboo aw tuqattaAAa aydeehim waarjuluhum min khilafin aw yunfaw mina al-ardi thalika lahum khizyun fee alddunya walahum fee al-akhirati AAathabun
Voorwaar, de vergelding van degenen die oorlog voeren tegen Allah en Zijn Boodschapper en (die) naar het zaaien van verderf op aarde streven, is dat zij gedood worden, of gekruisigd worden, of het afhouwen van handen ert voeten aan tegenovergestelde kanten, of dat zij uit het land verbannen worden. Dat is voor hen een vernedering op de wereld en voor hen is er in het Hiernamaals een geweldige bestraffing. (33)
إِلاَّ الَّذِينَ تَابُواْ مِن قَبْلِ أَن تَقْدِرُواْ عَلَيْهِمْ فَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٣٤﴾
5/Al-Ma'idah-34: Illa allatheena taboo min qabli an taqdiroo AAalayhim faiAAlamoo anna Allaha ghafoorun raheemun
Behalve voor degenen die berouw tonen, voordat jullie hen in jullie macht krijgen (en bestraffen). En weet dat Allah Vergevensgezind, Meest Barmhhartig is. (34)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اتَّقُواْ اللّهَ وَابْتَغُواْ إِلَيهِ الْوَسِيلَةَ وَجَاهِدُواْ فِي سَبِيلِهِ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿٣٥﴾
5/Al-Ma'idah-35: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha waibtaghoo ilayhi alwaseelata wajahidoo fee sabeelihi laAAallakum tuflihoona
O jullie die geloven! Vreest Allah en zoekt naar een middel om (zo dicht mogelijk) bij Hem (te komen), en streeft op Zijn Weg. Hopelijk zullen jullie welslagen. (35)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَوْ أَنَّ لَهُم مَّا فِي الأَرْضِ جَمِيعًا وَمِثْلَهُ مَعَهُ لِيَفْتَدُواْ بِهِ مِنْ عَذَابِ يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَا تُقُبِّلَ مِنْهُمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٣٦﴾
5/Al-Ma'idah-36: Inna allatheena kafaroo law anna lahum ma fee al-ardi jameeAAan wamithlahu maAAahu liyaftadoo bihi min AAathabi yawmi alqiyamati ma tuqubbila minhum walahum AAathabun aleemun
Voorwaar, indien degenen die ongelovig zijn alles op aarde zouden hebben en het gelijke daarvan bij hen zouden hebben om daarmee hun bestraffing op de Dag der Opstanding af te kopen: het zou niet van hen aanvaard worden. En er is voor hen een pijnlijke bestraffing. (36)
يُرِيدُونَ أَن يَخْرُجُواْ مِنَ النَّارِ وَمَا هُم بِخَارِجِينَ مِنْهَا وَلَهُمْ عَذَابٌ مُّقِيمٌ ﴿٣٧﴾
5/Al-Ma'idah-37: Yureedoona an yakhrujoo mina alnnari wama hum bikharijeena minha walahum AAathabun muqeemun
Zij zuilen uit de Hel willen ontsnappen, maar er is voor hen geen ontsnapping daaruit, en voor hen is een voortdurende bestraffing. (37)
وَالسَّارِقُ وَالسَّارِقَةُ فَاقْطَعُواْ أَيْدِيَهُمَا جَزَاء بِمَا كَسَبَا نَكَالاً مِّنَ اللّهِ وَاللّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ ﴿٣٨﴾
5/Al-Ma'idah-38: Waalssariqu waalssariqatu faiqtaAAoo aydiyahuma jazaan bima kasaba nakalan mina Allahi waAllahu AAazeezun hakeemun
En de dief en de dievegge: houwt hun handen af als een vergelding vanwege (de misdaad) die zij begingen, als een bestraffing van Allah. En Allah is Almachtig, Alwijs. (38)
فَمَن تَابَ مِن بَعْدِ ظُلْمِهِ وَأَصْلَحَ فَإِنَّ اللّهَ يَتُوبُ عَلَيْهِ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٣٩﴾
5/Al-Ma'idah-39: Faman taba min baAAdi thulmihi waaslaha fa-inna Allaha yatoobu AAalayhi inna Allaha ghafoorun raheemun
En wit na zijn onrecht berouw toont en zich betert: Allah aanvaardt het berouw van hem. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (39)
أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ اللّهَ لَهُ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ يُعَذِّبُ مَن يَشَاء وَيَغْفِرُ لِمَن يَشَاء وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٤٠﴾
5/Al-Ma'idah-40: Alam taAAlam anna Allaha lahu mulku alssamawati waal-ardi yuAAaththibu man yashao wayaghfiru liman yashao waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
Weet jij dan niet dat het Koninkrijk van de hemelen en de aarde aan Allah toebehoort: Hij straft wie Hij wil en Hij vergeeft wie Hij wil. En Allah is Almachtig over alle zaken. (40)
يَا أَيُّهَا الرَّسُولُ لاَ يَحْزُنكَ الَّذِينَ يُسَارِعُونَ فِي الْكُفْرِ مِنَ الَّذِينَ قَالُواْ آمَنَّا بِأَفْوَاهِهِمْ وَلَمْ تُؤْمِن قُلُوبُهُمْ وَمِنَ الَّذِينَ هِادُواْ سَمَّاعُونَ لِلْكَذِبِ سَمَّاعُونَ لِقَوْمٍ آخَرِينَ لَمْ يَأْتُوكَ يُحَرِّفُونَ الْكَلِمَ مِن بَعْدِ مَوَاضِعِهِ يَقُولُونَ إِنْ أُوتِيتُمْ هَذَا فَخُذُوهُ وَإِن لَّمْ تُؤْتَوْهُ فَاحْذَرُواْ وَمَن يُرِدِ اللّهُ فِتْنَتَهُ فَلَن تَمْلِكَ لَهُ مِنَ اللّهِ شَيْئًا أُوْلَئِكَ الَّذِينَ لَمْ يُرِدِ اللّهُ أَن يُطَهِّرَ قُلُوبَهُمْ لَهُمْ فِي الدُّنْيَا خِزْيٌ وَلَهُمْ فِي الآخِرَةِ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿٤١﴾
5/Al-Ma'idah-41: Ya ayyuha alrrasoolu la yahzunka allatheena yusariAAoona fee alkufri mina allatheena qaloo amanna bi-afwahihim walam tu/min quloobuhum wamina allatheena hadoo sammaAAoona lilkathibi sammaAAoona liqawmin akhareena lam ya/tooka yuharrifoona alkalima min baA
O Boodschapper! Laat je niet bedroeven door degenen die met elkaar wedijveren in ongeloof en die behoren tot degenen die met hun monden zeggen: "Wij geloven,"' maar wiens harten niet geloven. En er zijn er onder de Joden, die gehoor geven aan de leugen: zij geven gehoor aan een ander volk dat niet bij jou gekomen is (en jou niet kent). Zij verdraaien de woorden van hun plaatsen. Zij zeggen: "Indien jullie dat gegeven is, neemt het dan; en als jullie het niet gegeven is, let dan op." En als Allah Zijn beproeving voor iemand wil, dan ben jij niet bij machte dat bij Allah tegen te houden. Zij zijn degenen wiens harten Allah niet wil reinigen. Voor hen is er op de wereld een vernedering en voor hen is er in het Hiernamaals een geweldige bestraffing. (41)
سَمَّاعُونَ لِلْكَذِبِ أَكَّالُونَ لِلسُّحْتِ فَإِن جَآؤُوكَ فَاحْكُم بَيْنَهُم أَوْ أَعْرِضْ عَنْهُمْ وَإِن تُعْرِضْ عَنْهُمْ فَلَن يَضُرُّوكَ شَيْئًا وَإِنْ حَكَمْتَ فَاحْكُم بَيْنَهُمْ بِالْقِسْطِ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُقْسِطِينَ ﴿٤٢﴾
5/Al-Ma'idah-42: SammaAAoona lilkathibi akkaloona lilssuhti fa-in jaooka faohkum baynahum aw aAArid AAanhum wa-in tuAArid AAanhum falan yadurrooka shay-an wa-in hakamta faohkum baynahum bialqisti inna Allaha yuhibbu almuqsiteena
Zij blijven gehoor geven aan de leugen en zij blijven eten van het verbodene en als zij tot jou komen: oordeel dan tussen hen of wend je van hen af en indien jij je van hen afwendt, dan kunnen zij jou geen enkele schade berokkenen. En iendien jij oordeelt, oordeel dan onder hen met rechtvaardigheid. Voorwaar, Allah houdt van de rechtvaardigen. (42)
وَكَيْفَ يُحَكِّمُونَكَ وَعِندَهُمُ التَّوْرَاةُ فِيهَا حُكْمُ اللّهِ ثُمَّ يَتَوَلَّوْنَ مِن بَعْدِ ذَلِكَ وَمَا أُوْلَئِكَ بِالْمُؤْمِنِينَ ﴿٤٣﴾
5/Al-Ma'idah-43: Wakayfa yuhakkimoonaka waAAindahumu alttawratu feeha hukmu Allahi thumma yatawallawna min baAAdi thalika wama ola-ika bialmu/mineena
Maar hoe komt het, dat zij zich door jou laten oordelen, terwijl zij de de Taurât bij zich hebben? Daarin is de wet van Allah en zelfs na dat zullen zij zich afkeren! En zij zijn geen gelovigen! (43)
إِنَّا أَنزَلْنَا التَّوْرَاةَ فِيهَا هُدًى وَنُورٌ يَحْكُمُ بِهَا النَّبِيُّونَ الَّذِينَ أَسْلَمُواْ لِلَّذِينَ هَادُواْ وَالرَّبَّانِيُّونَ وَالأَحْبَارُ بِمَا اسْتُحْفِظُواْ مِن كِتَابِ اللّهِ وَكَانُواْ عَلَيْهِ شُهَدَاء فَلاَ تَخْشَوُاْ النَّاسَ وَاخْشَوْنِ وَلاَ تَشْتَرُواْ بِآيَاتِي ثَمَنًا قَلِيلاً وَمَن لَّمْ يَحْكُم بِمَا أَنزَلَ اللّهُ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْكَافِرُونَ ﴿٤٤﴾
5/Al-Ma'idah-44: Inna anzalna alttawrata feeha hudan wanoorun yahkumu biha alnnabiyyoona allatheena aslamoo lillatheena hadoo waalrrabbaniyyoona waal-ahbaru bima istuhfithoo min kitabi Allahi wakanoo AAalayhi shuhadaa fala takhshawoo alnnasa waikhshawni wala tashtaroo bi-
Voorwaar, Wij hebben de Taurât neergezonden met daarin leiding en licht. De profeten, die zich (aan Allah) overgegeven hadden, oordeelden ermee over de Joden. En de rabbijnen en de schriftgeleerden (oordeelden ook), met behulp van hetgeen hun van de schrift van Allah was toevertrouwd en zij waren daar getuigen van. Vreest daarom niet de mensen maar vreest Mij en verruilt Mijn tekens niet voor een geringe prijs. En wie niet oordeelt met wat Allah geopenbaard heeft: zij zijn de ongelovigen! (44)
وَكَتَبْنَا عَلَيْهِمْ فِيهَا أَنَّ النَّفْسَ بِالنَّفْسِ وَالْعَيْنَ بِالْعَيْنِ وَالأَنفَ بِالأَنفِ وَالأُذُنَ بِالأُذُنِ وَالسِّنَّ بِالسِّنِّ وَالْجُرُوحَ قِصَاصٌ فَمَن تَصَدَّقَ بِهِ فَهُوَ كَفَّارَةٌ لَّهُ وَمَن لَّمْ يَحْكُم بِمَا أنزَلَ اللّهُ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ ﴿٤٥﴾
5/Al-Ma'idah-45: Wakatabna AAalayhim feeha anna alnnafsa bialnnafsi waalAAayna bialAAayni waal-anfa bial-anfi waalothuna bialothuni waalssinna bialssinni waaljurooha qisasun faman tasaddaqa bihi fahuwa kaffaratun lahu waman lam yahkum bima anzala Allahu faola-ika humu alt
En Wij hebben daarin voor hen voorgeschreven: dat een ziel voor een ziel, een oog voor een oog, een neus voor een neus, een oor voor een oor, een tand voor een tand (vergolden wordt), en bij wonden geldt (ook) vergelding (qishâsh). En wie het kwijtscheldt: het is voor hem een uitwissing (van zijn zonden). En wie niet oordeelt met wat Allah neergezonden heeft: zij zijn het die de onrechtvaardigen zijn! (45)
وَقَفَّيْنَا عَلَى آثَارِهِم بِعَيسَى ابْنِ مَرْيَمَ مُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ مِنَ التَّوْرَاةِ وَآتَيْنَاهُ الإِنجِيلَ فِيهِ هُدًى وَنُورٌ وَمُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ مِنَ التَّوْرَاةِ وَهُدًى وَمَوْعِظَةً لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٤٦﴾
5/Al-Ma'idah-46: Waqaffayna AAala atharihim biAAeesa ibni maryama musaddiqan lima bayna yadayhi mina alttawrati waataynahu al-injeela feehi hudan wanoorun wamusaddiqan lima bayna yadayhi mina alttawrati wahudan wamawAAithatan lilmuttaqeena
En Wij lieten 'Isa, zoon van Maryam, in hun voetstappen volgen, ter bevestiging van wat er van de Taurat (reeds) vóór hem was. En Wij gaven hem de Indjîl met daarin Leiding on Licht en een bevestiging van wat er van de Taurât (reeds) vóór hem was: als een leiding en een onderricht voor de Moettaqôen. (46)
وَلْيَحْكُمْ أَهْلُ الإِنجِيلِ بِمَا أَنزَلَ اللّهُ فِيهِ وَمَن لَّمْ يَحْكُم بِمَا أَنزَلَ اللّهُ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ ﴿٤٧﴾
5/Al-Ma'idah-47: Walyahkum ahlu al-injeeli bima anzala Allahu feehi waman lam yahkum bima anzala Allahu faola-ika humu alfasiqoona
En laat de lieden van de Indjil oordelen met wat Allah daarin geopenbaard heeft. En wie niet oordeelt met wat Allah neergezonden heeft: zij zijn degenen die zware zondaren zijn. (47)
وَأَنزَلْنَا إِلَيْكَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ مُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ مِنَ الْكِتَابِ وَمُهَيْمِنًا عَلَيْهِ فَاحْكُم بَيْنَهُم بِمَا أَنزَلَ اللّهُ وَلاَ تَتَّبِعْ أَهْوَاءهُمْ عَمَّا جَاءكَ مِنَ الْحَقِّ لِكُلٍّ جَعَلْنَا مِنكُمْ شِرْعَةً وَمِنْهَاجًا وَلَوْ شَاء اللّهُ لَجَعَلَكُمْ أُمَّةً وَاحِدَةً وَلَكِن لِّيَبْلُوَكُمْ فِي مَآ آتَاكُم فَاسْتَبِقُوا الخَيْرَاتِ إِلَى الله مَرْجِعُكُمْ جَمِيعًا فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿٤٨﴾
5/Al-Ma'idah-48: Waanzalna ilayka alkitaba bialhaqqi musaddiqan lima bayna yadayhi mina alkitabi wamuhayminan AAalayhi faohkum baynahum bima anzala Allahu wala tattabiAA ahwaahum AAamma jaaka mina alhaqqi likullin jaAAalna minkum shirAAatan waminhajan walaw shaa Allahu la
En Wij hebben aan jou het Boek (de Koran) met de Waarheid neergezonden, ter bevestiging van de Schrift die eraan vooraf ging en ter bescherming. Oordeel dus onder hen met wat Allah neergezonden heeft. En volg niet hun begeerten om van de Waarheid die tot jou gekomen is af te wijken. Voor een ieder onder jullie hebben Wij een Wet en een manier van leven bepaald. En als Allah gewild had, had Hij jullie (als behorend) tot een godsdienst gemaakt, maar (Hij doet dit niet omdat Hij) jullie op de proef stelt met wat Hij jullie gegeven heeft. Wedijvert dus (op het gebied) van de goede zaken. Tot Allah is de terugkeer van jullie allemaal, en Hij zal jullie hetgeen waarover jullie van mening verschillen vertellen. (48)
وَأَنِ احْكُم بَيْنَهُم بِمَآ أَنزَلَ اللّهُ وَلاَ تَتَّبِعْ أَهْوَاءهُمْ وَاحْذَرْهُمْ أَن يَفْتِنُوكَ عَن بَعْضِ مَا أَنزَلَ اللّهُ إِلَيْكَ فَإِن تَوَلَّوْاْ فَاعْلَمْ أَنَّمَا يُرِيدُ اللّهُ أَن يُصِيبَهُم بِبَعْضِ ذُنُوبِهِمْ وَإِنَّ كَثِيرًا مِّنَ النَّاسِ لَفَاسِقُونَ ﴿٤٩﴾
5/Al-Ma'idah-49: Waani ohkum baynahum bima anzala Allahu wala tattabiAA ahwaahum waihtharhum an yaftinooka AAan baAAdi ma anzala Allahu ilayka fa-in tawallaw faiAAlam annama yureedu Allahu an yuseebahum bibaAAdi thunoobihim wa-inna katheeran mina alnnasi lafasiqoona
En oordeel (O Moehammad) onder hen met wat Allah neergezonden heeft, en volg niet hun begeerten en hoed je voor hen opdat zij jou niet weglokken van een deel van wat Allah jou neergezonden heeft. En als zij zich afwenden: weet dan dat Allah hen waarlijk wil treffen voor sommige van hun zonden. En voorwaar, veel van de mensen zijn zeket zwaar zondig. (49)
أَفَحُكْمَ الْجَاهِلِيَّةِ يَبْغُونَ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ اللّهِ حُكْمًا لِّقَوْمٍ يُوقِنُونَ ﴿٥٠﴾
5/Al-Ma'idah-50: Afahukma aljahiliyyati yabghoona waman ahsanu mina Allahu hukman liqawmin yooqinoona
Zoeken zij dan de wet van de Djahiliyyah (onwetendheid)? En wie is er beter dan Allah in het oordelen over hot overtuigde volk? (50)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَتَّخِذُواْ الْيَهُودَ وَالنَّصَارَى أَوْلِيَاء بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاء بَعْضٍ وَمَن يَتَوَلَّهُم مِّنكُمْ فَإِنَّهُ مِنْهُمْ إِنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿٥١﴾
5/Al-Ma'idah-51: Ya ayyuha allatheena amanoo la tattakhithoo alyahooda waalnnasara awliyaa baAAduhum awliyao baAAdin waman yatawallahum minkum fa-innahu minhum inna Allaha la yahdee alqawma alththalimeena
O jullie die geloven! Neemt niet de Joden en de Christenen als beschermers, zij beschermen elkaar. En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar, hij behoort tot hen. Voorwaar. Allab leidt het onrechtvaardige volk niet. (51)
فَتَرَى الَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ يُسَارِعُونَ فِيهِمْ يَقُولُونَ نَخْشَى أَن تُصِيبَنَا دَآئِرَةٌ فَعَسَى اللّهُ أَن يَأْتِيَ بِالْفَتْحِ أَوْ أَمْرٍ مِّنْ عِندِهِ فَيُصْبِحُواْ عَلَى مَا أَسَرُّواْ فِي أَنْفُسِهِمْ نَادِمِينَ ﴿٥٢﴾
5/Al-Ma'idah-52: Fatara allatheena fee quloobihim maradun yusariAAoona feehim yaqooloona nakhsha an tuseebana da-iratun faAAasa Allahu an ya/tiya bialfathi aw amrin min AAindihi fayusbihoo AAala ma asarroo fee anfusihim nadimeena
En jij ziet toch dat zij in hun harten een ziekte hebben en zich naar hen (de vijanden van de moslims) toe haasten. Zij zeggen: "Wij vrezen dat een verandering (van het lot) ons zal treffen." Misschien dat Allah (jou) de overwinning zal geven, of een beschikking van Hem (in hun nadeel zal geven), dan zullen zij spijt hebben van wat zij in zichzelf geheim hielden. (52)
وَيَقُولُ الَّذِينَ آمَنُواْ أَهَؤُلاء الَّذِينَ أَقْسَمُواْ بِاللّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ إِنَّهُمْ لَمَعَكُمْ حَبِطَتْ أَعْمَالُهُمْ فَأَصْبَحُواْ خَاسِرِينَ ﴿٥٣﴾
5/Al-Ma'idah-53: Wayaqoolu allatheena amanoo ahaola-i allatheena aqsamoo biAllahi jahda aymanihim innahum lamaAAakum habitat aAAmaluhum faasbahoo khasireena
En degenen die geloven zeggen (tegen hun vijanden over de hypocrieten): "Zijn zij degenen die bij Allah zwoeren dat zij echt bij jullie zouden zijn?" Hun werken zullen vruchteloos zijn en zij zullen verliezers worden. (53)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ مَن يَرْتَدَّ مِنكُمْ عَن دِينِهِ فَسَوْفَ يَأْتِي اللّهُ بِقَوْمٍ يُحِبُّهُمْ وَيُحِبُّونَهُ أَذِلَّةٍ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ أَعِزَّةٍ عَلَى الْكَافِرِينَ يُجَاهِدُونَ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَلاَ يَخَافُونَ لَوْمَةَ لآئِمٍ ذَلِكَ فَضْلُ اللّهِ يُؤْتِيهِ مَن يَشَاء وَاللّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ﴿٥٤﴾
5/Al-Ma'idah-54: Ya ayyuha allatheena amanoo man yartadda minkum AAan deenihi fasawfa ya/tee Allahu biqawmin yuhibbuhum wayuhibboonahu athillatin AAala almu/mineena aAAizzatin AAala alkafireena yujahidoona fee sabeeli Allahi wala yakhafoona lawmata la-imin thalika fadlu A
O jullie die geloven! Wie van jullie zijn godsdienst afvallig is: Allah zal een volk nemen waar Hij van houdt en dat van Hem houdt, dat zachtmoedig is tegenover de gelovigen en streng tegenover de ongelovigen, dat streeft op de Weg van Allah en zij zijn niet bang voor degenen die verwijten maken. Dat is de gunst van Allah, die Hij geeft aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend, Alwetend. (54)
إِنَّمَا وَلِيُّكُمُ اللّهُ وَرَسُولُهُ وَالَّذِينَ آمَنُواْ الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلاَةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُمْ رَاكِعُونَ ﴿٥٥﴾
5/Al-Ma'idah-55: Innama waliyyukumu Allahu warasooluhu waallatheena amanoo allatheena yuqeemoona alssalata wayu/toona alzzakata wahum rakiAAoona
Voorwaar, jullie helpers zijn Allah en Zijn Boodschapper en degenen die geloven, die de shalât verrichten en de zakât geven, zij buigen zich nederig. (55)
وَمَن يَتَوَلَّ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَالَّذِينَ آمَنُواْ فَإِنَّ حِزْبَ اللّهِ هُمُ الْغَالِبُونَ ﴿٥٦﴾
5/Al-Ma'idah-56: Waman yatawalla Allaha warasoolahu waallatheena amanoo fa-inna hizba Allahi humu alghaliboona
En wie Allah tot Beschermer neemt en Zijn Boodschapper en degenen die gelovig zijn: voorwaar, de groep (volgelingen) van Allah is overwinnaar. (56)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَتَّخِذُواْ الَّذِينَ اتَّخَذُواْ دِينَكُمْ هُزُوًا وَلَعِبًا مِّنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ مِن قَبْلِكُمْ وَالْكُفَّارَ أَوْلِيَاء وَاتَّقُواْ اللّهَ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿٥٧﴾
5/Al-Ma'idah-57: Ya ayyuha allatheena amanoo la tattakhithoo allatheena ittakhathoo deenakum huzuwan walaAAiban mina allatheena ootoo alkitaba min qablikum waalkuffara awliyaa waittaqoo Allaha in kuntum mu/mineena
O jultie die geloven! Neemt niet degenen die jullie godsdienst tot een (onderwerp van) bespotting en scherts maken van degenen die de Schrift vóór jullie gegeven waren en de ongelovigen als beschcrmcrs. En vreest Allah, indien jullie gelovigen zijn. (57)
وَإِذَا نَادَيْتُمْ إِلَى الصَّلاَةِ اتَّخَذُوهَا هُزُوًا وَلَعِبًا ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لاَّ يَعْقِلُونَ ﴿٥٨﴾
5/Al-Ma'idah-58: Wa-itha nadaytum ila alssalati ittakhathooha huzuwan walaAAiban thalika bi-annahum qawmun la yaAAqiloona
En wanneer jullie oproepen tot dc shalât, nemen zij dat als (onderwerp van) bespotting on scherts. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. (58)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ هَلْ تَنقِمُونَ مِنَّا إِلاَّ أَنْ آمَنَّا بِاللّهِ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ مِن قَبْلُ وَأَنَّ أَكْثَرَكُمْ فَاسِقُونَ ﴿٥٩﴾
5/Al-Ma'idah-59: Qul ya ahla alkitabi hal tanqimoona minna illa an amanna biAllahi wama onzila ilayna wama onzila min qablu waanna aktharakum fasiqoona
Zeg (O Moehammad): "'O Lieden van de Schrift! Wreken jullie je alleen maar op ons omdat wij in Allah geloven en (in) wat ons is neergczomden en (in) wat vroeger neergezonden is? En voorwaar, de meesten van jullie zijn zware zondaren." (59)
قُلْ هَلْ أُنَبِّئُكُم بِشَرٍّ مِّن ذَلِكَ مَثُوبَةً عِندَ اللّهِ مَن لَّعَنَهُ اللّهُ وَغَضِبَ عَلَيْهِ وَجَعَلَ مِنْهُمُ الْقِرَدَةَ وَالْخَنَازِيرَ وَعَبَدَ الطَّاغُوتَ أُوْلَئِكَ شَرٌّ مَّكَاناً وَأَضَلُّ عَن سَوَاء السَّبِيلِ ﴿٦٠﴾
5/Al-Ma'idah-60: Qul hal onabbi-okum bisharrin min thalika mathoobatan AAinda Allahi man laAAanahu Allahu waghadiba AAalayhi wajaAAala minhumu alqiradata waalkhanazeera waAAabada alttaghooti ola-ika sharrun makanan waadallu AAan sawa-i alssabeeli
Zeg: "Zal ik jullie iets mededelen dat slechter is dan dat, als een vergelding van Allah? Wie door Allah vervloekt is en op wie Allah woedend is, en van wie Hij soinmigen tot apen an varkens gemaakt heeft, en die de Thaghôet dienen: zij zijn degenen die de slechtste plaats hebben en die hct verst afdwalen van de Weg!" (60)
وَإِذَا جَآؤُوكُمْ قَالُوَاْ آمَنَّا وَقَد دَّخَلُواْ بِالْكُفْرِ وَهُمْ قَدْ خَرَجُواْ بِهِ وَاللّهُ أَعْلَمُ بِمَا كَانُواْ يَكْتُمُونَ ﴿٦١﴾
5/Al-Ma'idah-61: Wa-itha jaookum qaloo amanna waqad dakhaloo bialkufri wahum qad kharajoo bihi waAllahu aAAlamu bima kanoo yaktumoona
En wanneer zij tot jullie kwamen, zeiden zij: "Wij geloven." Terwijl zij waarlijk (de Islam) als ongelovigen binnen gingen en zij gingen er waarlik (als ongelovigen) uit. En Allah weet beter wat zij plachten te verbergen. (61)
وَتَرَى كَثِيرًا مِّنْهُمْ يُسَارِعُونَ فِي الإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَأَكْلِهِمُ السُّحْتَ لَبِئْسَ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿٦٢﴾
5/Al-Ma'idah-62: Watara katheeran minhum yusariAAoona fee al-ithmi waalAAudwani waaklihimu alssuhta labi/sa ma kanoo yaAAmaloona
En jij ziet velen van hen terwijl zij zich haasten naar de zonde en de overtreding en hun eten van hel verbodene. Het is zeker slecht wat zij plachten te doen! (62)
لَوْلاَ يَنْهَاهُمُ الرَّبَّانِيُّونَ وَالأَحْبَارُ عَن قَوْلِهِمُ الإِثْمَ وَأَكْلِهِمُ السُّحْتَ لَبِئْسَ مَا كَانُواْ يَصْنَعُونَ ﴿٦٣﴾
5/Al-Ma'idah-63: Lawla yanhahumu alrrabbaniyyoona waal-ahbaru AAan qawlihimu al-ithma waaklihimu alssuhta labi/sa ma kanoo yasnaAAoona
Waarom verbieden de geleerden en de godsgdeerden (onder de Joden) hun hun zondige woorden niet en hun eten van het verbodene? Het is zeker slecht wat zij plachten te bedrijven! (63)
وَقَالَتِ الْيَهُودُ يَدُ اللّهِ مَغْلُولَةٌ غُلَّتْ أَيْدِيهِمْ وَلُعِنُواْ بِمَا قَالُواْ بَلْ يَدَاهُ مَبْسُوطَتَانِ يُنفِقُ كَيْفَ يَشَاء وَلَيَزِيدَنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم مَّا أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ طُغْيَانًا وَكُفْرًا وَأَلْقَيْنَا بَيْنَهُمُ الْعَدَاوَةَ وَالْبَغْضَاء إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ كُلَّمَا أَوْقَدُواْ نَارًا لِّلْحَرْبِ أَطْفَأَهَا اللّهُ وَيَسْعَوْنَ فِي الأَرْضِ فَسَادًا وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ الْمُفْسِدِينَ ﴿٦٤﴾
5/Al-Ma'idah-64: Waqalati alyahoodu yadu Allahi maghloolatun ghullat aydeehim waluAAinoo bima qaloo bal yadahu mabsootatani yunfiqu kayfa yashao walayazeedanna katheeran minhum ma onzila ilayka min rabbika tughyanan wakufran waalqayna baynahumu alAAadawata waalbaghdaa ila
En de Joden zeiden: "De Hand van Allah is gebonden (gierig)." Hun handen zijn gebonden en vervloekt zijn zij vanwege wat zij zeiden! Welnee, Zijn handen zijn wijd uitgestrekt en Hij schenkt hoe Hij wil. (Do Koran,) die door jouw Heer aan jou is neergezonden, vermeerdert zeker bij velen van hen overtreding en ongeloof. En Wij wakkerden vijandschap en haat onder hen aan tot aan de Dag der Opstanding. Iedere keer dat zij een vuur ontsteken, dat tot de oorlog leidt, dooft Allah het. En zij zaaien verderf op de aarde. En Allah houdt niet van de verderfzaaiers. (64)
وَلَوْ أَنَّ أَهْلَ الْكِتَابِ آمَنُواْ وَاتَّقَوْاْ لَكَفَّرْنَا عَنْهُمْ سَيِّئَاتِهِمْ وَلأدْخَلْنَاهُمْ جَنَّاتِ النَّعِيمِ ﴿٦٥﴾
5/Al-Ma'idah-65: Walaw anna ahla alkitabi amanoo waittaqaw lakaffarna AAanhum sayyi-atihim walaadkhalnahum jannati alnnaAAeemi
En als de Lieden van de Schrift maar hadden geloofd en (Allah) gevreesd, dan hadden Wij hen hun fouten uitgewist en hadden Wij hen gelukzali Tuinen (het Paradijs) binnengeleid. (65)
وَلَوْ أَنَّهُمْ أَقَامُواْ التَّوْرَاةَ وَالإِنجِيلَ وَمَا أُنزِلَ إِلَيهِم مِّن رَّبِّهِمْ لأكَلُواْ مِن فَوْقِهِمْ وَمِن تَحْتِ أَرْجُلِهِم مِّنْهُمْ أُمَّةٌ مُّقْتَصِدَةٌ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ سَاء مَا يَعْمَلُونَ ﴿٦٦﴾
5/Al-Ma'idah-66: Walaw annahum aqamoo alttawrata waal-injeela wama onzila ilayhim min rabbihim laakaloo min fawqihim wamin tahti arjulihim minhum ommatun muqtasidatun wakatheerun minhum saa ma yaAAmaloona
En als zij zich aan de Taurât vastgehouden hadden en aan de Indjil en aan wat hun van hun Heer neergezonden was, dan hadden zij gegeten van wat boven ben en onder hun voeten (aan voedsel) was. Onder hen is een gematigde gemeenschap, maar van velen van hen is het slecht wat zij doen. (66)
يَا أَيُّهَا الرَّسُولُ بَلِّغْ مَا أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ وَإِن لَّمْ تَفْعَلْ فَمَا بَلَّغْتَ رِسَالَتَهُ وَاللّهُ يَعْصِمُكَ مِنَ النَّاسِ إِنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ ﴿٦٧﴾
5/Al-Ma'idah-67: Ya ayyuha alrrasoolu balligh ma onzila ilayka min rabbika wa-in lam tafAAal fama ballaghta risalatahu waAllahu yaAAsimuka mina alnnasi inna Allaha la yahdee alqawma alkafireena
O Boodschapper! Verkondig wat jou van jouw Heer neergezonden is. En indien jij dat niet doet, dan heb jij Zijn Boodschap niet verkondigd. En Allah zal jou tegen de mensen beschermen. Voorwaar, Allah leidt het ongelovige volk niet. (67)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لَسْتُمْ عَلَى شَيْءٍ حَتَّىَ تُقِيمُواْ التَّوْرَاةَ وَالإِنجِيلَ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْكُم مِّن رَّبِّكُمْ وَلَيَزِيدَنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم مَّا أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ طُغْيَانًا وَكُفْرًا فَلاَ تَأْسَ عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ﴿٦٨﴾
5/Al-Ma'idah-68: Qul ya ahla alkitabi lastum AAala shay-in hatta tuqeemoo alttawrata waal-injeela wama onzila ilaykum min rabbikum walayazeedanna katheeran minhum ma onzila ilayka min rabbika tughyanan wakufran fala ta/sa AAala alqawmi alkafireena
Zeg (O Moehammad): "O Lieden van de Schrift! Jullie zijn niet (op de juiste weg) dat jullie je niet vasthouden aan de TaurAt en de Indjil en aan wat jullie door jullie Heer neergezonden is." (De Koran) die door jouw Heer aan jou is neergezonden, vermeerdert zeker bij velen van hen overtreding en ongeloof. En treur niet om het ongelovige. (68)
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُواْ وَالَّذِينَ هَادُواْ وَالصَّابِؤُونَ وَالنَّصَارَى مَنْ آمَنَ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وعَمِلَ صَالِحًا فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٦٩﴾
5/Al-Ma'idah-69: Inna allatheena amanoo waallatheena hadoo waalssabi-oona waalnnasara man amana biAllahi waalyawmi al-akhiri waAAamila salihan fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Voorwaar, degenen die (in de Koran) geloven en de Joden en de Sabiërs en de Christenen en wie er in Allah en de Laatste Dag geloven en goede werk verrichten: voor hen zal er geen angst zijn en zij zullen niet treuren. (69)
لَقَدْ أَخَذْنَا مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَائِيلَ وَأَرْسَلْنَا إِلَيْهِمْ رُسُلاً كُلَّمَا جَاءهُمْ رَسُولٌ بِمَا لاَ تَهْوَى أَنْفُسُهُمْ فَرِيقًا كَذَّبُواْ وَفَرِيقًا يَقْتُلُونَ ﴿٧٠﴾
5/Al-Ma'idah-70: Laqad akhathna meethaqa banee isra-eela waarsalna ilayhim rusulan kullama jaahum rasoolun bima la tahwa anfusuhum fareeqan kaththaboo wafareeqan yaqtuloona
En Wij sloten een verbond met de Kinderen van Israel en Wij zonden hen Boodschappers. Iedere keer dat er een Boodschapper tot hen kwam, met wat niet met hun eigen wens overeenkwam, loochenden zij sominigen en doodden zij sommigen. (70)
وَحَسِبُواْ أَلاَّ تَكُونَ فِتْنَةٌ فَعَمُواْ وَصَمُّواْ ثُمَّ تَابَ اللّهُ عَلَيْهِمْ ثُمَّ عَمُواْ وَصَمُّواْ كَثِيرٌ مِّنْهُمْ وَاللّهُ بَصِيرٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿٧١﴾
5/Al-Ma'idah-71: Wahasiboo alla takoona fitnatun faAAamoo wasammoo thumma taba Allahu AAalayhim thumma AAamoo wasammoo katheerun minhum waAllahu baseerun bima yaAAmaloona
En zij dackten dat er geen beproeving zou zijn, zij werden daarop blind en doof. Vervolgens aanvaardde Allah hun berouw, maar velen van hen werden (weer) blind en doof. En Allah zict wat zij doen. (71)
لَقَدْ كَفَرَ الَّذِينَ قَالُواْ إِنَّ اللّهَ هُوَ الْمَسِيحُ ابْنُ مَرْيَمَ وَقَالَ الْمَسِيحُ يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ اعْبُدُواْ اللّهَ رَبِّي وَرَبَّكُمْ إِنَّهُ مَن يُشْرِكْ بِاللّهِ فَقَدْ حَرَّمَ اللّهُ عَلَيهِ الْجَنَّةَ وَمَأْوَاهُ النَّارُ وَمَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ ﴿٧٢﴾
5/Al-Ma'idah-72: Laqad kafara allatheena qaloo inna Allaha huwa almaseehu ibnu maryama waqala almaseehu ya banee isra-eela oAAbudoo Allaha rabbee warabbakum innahu man yushrik biAllahi faqad harrama Allahu AAalayhi aljannata wama/wahu alnnaru wama lilththalimeena min ansa
Voorzeker, zij zijn ongelovig die zeggen: "Allah is de Masîh, zoon van Maryam." Hoewel de Masîh zei: "O Kinderen van Israël, aanbidt Allah, mijn Heer on jullie Heer." Voorwaar, hij die deelgenoten aan Allah toekent: Allah heeft hem waarlijk het Paradijs verboden. En zijn bestemming zal de Hel zijn. En voor de onrechtvaardigen zijn er geen helpers. (72)
لَّقَدْ كَفَرَ الَّذِينَ قَالُواْ إِنَّ اللّهَ ثَالِثُ ثَلاَثَةٍ وَمَا مِنْ إِلَهٍ إِلاَّ إِلَهٌ وَاحِدٌ وَإِن لَّمْ يَنتَهُواْ عَمَّا يَقُولُونَ لَيَمَسَّنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ مِنْهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٧٣﴾
5/Al-Ma'idah-73: Laqad kafara allatheena qaloo inna Allaha thalithu thalathatin wama min ilahin illa ilahun wahidun wa-in lam yantahoo AAamma yaqooloona layamassanna allatheena kafaroo minhum AAathabun aleemun
Voorzeker zij zijn ongelovig die zeggen: "Allah is één derde van drie (goden).'" Want er is geen god dan Allah, de Ene. En indien zij niet ophouden met wat zij zeggen: dan treft zeker een pijnlijke bestraffing degenen van hen die ongelovig zijn. (73)
أَفَلاَ يَتُوبُونَ إِلَى اللّهِ وَيَسْتَغْفِرُونَهُ وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٧٤﴾
5/Al-Ma'idah-74: Afala yatooboona ila Allahi wayastaghfiroonahu waAllahu ghafoorun raheemun
Waarom tonen zij geen berouw aan Allah en vragen zij Hem niet am vergeving? En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (74)
مَّا الْمَسِيحُ ابْنُ مَرْيَمَ إِلاَّ رَسُولٌ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِ الرُّسُلُ وَأُمُّهُ صِدِّيقَةٌ كَانَا يَأْكُلاَنِ الطَّعَامَ انظُرْ كَيْفَ نُبَيِّنُ لَهُمُ الآيَاتِ ثُمَّ انظُرْ أَنَّى يُؤْفَكُونَ ﴿٧٥﴾
5/Al-Ma'idah-75: Ma almaseehu ibnu maryama illa rasoolun qad khalat min qablihi alrrusulu waommuhu siddeeqatun kana ya/kulani alttaAAama onthur kayfa nubayyinu lahumu al-ayati thumma onthur anna yu/fakoona
De Masîh, zoon van Maryam, is niet anders dan een Boodschapper, hij werd waarlijk voorafgegaan door Boodschappers en zijn moeder was een oprechte vrouw. Zij plachten beiden voedsel te eten (net als andere mensen), Zie hoe Wij voor hen de Tekenen duidelijk maakten en zie dan hoe zij (de ongelovigen) zich afwendden. (75)
قُلْ أَتَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللّهِ مَا لاَ يَمْلِكُ لَكُمْ ضَرًّا وَلاَ نَفْعًا وَاللّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿٧٦﴾
5/Al-Ma'idah-76: Qul ataAAbudoona min dooni Allahi ma la yamliku lakum darran wala nafAAan waAllahu huwa alssameeAAu alAAaleemu
Zeg (O Moehammad): "Aanbidden jullie naast Allah wat geen schade voor jullie kan voorkomen en jullie geen voordeel ken brengen?" En Allah, Hij is de Alhorende, de Alwetende. (76)
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لاَ تَغْلُواْ فِي دِينِكُمْ غَيْرَ الْحَقِّ وَلاَ تَتَّبِعُواْ أَهْوَاء قَوْمٍ قَدْ ضَلُّواْ مِن قَبْلُ وَأَضَلُّواْ كَثِيرًا وَضَلُّواْ عَن سَوَاء السَّبِيلِ ﴿٧٧﴾
5/Al-Ma'idah-77: Qul ya ahla alkitabi la taghloo fee deenikum ghayra alhaqqi wala tattabiAAoo ahwaa qawmin qad dalloo min qablu waadalloo katheeran wadalloo AAan sawa-i alssabeeli
Zeg: "O Lieden van de Schrift! Overdrijft niet zonder recht in jullie godsdienst en volgt niet de begeerten van een volk dat vroeger waarlijk dwaalde en velen deed dwalen. En zij dwaalden van het rechte Pad." (77)
لُعِنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ مِن بَنِي إِسْرَائِيلَ عَلَى لِسَانِ دَاوُودَ وَعِيسَى ابْنِ مَرْيَمَ ذَلِكَ بِمَا عَصَوا وَّكَانُواْ يَعْتَدُونَ ﴿٧٨﴾
5/Al-Ma'idah-78: LuAAina allatheena kafaroo min banee isra-eela AAala lisani dawooda waAAeesa ibni maryama thalika bima AAasaw wakanoo yaAAtadoona
Vervloekt waren degenen die ongelovig waren van de Kinderen van Israel, door de tong(en) van Dâwôed en 'Îsa, de zoon van Maryam. Dit was omdat zij ongehoorzaam waren en (de wet) plachten te overtreden. (78)
كَانُواْ لاَ يَتَنَاهَوْنَ عَن مُّنكَرٍ فَعَلُوهُ لَبِئْسَ مَا كَانُواْ يَفْعَلُونَ ﴿٧٩﴾
5/Al-Ma'idah-79: Kanoo la yatanahawna AAan munkarin faAAaloohu labi/sa ma kanoo yafAAaloona
Zij verboden elkaar het verwerpelijke niet dat zij verrichtten. Slecht was het wat zij plachten te doen! (79)
تَرَى كَثِيرًا مِّنْهُمْ يَتَوَلَّوْنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَبِئْسَ مَا قَدَّمَتْ لَهُمْ أَنفُسُهُمْ أَن سَخِطَ اللّهُ عَلَيْهِمْ وَفِي الْعَذَابِ هُمْ خَالِدُونَ ﴿٨٠﴾
5/Al-Ma'idah-80: Tara katheeran minhum yatawallawna allatheena kafaroo labi/sa ma qaddamat lahum anfusuhum an sakhita Allahu AAalayhim wafee alAAathabi hum khalidoona
Jij ziet velen ven hen degenen die ongelovig zijn als beschermers nemen. Slecht is het wat zij voor zichzelf gedaan hebben en Allah is vertoornd op hen. En zij zullen eeuwig levenden zijn in de bestraffing. (80)
وَلَوْ كَانُوا يُؤْمِنُونَ بِالله والنَّبِيِّ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْهِ مَا اتَّخَذُوهُمْ أَوْلِيَاء وَلَكِنَّ كَثِيرًا مِّنْهُمْ فَاسِقُونَ ﴿٨١﴾
5/Al-Ma'idah-81: Walaw kanoo yu/minoona biAllahi waalnnabiyyi wama onzila ilayhi ma ittakhathoohum awliyaa walakinna katheeran minhum fasiqoona
Indien zij maar in Allah geloofd hadden en in de Profeet en in wat aan hem neergezonden was, dan hadden zij hen niet tot beschermers genomen, maar velen van hen zijn zware zondaren. (81)
لَتَجِدَنَّ أَشَدَّ النَّاسِ عَدَاوَةً لِّلَّذِينَ آمَنُواْ الْيَهُودَ وَالَّذِينَ أَشْرَكُواْ وَلَتَجِدَنَّ أَقْرَبَهُمْ مَّوَدَّةً لِّلَّذِينَ آمَنُواْ الَّذِينَ قَالُوَاْ إِنَّا نَصَارَى ذَلِكَ بِأَنَّ مِنْهُمْ قِسِّيسِينَ وَرُهْبَانًا وَأَنَّهُمْ لاَ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٨٢﴾
5/Al-Ma'idah-82: Latajidanna ashadda alnnasi AAadawatan lillatheena amanoo alyahooda waallatheena ashrakoo walatajidanna aqrabahum mawaddatan lillatheena amanoo allatheena qaloo inna nasara thalika bi-anna minhum qisseeseena waruhbanan waannahum la yastakbiroona
Jij zult zeker vinden dat de mensen die het sterkst in vijandschap tegenover de gelovigen zijn, de Joden en de degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen zijn; en jij zult zeker vinden dat zij die het dichtst bij in liefde voor de gelovigen zijn, degenen zijn, die zeggen: "Voorwaar, wij zijn Christenen." Dat is omdat er onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn. (82)
وَإِذَا سَمِعُواْ مَا أُنزِلَ إِلَى الرَّسُولِ تَرَى أَعْيُنَهُمْ تَفِيضُ مِنَ الدَّمْعِ مِمَّا عَرَفُواْ مِنَ الْحَقِّ يَقُولُونَ رَبَّنَا آمَنَّا فَاكْتُبْنَا مَعَ الشَّاهِدِينَ ﴿٨٣﴾
5/Al-Ma'idah-83: Wa-itha samiAAoo ma onzila ila alrrasooli tara aAAyunahum tafeedu mina alddamAAi mimma AAarafoo mina alhaqqi yaqooloona rabbana amanna faoktubna maAAa alshshahideena
En wannccrzij horen wat zan de Boodschapper geopenbaard is, zie jij hun ogen van de tranen overvloeien, omdat zij de Waarheid herkennen. Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven, schrijf ons dus op bij de getuigen. (83)
وَمَا لَنَا لاَ نُؤْمِنُ بِاللّهِ وَمَا جَاءنَا مِنَ الْحَقِّ وَنَطْمَعُ أَن يُدْخِلَنَا رَبَّنَا مَعَ الْقَوْمِ الصَّالِحِينَ ﴿٨٤﴾
5/Al-Ma'idah-84: Wama lana la nu/minu biAllahi wama jaana mina alhaqqi wanatmaAAu an yudkhilana rabbuna maAAa alqawmi alssaliheena
En waarom zouden wij niet geloven in Allah en in wat tot ons is geckomen van de Waarheid en wij verlangen cr hevig naar dat onze Heer ons met het oprechte volk (het Paradijs) binnenleidt." (84)
فَأَثَابَهُمُ اللّهُ بِمَا قَالُواْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَذَلِكَ جَزَاء الْمُحْسِنِينَ ﴿٨٥﴾
5/Al-Ma'idah-85: Faathabahumu Allahu bima qaloo jannatin tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha wathalika jazao almuhsineena
Allah beloont hen dan voor wat zij zeiden met Tuinen (het Paradijs) waar onder door de rivieren stromen en zij zijn daarin eeuwig levenden. En dat is de beloning van de weldoeners. (85)
وَالَّذِينَ كَفَرُواْ وَكَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَحِيمِ ﴿٨٦﴾
5/Al-Ma'idah-86: Waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu aljaheemi
En degenen die ongelovig zijn en Onze Verzen loochenen: zij zijn degenen die de bewoners van Djahim (de Hel) zijin. (86)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُحَرِّمُواْ طَيِّبَاتِ مَا أَحَلَّ اللّهُ لَكُمْ وَلاَ تَعْتَدُواْ إِنَّ اللّهَ لاَ يُحِبُّ الْمُعْتَدِينَ ﴿٨٧﴾
5/Al-Ma'idah-87: Ya ayyuha allatheena amanoo la tuharrimoo tayyibati ma ahalla Allahu lakum wala taAAtadoo inna Allaha la yuhibbu almuAAtadeena
O jullie die geloven! Maakt de goede zaken niet verboden die Allah jullie heeft toegestaan en overtreedt niet. Voorwaar, Allah houdt niet van de overtreders. (87)
وَكُلُواْ مِمَّا رَزَقَكُمُ اللّهُ حَلاَلاً طَيِّبًا وَاتَّقُواْ اللّهَ الَّذِيَ أَنتُم بِهِ مُؤْمِنُونَ ﴿٨٨﴾
5/Al-Ma'idah-88: Wakuloo mimma razaqakumu Allahu halalan tayyiban waittaqoo Allaha allathee antum bihi mu/minoona
En eet van de goede, toegestane zaken (Halâl) waarmee Allah jullie voorziet. En vreest Allah, Degene in Wie jullie geloven. (88)
لاَ يُؤَاخِذُكُمُ اللّهُ بِاللَّغْوِ فِي أَيْمَانِكُمْ وَلَكِن يُؤَاخِذُكُم بِمَا عَقَّدتُّمُ الأَيْمَانَ فَكَفَّارَتُهُ إِطْعَامُ عَشَرَةِ مَسَاكِينَ مِنْ أَوْسَطِ مَا تُطْعِمُونَ أَهْلِيكُمْ أَوْ كِسْوَتُهُمْ أَوْ تَحْرِيرُ رَقَبَةٍ فَمَن لَّمْ يَجِدْ فَصِيَامُ ثَلاَثَةِ أَيَّامٍ ذَلِكَ كَفَّارَةُ أَيْمَانِكُمْ إِذَا حَلَفْتُمْ وَاحْفَظُواْ أَيْمَانَكُمْ كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٨٩﴾
5/Al-Ma'idah-89: La yu-akhithukumu Allahu biallaghwi fee aymanikum walakin yu-akhithukum bima AAaqqadtumu al-aymana fakaffaratuhu itAAamu AAasharati masakeena min awsati ma tutAAimoona ahleekum aw kiswatuhum aw tahreeru raqabatin faman lam yajid fasiyamu thalathati ayyami
Allah rekent jullie de onnadenkendheid bij jullie eden niet aan, maar Hij rekent jullie aan wat jullie in jullie eden (bewust) vastleggen. (Bij het verbreken van jullie eden) geldt Kaffârah hiervoor: het voeden van tien armen, zoals jullie gemiddeld jullie families voeden; of het hen kleden; of het vrijlaten van een slaaf. En wie dat niet vindt: het vasten van drie dagen. Dat is de Kaffârah voor (het verbreken van) jullie eden die jullie zwoeren. Maar weest jullie eden getrouw. Zo heeft Allah jullie Zijn Tekenen duidelijk gemaakt, hcpelijk zullen jullie dankbaar zijn! (89)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إِنَّمَا الْخَمْرُ وَالْمَيْسِرُ وَالأَنصَابُ وَالأَزْلاَمُ رِجْسٌ مِّنْ عَمَلِ الشَّيْطَانِ فَاجْتَنِبُوهُ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿٩٠﴾
5/Al-Ma'idah-90: Ya ayyuha allatheena amanoo innama alkhamru waalmaysiru waal-ansabu waal-azlamu rijsun min AAamali alshshaytani faijtaniboohu laAAallakum tuflihoona
O, jullie die geloven! Voorwaar, de wijn en het gokken en de afgodsbeelden en pijlen om te verloten zijn oreinheden die tot het werk van de Satan behoren, vermijdt deze (zaken) dus. Hopefijk zullen jullie welslagen! (90)
إِنَّمَا يُرِيدُ الشَّيْطَانُ أَن يُوقِعَ بَيْنَكُمُ الْعَدَاوَةَ وَالْبَغْضَاء فِي الْخَمْرِ وَالْمَيْسِرِ وَيَصُدَّكُمْ عَن ذِكْرِ اللّهِ وَعَنِ الصَّلاَةِ فَهَلْ أَنتُم مُّنتَهُونَ ﴿٩١﴾
5/Al-Ma'idah-91: Innama yureedu alshshaytanu an yooqiAAa baynakumu alAAadawata waalbaghdaa fee alkhamri waalmaysiri wayasuddakum AAan thikri Allahi waAAani alssalati fahal antum muntahoona
Voorwaar, de Satan wil alleen maar vijandschap en haat onder jullie veroorzaken met behulp van wijn en gokken en door jullie af te houden van het gedenken van Allah en de shalât: houdt ermee op! (91)
وَأَطِيعُواْ اللّهَ وَأَطِيعُواْ الرَّسُولَ وَاحْذَرُواْ فَإِن تَوَلَّيْتُمْ فَاعْلَمُواْ أَنَّمَا عَلَى رَسُولِنَا الْبَلاَغُ الْمُبِينُ ﴿٩٢﴾
5/Al-Ma'idah-92: WaateeAAoo Allaha waateeAAoo alrrasoola waihtharoo fa-in tawallaytum faiAAlamoo annama AAala rasoolina albalaghu almubeenu
En gehoorzamt Allah en gehoorzaamt de Boodschapper en weest op jullie hoede! En als jullie je afwenden, weet dan: voorwaar, aan Onze Boodshapper is slechts de duidelijke verkondiging. (92)
لَيْسَ عَلَى الَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ جُنَاحٌ فِيمَا طَعِمُواْ إِذَا مَا اتَّقَواْ وَّآمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ ثُمَّ اتَّقَواْ وَّآمَنُواْ ثُمَّ اتَّقَواْ وَّأَحْسَنُواْ وَاللّهُ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿٩٣﴾
5/Al-Ma'idah-93: Laysa AAala allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati junahun feema taAAimoo itha ma ittaqaw waamanoo waAAamiloo alssalihati thumma ittaqaw waamanoo thumma ittaqaw waahsanoo waAllahu yuhibbu almuhsineena
Er is voor degenen die geloven en goede werken verrichten geen zonde door wat zij (vroeger) aten, wanneer zij (Allah) vrezen en geloven en goede werken verrichten an weer (Allah) vrezen en geloven en weer (Allah) vrezen en good doen. En Allah houdt van de weldoeners. (93)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لَيَبْلُوَنَّكُمُ اللّهُ بِشَيْءٍ مِّنَ الصَّيْدِ تَنَالُهُ أَيْدِيكُمْ وَرِمَاحُكُمْ لِيَعْلَمَ اللّهُ مَن يَخَافُهُ بِالْغَيْبِ فَمَنِ اعْتَدَى بَعْدَ ذَلِكَ فَلَهُ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٩٤﴾
5/Al-Ma'idah-94: Ya ayyuha allatheena amanoo layabluwannakumu Allahu bishay-in mina alssaydi tanaluhu aydeekum warimahukum liyaAAlama Allahu man yakhafuhu bialghaybi famani iAAtada baAAda thalika falahu AAathabun aleemun
O jullie die geloven! Allah wil jullie alleen maar beproeven met wat ven de jachtbuit, die in het bereik ligt van jullie handen en jullie speren, opdat Allah degene die Hem in het verborgene vreest toetst. En wie daarna overtreedt: voor hem is er een pinlijke bestraffing. (94)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَقْتُلُواْ الصَّيْدَ وَأَنتُمْ حُرُمٌ وَمَن قَتَلَهُ مِنكُم مُّتَعَمِّدًا فَجَزَاء مِّثْلُ مَا قَتَلَ مِنَ النَّعَمِ يَحْكُمُ بِهِ ذَوَا عَدْلٍ مِّنكُمْ هَدْيًا بَالِغَ الْكَعْبَةِ أَوْ كَفَّارَةٌ طَعَامُ مَسَاكِينَ أَو عَدْلُ ذَلِكَ صِيَامًا لِّيَذُوقَ وَبَالَ أَمْرِهِ عَفَا اللّهُ عَمَّا سَلَف وَمَنْ عَادَ فَيَنتَقِمُ اللّهُ مِنْهُ وَاللّهُ عَزِيزٌ ذُو انْتِقَامٍ ﴿٩٥﴾
5/Al-Ma'idah-95: Ya ayyuha allatheena amanoo la taqtuloo alssayda waantum hurumun waman qatalahu minkum mutaAAammidan fajazaon mithlu ma qatala mina alnnaAAami yahkumu bihi thawa AAadlin minkum hadyan baligha alkaAAbati aw kaffaratun taAAamu masakeena aw AAadlu thalika si
O jullie die geloven! Doodt geen wild indien jullie in de gewijde staat zijn. En wie van jullie het opzettelijk doodt: dan is de vergelding het slachten van het vergelijkbare aan vee zoals beoordeeld door twee rechtvaardigen van jullie, als een offer naar de Ka'bah gebracht. Of, als Kaffârah (boetedooning), het voeden van de armen of een darmee overeenkomende (hoeveelheid dagen aan) vasten, opdat hij de straf voor zijn daad proeft. Allah scheldt wat vroeger gebeurd is kwijt; en als hij herhaal: dan zal Allah hem ervoor straffen. En Allah is Almachtig, Heer der Vergelding. (95)
أُحِلَّ لَكُمْ صَيْدُ الْبَحْرِ وَطَعَامُهُ مَتَاعًا لَّكُمْ وَلِلسَّيَّارَةِ وَحُرِّمَ عَلَيْكُمْ صَيْدُ الْبَرِّ مَا دُمْتُمْ حُرُمًا وَاتَّقُواْ اللّهَ الَّذِيَ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٩٦﴾
5/Al-Ma'idah-96: Ohilla lakum saydu albahri wataAAamuhu mataAAan lakum walilssayyarati wahurrima AAalaykum saydu albarri ma dumtum huruman waittaqoo Allaha allathee ilayhi tuhsharoona
Toegestaan voor jullie is de jacht op de waterdieren, wat daarvan eetbaar is, als genieting voor jullie en voor de reizigers. En verboden voor jullie is de jacht op dieren van het land zolang jullie in de gewijde toestand zijn. En vreest Allah tot Wie jullie verzameld zullen worden. (96)
جَعَلَ اللّهُ الْكَعْبَةَ الْبَيْتَ الْحَرَامَ قِيَامًا لِّلنَّاسِ وَالشَّهْرَ الْحَرَامَ وَالْهَدْيَ وَالْقَلاَئِدَ ذَلِكَ لِتَعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ يَعْلَمُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ وَأَنَّ اللّهَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿٩٧﴾
5/Al-Ma'idah-97: JaAAala Allahu alkaAAbata albayta alharama qiyaman lilnnasi waalshshahra alharama waalhadya waalqala-ida thalika litaAAlamoo anna Allaha yaAAlamu ma fee alssamawati wama fee al-ardi waanna Allaha bikulli shay-in AAaleemun
Allah maakte de Ka'bah, het Gewijde Huis, als een plaats voor de mensen om te staan, en de Heilige Maand en de offerdieren en de halsbanden. Dit opdat jullie weten dat Allah weet wat er in de hemelen en op de aarde is en dat Allah Alwetend is over alle zaken. (97)
اعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ وَأَنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٩٨﴾
5/Al-Ma'idah-98: IAAlamoo anna Allaha shadeedu alAAiqabi waanna Allaha ghafoorun raheemun
Weet dat Allah streng is in de bestraffing en dat Allah Vergevensgezind, Meest Barmhartig is. (98)
مَّا عَلَى الرَّسُولِ إِلاَّ الْبَلاَغُ وَاللّهُ يَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا تَكْتُمُونَ ﴿٩٩﴾
5/Al-Ma'idah-99: Ma AAala alrrasooli illa albalaghu waAllahu yaAAlamu ma tubdoona wama taktumoona
Op de Boodschapper rust slechts (do plicht tot) de verkondiging, en Allah weet alles wat jullie openlijk doen wat jullie verbergen. (99)
قُل لاَّ يَسْتَوِي الْخَبِيثُ وَالطَّيِّبُ وَلَوْ أَعْجَبَكَ كَثْرَةُ الْخَبِيثِ فَاتَّقُواْ اللّهَ يَا أُوْلِي الأَلْبَابِ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿١٠٠﴾
5/Al-Ma'idah-100: Qul la yastawee alkhabeethu waalttayyibu walaw aAAjabaka kathratu alkhabeethi faittaqoo Allaha ya olee al-albabi laAAallakum tuflihoona
Zeg (O Moehammad): "Het slechte en het goede zijn niet gelijk," hoewel de veelbeid van het slechte jou zal aantrekken. Vreest dus Allah, O bezitters van begrip, hopelijk zullen jullie welslagen." (100)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَسْأَلُواْ عَنْ أَشْيَاء إِن تُبْدَ لَكُمْ تَسُؤْكُمْ وَإِن تَسْأَلُواْ عَنْهَا حِينَ يُنَزَّلُ الْقُرْآنُ تُبْدَ لَكُمْ عَفَا اللّهُ عَنْهَا وَاللّهُ غَفُورٌ حَلِيمٌ ﴿١٠١﴾
5/Al-Ma'idah-101: Ya ayyuha allatheena amanoo la tas-aloo AAan ashyaa in tubda lakum tasu/kum wa-in tas-aloo AAanha heena yunazzalu alqur-anu tubda lakum AAafa Allahu AAanha waAllahu ghafoorun haleemun
O jullie die geloven! Vraagt niet naar zaken die, indien (ze) jullie uitgclegd worden, jullie zullen verontrusten. En wanneer jullie daarover vragen wanneer de Koran geopenbaard wordt, worden zij jullie uitgelegd. Allah vergaf dat. En Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig. (101)
قَدْ سَأَلَهَا قَوْمٌ مِّن قَبْلِكُمْ ثُمَّ أَصْبَحُواْ بِهَا كَافِرِينَ ﴿١٠٢﴾
5/Al-Ma'idah-102: Qad saalaha qawmun min qablikum thumma asbahoo biha kafireena
Waarlijk, een volk vóór jullie vroeg er naar en werd er daarna ongelovig door. (102)
مَا جَعَلَ اللّهُ مِن بَحِيرَةٍ وَلاَ سَآئِبَةٍ وَلاَ وَصِيلَةٍ وَلاَ حَامٍ وَلَكِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ يَفْتَرُونَ عَلَى اللّهِ الْكَذِبَ وَأَكْثَرُهُمْ لاَ يَعْقِلُونَ ﴿١٠٣﴾
5/Al-Ma'idah-103: Ma jaAAala Allahu min baheeratin wala sa-ibatin wala waseelatin wala hamin walakinna allatheena kafaroo yaftaroona AAala Allahi alkathiba waaktharuhum la yaAAqiloona
Allah heeft (geen bijgeloof) ingesteld zoals Behîrah, Sâ'ibah Washîlah an Hâm; maar het zijn degenen die ongelovig zijn, die over Allah leugens verzinnen en de meesten van hen begrijpen het niet. (103)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ تَعَالَوْاْ إِلَى مَا أَنزَلَ اللّهُ وَإِلَى الرَّسُولِ قَالُواْ حَسْبُنَا مَا وَجَدْنَا عَلَيْهِ آبَاءنَا أَوَلَوْ كَانَ آبَاؤُهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ شَيْئًا وَلاَ يَهْتَدُونَ ﴿١٠٤﴾
5/Al-Ma'idah-104: Wa-itha qeela lahum taAAalaw ila ma anzala Allahu wa-ila alrrasooli qaloo hasbuna ma wajadna AAalayhi abaana awa law kana abaohum la yaAAlamoona shay-an wala yahtadoona
En toen tot hen werd gczcgd: "Komt tot wat Allah geopenbaard heeft en tot Zijn Boodschapper," zeiden zij: "Ons is voldoende wat wij (aan leafregels) bij onze vaderen vonden." En dat terwijl hun vaderen niets wisten en geen Leiding volgen? (104)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ عَلَيْكُمْ أَنفُسَكُمْ لاَ يَضُرُّكُم مَّن ضَلَّ إِذَا اهْتَدَيْتُمْ إِلَى اللّهِ مَرْجِعُكُمْ جَمِيعًا فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿١٠٥﴾
5/Al-Ma'idah-105: Ya ayyuha allatheena amanoo AAalaykum anfusakum la yadurrukum man dalla itha ihtadaytum ila Allahi marjiAAukum jameeAAan fayunabbi-okum bima kuntum taAAmaloona
O jullie die geloven! Aan jullie (de hoede over) jullie zelf. Er kan jullie geen schade berokkend worden door degene die dwaalt, wanneer jullie de Leiding volgen. Tot Allah is de terugkeer van jullie allen en Hij zal jullie vertellen wat jullie plachten le doen. (105)
يِا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ شَهَادَةُ بَيْنِكُمْ إِذَا حَضَرَ أَحَدَكُمُ الْمَوْتُ حِينَ الْوَصِيَّةِ اثْنَانِ ذَوَا عَدْلٍ مِّنكُمْ أَوْ آخَرَانِ مِنْ غَيْرِكُمْ إِنْ أَنتُمْ ضَرَبْتُمْ فِي الأَرْضِ فَأَصَابَتْكُم مُّصِيبَةُ الْمَوْتِ تَحْبِسُونَهُمَا مِن بَعْدِ الصَّلاَةِ فَيُقْسِمَانِ بِاللّهِ إِنِ ارْتَبْتُمْ لاَ نَشْتَرِي بِهِ ثَمَنًا وَلَوْ كَانَ ذَا قُرْبَى وَلاَ نَكْتُمُ شَهَادَةَ اللّهِ إِنَّا إِذًا لَّمِنَ الآثِمِينَ ﴿١٠٦﴾
5/Al-Ma'idah-106: Ya ayyuha allatheena amanoo shahadatu baynikum itha hadara ahadakumu almawtu heena alwasiyyati ithnani thawa AAadlin minkum aw akharani min ghayrikum in antum darabtum fee al-ardi faasabatkum museebatu almawti tahbisoonahuma min baAAdi alssalati fayuqsima
O jullie die geloven! Stelt getuigen onder jullie aan wanneer één van jullie de dood nadert en wanneer jullie het testament opmaken; (door) twee rechtvaardigen van onder jullie, of twee broeders van buiten jullie, indien jullie in het land rondreizen en de ramp van de dood jullie treft. Houdt hen na de shalât vast en laat hen dan (als volgt) bij Allah zweren, indien jullie twijfelen: "Wij zullen het (oprecht getuigen) voor geen prijs inruilen, zelfs als (de begunstigde) een verwant is en wij zullen de getuigenis bij Allah niet verbergen, voorwaar, anders zouden wij tot de zondaren behoren." (106)
فَإِنْ عُثِرَ عَلَى أَنَّهُمَا اسْتَحَقَّا إِثْمًا فَآخَرَانِ يِقُومَانُ مَقَامَهُمَا مِنَ الَّذِينَ اسْتَحَقَّ عَلَيْهِمُ الأَوْلَيَانِ فَيُقْسِمَانِ بِاللّهِ لَشَهَادَتُنَا أَحَقُّ مِن شَهَادَتِهِمَا وَمَا اعْتَدَيْنَا إِنَّا إِذًا لَّمِنَ الظَّالِمِينَ ﴿١٠٧﴾
5/Al-Ma'idah-107: Fa-in AAuthira AAala annahuma istahaqqa ithman faakharani yaqoomani maqamahuma mina allatheena istahaqqa AAalayhimu al-awlayani fayuqsimani biAllahi lashahadatuna ahaqqu min shahadatihima wama iAAtadayna inna ithan lamina alththalimeena
Maar indien van deze twee ontdekt wordt dat zij schuldig zijn aan zonde (mijneed laat dan twee anderen in hun plaats staan van degenen die meer recht hebben en meer verwant zijn, en laat hen bij Allah zweren: "Voorwaar, onze getuigenis is meer waarheidsgetrouw dan hun beider getuigenis en wij overtreden niet, voorwaar, anders zouden wij tot de onrechtplegers behoren." (107)
ذَلِكَ أَدْنَى أَن يَأْتُواْ بِالشَّهَادَةِ عَلَى وَجْهِهَا أَوْ يَخَافُواْ أَن تُرَدَّ أَيْمَانٌ بَعْدَ أَيْمَانِهِمْ وَاتَّقُوا اللّهَ وَاسْمَعُواْ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الْفَاسِقِينَ ﴿١٠٨﴾
5/Al-Ma'idah-108: Thalika adna an ya/too bialshshahadati AAala wajhiha aw yakhafoo an turadda aymanun baAAda aymanihim waittaqoo Allaha waismaAAoo waAllahu la yahdee alqawma alfasiqeena
Dat is passender: dat zij de getuigenis afleggen overeenkomstig haar ware inhoud of (het is passender) dat zij vrezen dat eden na hun eden afgenomen zullen worden. En vreest Allah en luistert (naar Hem). En Allah leidt het zwaar zondige volk niet. (108)
يَوْمَ يَجْمَعُ اللّهُ الرُّسُلَ فَيَقُولُ مَاذَا أُجِبْتُمْ قَالُواْ لاَ عِلْمَ لَنَا إِنَّكَ أَنتَ عَلاَّمُ الْغُيُوبِ ﴿١٠٩﴾
5/Al-Ma'idah-109: Yawma yajmaAAu Allahu alrrusula fayaqoolu matha ojibtum qaloo la AAilma lana innaka anta AAallamu alghuyoobi
Op de Dag dat Allah de Boodschappers zal verzamelen en lien dan zal zeggen: "Wat was het antwoord (opjullie Boodschap)?" Zij zeggen: "Wij hebben er geen kennis van, voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene." (109)
إِذْ قَالَ اللّهُ يَا عِيسى ابْنَ مَرْيَمَ اذْكُرْ نِعْمَتِي عَلَيْكَ وَعَلَى وَالِدَتِكَ إِذْ أَيَّدتُّكَ بِرُوحِ الْقُدُسِ تُكَلِّمُ النَّاسَ فِي الْمَهْدِ وَكَهْلاً وَإِذْ عَلَّمْتُكَ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَالتَّوْرَاةَ وَالإِنجِيلَ وَإِذْ تَخْلُقُ مِنَ الطِّينِ كَهَيْئَةِ الطَّيْرِ بِإِذْنِي فَتَنفُخُ فِيهَا فَتَكُونُ طَيْرًا بِإِذْنِي وَتُبْرِئُ الأَكْمَهَ وَالأَبْرَصَ بِإِذْنِي وَإِذْ تُخْرِجُ الْمَوتَى بِإِذْنِي وَإِذْ كَفَفْتُ بَنِي إِسْرَائِيلَ عَنكَ إِذْ جِئْتَهُمْ بِالْبَيِّنَاتِ فَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُواْ مِنْهُمْ إِنْ هَذَا إِلاَّ سِحْرٌ مُّبِينٌ ﴿١١٠﴾
5/Al-Ma'idah-110: Ith qala Allahu ya AAeesa ibna maryama othkur niAAmatee AAalayka waAAala walidatika ith ayyadtuka biroohi alqudusi tukallimu alnnasa fee almahdi wakahlan wa-ith AAallamtuka alkitaba waalhikmata waalttawrata waal-injeela wa-ith takhluqu mina altteeni kahay
(Godeaki) toen Allah zei: "O 'Isa, zoon van Maryam, gedenk Mijn gunst aan jou en aan jouw moeder toen ik jou versterkte met de Heilige Geest (Djibril) zodat jij met de mensen sprak toen jij in de wieg was en toen jij volwassen was. En toen Ik jou de Schrift en de Wijsheid en de Taurat en de Indjil onderwees. En toen jij uit klei de gelijkenis van een vogel schiep, met Mijn verlof; en jij blies erin en het werd een vogel, met Mijn verlof; en jij genas de blinden en de leprozen, rnet Mijn verlof. En toen jij de doden deed weerkeren, met Mijn verlof. En toen Ik de Kinderen van Israel van jou afhield toen jij met de duidelijke Bewijzen tot hen kwam." En degenen onder hen die ongelovig waren, zeiden: "Dat is niets dan duidelijke tovenarij." (110)
وَإِذْ أَوْحَيْتُ إِلَى الْحَوَارِيِّينَ أَنْ آمِنُواْ بِي وَبِرَسُولِي قَالُوَاْ آمَنَّا وَاشْهَدْ بِأَنَّنَا مُسْلِمُونَ ﴿١١١﴾
5/Al-Ma'idah-111: Wa-ith awhaytu ila alhawariyyeena an aminoo bee wabirasoolee qaloo amanna waishhad bi-annana muslimoona
En toen Ik de metgezellen (van 'Isa) inspireerde om in Mij le geloven en in Mijn Boodschappers, zij zeiden: "Wij geloven, en getuig dat wij ons (aan U) overgegeven hebben." (111)
إِذْ قَالَ الْحَوَارِيُّونَ يَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ هَلْ يَسْتَطِيعُ رَبُّكَ أَن يُنَزِّلَ عَلَيْنَا مَآئِدَةً مِّنَ السَّمَاء قَالَ اتَّقُواْ اللّهَ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١١٢﴾
5/Al-Ma'idah-112: Ith qala alhawariyyoona ya AAeesa ibna maryama hal yastateeAAu rabbuka an yunazzila AAalayna ma-idatan mina alssama-i qala ittaqoo Allaha in kuntum mu/mineena
En toen de metgezellen zeiden: "O 'Isa, zoon van Maryam, ben jij in staat om jouw Heer te vragen om tot ons een Ma'idah (gedekte tafel) te doen neerdalen uit de hemel?" Hij ('Isa) zei: "Vreest Allah, indien jullie gelovigen zijn." (112)
قَالُواْ نُرِيدُ أَن نَّأْكُلَ مِنْهَا وَتَطْمَئِنَّ قُلُوبُنَا وَنَعْلَمَ أَن قَدْ صَدَقْتَنَا وَنَكُونَ عَلَيْهَا مِنَ الشَّاهِدِينَ ﴿١١٣﴾
5/Al-Ma'idah-113: Qaloo nureedu an na/kula minha watatma-inna quloobuna wanaAAlama an qad sadaqtana wanakoona AAalayha mina alshshahideena
Zij zeiden: "Wij willen (alleen maar) dat wij daarvan eten en onze harten tot rust gebracht worden en wij (willen) weten of jij ons waarlijk de Waarheid hebt verteld en dan behoren wij tot de getuigen dmvan." (113)
قَالَ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ اللَّهُمَّ رَبَّنَا أَنزِلْ عَلَيْنَا مَآئِدَةً مِّنَ السَّمَاء تَكُونُ لَنَا عِيداً لِّأَوَّلِنَا وَآخِرِنَا وَآيَةً مِّنكَ وَارْزُقْنَا وَأَنتَ خَيْرُ الرَّازِقِينَ ﴿١١٤﴾
5/Al-Ma'idah-114: Qala AAeesa ibnu maryama allahumma rabbana anzil AAalayna ma-idatan mina alssama-i takoonu lana AAeedan li-awwalina waakhirina waayatan minka waorzuqna waanta khayru alrraziqeena
'Isa, zoon van Maryam, zei: "O Allah, onze Heer, doe een tafel uit de hemel neerdalen opdat er voor de eerste tot en met de laatste van ons een plechtig feest ('Id) is, als een Teken van U. En geeft ons voorziening en U bent de Beste van de Voorzieners." (114)
قَالَ اللّهُ إِنِّي مُنَزِّلُهَا عَلَيْكُمْ فَمَن يَكْفُرْ بَعْدُ مِنكُمْ فَإِنِّي أُعَذِّبُهُ عَذَابًا لاَّ أُعَذِّبُهُ أَحَدًا مِّنَ الْعَالَمِينَ ﴿١١٥﴾
5/Al-Ma'idah-115: Qala Allahu innee munazziluha AAalaykum faman yakfur baAAdu minkum fa-innee oAAaththibuhu AAathaban la oAAaththibuhu ahadan mina alAAalameena
Allah zei: "Ik zal hem tot jullie doen neerdalen, maar wie van jullie daarna ongelovig is: voorwaar, Ik zal hem straffen met een bestraffing waarmee Ik niemand in de werelden gestraft heb." (115)
وَإِذْ قَالَ اللّهُ يَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ أَأَنتَ قُلتَ لِلنَّاسِ اتَّخِذُونِي وَأُمِّيَ إِلَهَيْنِ مِن دُونِ اللّهِ قَالَ سُبْحَانَكَ مَا يَكُونُ لِي أَنْ أَقُولَ مَا لَيْسَ لِي بِحَقٍّ إِن كُنتُ قُلْتُهُ فَقَدْ عَلِمْتَهُ تَعْلَمُ مَا فِي نَفْسِي وَلاَ أَعْلَمُ مَا فِي نَفْسِكَ إِنَّكَ أَنتَ عَلاَّمُ الْغُيُوبِ ﴿١١٦﴾
5/Al-Ma'idah-116: Wa-ith qala Allahu ya AAeesa ibna maryama aanta qulta lilnnasi ittakhithoonee waommiya ilahayni min dooni Allahi qala subhanaka ma yakoonu lee an aqoola ma laysa lee bihaqqin in kuntu qultuhu faqad AAalimtahu taAAlamu ma fee nafsee wala aAAlamu ma fee naf
En toen zei Allah: "O 'Isa, zoon van Maryam, heb jij tegen de mensen gezegd: "Neemt mij en mijn moeder tot twee goden naast Allah?" En hij (Isa) zei: "Heilig bent U! Nooit zou ik kunnen zeggen waarop ik geen recht beb. Indien ik dat gezegd had, zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat er in mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw Ziel is. Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene. (116)
مَا قُلْتُ لَهُمْ إِلاَّ مَا أَمَرْتَنِي بِهِ أَنِ اعْبُدُواْ اللّهَ رَبِّي وَرَبَّكُمْ وَكُنتُ عَلَيْهِمْ شَهِيدًا مَّا دُمْتُ فِيهِمْ فَلَمَّا تَوَفَّيْتَنِي كُنتَ أَنتَ الرَّقِيبَ عَلَيْهِمْ وَأَنتَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ ﴿١١٧﴾
5/Al-Ma'idah-117: Ma qultu lahum illa ma amartanee bihi ani oAAbudoo Allaha rabbee warabbakum wakuntu AAalayhim shaheedan ma dumtu feehim falamma tawaffaytanee kunta anta alrraqeeba AAalayhim waanta AAala kulli shay-in shaheedun
Ik heb hen niet anders gezegd dan U mij heeft geboden te zeggen: 'Dient Allah, mijn Heer en jullie Heer.' En ik was getuige van hen zolang ik onder hen was, on toen u mij tot U opnam was U de Waker over hen en U bent Getuige van alle zaken. (117)
إِن تُعَذِّبْهُمْ فَإِنَّهُمْ عِبَادُكَ وَإِن تَغْفِرْ لَهُمْ فَإِنَّكَ أَنتَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿١١٨﴾
5/Al-Ma'idah-118: In tuAAaththibhum fa-innahum AAibaduka wa-in taghfir lahum fa-innaka anta alAAazeezu alhakeemu
Indien U hen straft: voorwaar, zij zijn Uw dienaren. En indien U hen vergeeft: dan voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze." (118)
قَالَ اللّهُ هَذَا يَوْمُ يَنفَعُ الصَّادِقِينَ صِدْقُهُمْ لَهُمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا أَبَدًا رَّضِيَ اللّهُ عَنْهُمْ وَرَضُواْ عَنْهُ ذَلِكَ الْفَوْزُ الْعَظِيمُ ﴿١١٩﴾
5/Al-Ma'idah-119: Qala Allahu hatha yawmu yanfaAAu alssadiqeena sidquhum lahum jannatun tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha abadan radiya Allahu AAanhum waradoo AAanhu thalika alfawzu alAAatheemu
Allah zei: "Dit is een Dag waarop hun waarachtigheid de waarachtigen zal baten; er zijn voor hen Tuinen (het Paradijs) waar onder door de rivieren stromen, zij zijn eeuwig levenden daarin. Allah is welbehaagd met hen en zij zijn welbehaagd met Hem. Dat is de geweldige overwinning." (119)
لِلّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَمَا فِيهِنَّ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿١٢٠﴾
5/Al-Ma'idah-120: Lillahi mulku alssamawati waal-ardi wama feehinna wahuwa AAala kulli shay-in qadeerun
Aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat daarin is. En Hij is Almachtig over alle zaken. (120)