Nederlands [Veranderen]

At-Tahrim 1-12, Soera Verbod (66/At-Tahrim)

Soera At-Tahrim - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera At-Tahrim - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera At-Tahrim - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـتحريم

Soera At-Tahrim

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

يَا أَيُّهَا النَّبِيُّ لِمَ تُحَرِّمُ مَا أَحَلَّ اللَّهُ لَكَ تَبْتَغِي مَرْضَاتَ أَزْوَاجِكَ وَاللَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١﴾
66/At-Tahrim-1: Ya ayyuha alnnabiyyu lima tuharrimu ma ahalla Allahu laka tabtaghee mardata azwajika waAllahu ghafoorun raheemun
O Profeet, waarom verbied iets wat Allah jou heeft toegestaan, om het welbehagen van jouw vrouwen te verkrijgen? En Allah is Vergevensgezind en Meest Barmhartig. (1)
قَدْ فَرَضَ اللَّهُ لَكُمْ تَحِلَّةَ أَيْمَانِكُمْ وَاللَّهُ مَوْلَاكُمْ وَهُوَ الْعَلِيمُ الْحَكِيمُ ﴿٢﴾
66/At-Tahrim-2: Qad farada Allahu lakum tahillata aymanikum waAllahu mawlakum wahuwa alAAaleemu alhakeemu
Allah heeft jullie waarlijk verplicht om jullie eden toegestaan te maken. En Allah is jullie Meester. En Hij is de Alwetende, de Alwijze. (2)
وَإِذْ أَسَرَّ النَّبِيُّ إِلَى بَعْضِ أَزْوَاجِهِ حَدِيثًا فَلَمَّا نَبَّأَتْ بِهِ وَأَظْهَرَهُ اللَّهُ عَلَيْهِ عَرَّفَ بَعْضَهُ وَأَعْرَضَ عَن بَعْضٍ فَلَمَّا نَبَّأَهَا بِهِ قَالَتْ مَنْ أَنبَأَكَ هَذَا قَالَ نَبَّأَنِيَ الْعَلِيمُ الْخَبِيرُ ﴿٣﴾
66/At-Tahrim-3: Wa-ith asarra alnnabiyyu ila baAAdi azwajihi hadeethan falamma nabbaat bihi waathharahu Allahu AAalayhi AAarrafa baAAdahu waaAArada AAan baAAdin falamma nabbaaha bihi qalat man anbaaka hatha qala nabbaaniya alAAaleemu alkhabeeru
En (gedenkt) toen de Boodschapper in het geheim een gebeurtenis aan één van zijn vrouwen toevertrouwde. En toen zij dit vertelde en Allah dit aan hem openbaar maakte, maakte hij er een gedeelte van bekend en liet een er gedeelte van onbesproken. Toen hij het haar vertelde, zei zij: "Wie heeft jou dit verteld?" Hij zei: "De Kenner, de Alwetende, heeft mij op de hoogte gebracht." (3)
إِن تَتُوبَا إِلَى اللَّهِ فَقَدْ صَغَتْ قُلُوبُكُمَا وَإِن تَظَاهَرَا عَلَيْهِ فَإِنَّ اللَّهَ هُوَ مَوْلَاهُ وَجِبْرِيلُ وَصَالِحُ الْمُؤْمِنِينَ وَالْمَلَائِكَةُ بَعْدَ ذَلِكَ ظَهِيرٌ ﴿٤﴾
66/At-Tahrim-4: In tatooba ila Allahi faqad saghat quloobukuma wa-in tathahara AAalayhi fa-inna Allaha huwa mawlahu wajibreelu wasalihu almu/mineena waalmala-ikatu baAAda thalika thaheerun
Als jullie beiden (Hafsah en Â'isjah) Allah berouw tonen (is dat beter voor jullie), dan neigen jullie harten waarlijk (naar het goede). Maar als jullie elkaar bijstaan tegen hem (de Boodschapper), dan is Allah waarlijk jouw Helper, en Djibrîl en de rechtschapen gelovigen en daarnaast de Engelen zullen helpers zijn. (4)
عَسَى رَبُّهُ إِن طَلَّقَكُنَّ أَن يُبْدِلَهُ أَزْوَاجًا خَيْرًا مِّنكُنَّ مُسْلِمَاتٍ مُّؤْمِنَاتٍ قَانِتَاتٍ تَائِبَاتٍ عَابِدَاتٍ سَائِحَاتٍ ثَيِّبَاتٍ وَأَبْكَارًا ﴿٥﴾
66/At-Tahrim-5: AAasa rabbuhu in tallaqakunna an yubdilahu azwajan khayran minkunna muslimatin mu/minatin qanitatin ta-ibatin AAabidatin sa-ihatin thayyibatin waabkaran
Het kan zijn dat wanneer hij van jullie (zijn echtgenotes) scheidt, dat zijn Heer aan hem betere echtgenotes in de plaats van jullie zal geven, die zich overgeven, die gelovend, gehoorzamend, berouwvol, aanbiddend en vastend zijn, die eerder getrouwd zijn geweest, of maagd zijn. (5)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا قُوا أَنفُسَكُمْ وَأَهْلِيكُمْ نَارًا وَقُودُهَا النَّاسُ وَالْحِجَارَةُ عَلَيْهَا مَلَائِكَةٌ غِلَاظٌ شِدَادٌ لَا يَعْصُونَ اللَّهَ مَا أَمَرَهُمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ ﴿٦﴾
66/At-Tahrim-6: Ya ayyuha allatheena amanoo qoo anfusakum waahleekum naran waqooduha alnnasu waalhijaratu AAalayha mala-ikatun ghilathun shidadun la yaAAsoona Allaha ma amarahum wayafAAaloona ma yu/maroona
O jullie die geloven, behoedt julliezelf en jullie gezinsleden voor de Hel, die als brandstof mensen en stenen heeft, waarover strenge en hard optredende Engelen zijn aangesteld, die Allah niet ongehoorzaam zijn in wat Hij hun beveelt, en die uitvoeren wat hun is bevolen. (6)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ كَفَرُوا لَا تَعْتَذِرُوا الْيَوْمَ إِنَّمَا تُجْزَوْنَ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٧﴾
66/At-Tahrim-7: Ya ayyuha allatheena kafaroo la taAAtathiroo alyawma innama tujzawna ma kuntum taAAmaloona
O jullie die ongelovig zijn, verontschuldigt jullie op die Dag niet: jullie worden slechts vergolden naar wat jullie hebben gedaan. (7)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا تُوبُوا إِلَى اللَّهِ تَوْبَةً نَّصُوحًا عَسَى رَبُّكُمْ أَن يُكَفِّرَ عَنكُمْ سَيِّئَاتِكُمْ وَيُدْخِلَكُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ يَوْمَ لَا يُخْزِي اللَّهُ النَّبِيَّ وَالَّذِينَ آمَنُوا مَعَهُ نُورُهُمْ يَسْعَى بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَبِأَيْمَانِهِمْ يَقُولُونَ رَبَّنَا أَتْمِمْ لَنَا نُورَنَا وَاغْفِرْ لَنَا إِنَّكَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٨﴾
66/At-Tahrim-8: Ya ayyuha allatheena amanoo tooboo ila Allahi tawbatan nasoohan AAasa rabbukum an yukaffira AAankum sayyi-atikum wayudkhilakum jannatin tajree min tahtiha al-anharu yawma la yukhzee Allahu alnnabiyya waallatheena amanoo maAAahu nooruhum yasAAa bayna aydee
O jullie die geloven, toont Allah oprecht berouw, hopelijk zal jullie Heer jullie zonden uitwissen en jullie Tuinen (het Paradijs) doen binnengaan waar de rivieren onder door stromen op de Dag waarop Allah de Profeet en degenen die met hem geloven niet zal vernederen. Hun licht straalt vóór hen en rechts van hen. Zij zeggen: "Onze Heer, vervolmaak voor ons ons licht en vergeef ons: voorwaar, U bent Almachtig over alle zaken." (8)
يَا أَيُّهَا النَّبِيُّ جَاهِدِ الْكُفَّارَ وَالْمُنَافِقِينَ وَاغْلُظْ عَلَيْهِمْ وَمَأْوَاهُمْ جَهَنَّمُ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ ﴿٩﴾
66/At-Tahrim-9: Ya ayyuha alnnabiyyu jahidi alkuffara waalmunafiqeena waoghluth AAalayhim wama/wahum jahannamu wabi/sa almaseeru
O Profeet, bestrijd de ongelovigen en de huichelaars en treed hard tegen hen op. Hun bestemming is de Hel, en dat is de slechtste plaats van bestemming. (9)
ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا لِّلَّذِينَ كَفَرُوا اِمْرَأَةَ نُوحٍ وَاِمْرَأَةَ لُوطٍ كَانَتَا تَحْتَ عَبْدَيْنِ مِنْ عِبَادِنَا صَالِحَيْنِ فَخَانَتَاهُمَا فَلَمْ يُغْنِيَا عَنْهُمَا مِنَ اللَّهِ شَيْئًا وَقِيلَ ادْخُلَا النَّارَ مَعَ الدَّاخِلِينَ ﴿١٠﴾
66/At-Tahrim-10: Daraba Allahu mathalan lillatheena kafaroo imraata noohin waimraata lootin kanata tahta AAabdayni min AAibadina salihayni fakhanatahuma falam yughniya AAanhuma mina Allahi shay-an waqeela odkhula alnnara maAAa alddakhileena
Allah heeft degenen die niet geloven de vrouw van Nôeh en de vrouw van Lôeth als een voorbeeld gegeven. Zij waren onder de hoede van twee rechtschapenen van onder Onze dienaren, maar zij verraadden hen, toen baatten zij (Nôeh en Lôeth) hun in niets tegen Allah. En er werd tot hen (de beide vrouwen) gezegd: "Treedt de hel binnen, tezamen met de binnentreders." (10)
وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا لِّلَّذِينَ آمَنُوا اِمْرَأَةَ فِرْعَوْنَ إِذْ قَالَتْ رَبِّ ابْنِ لِي عِندَكَ بَيْتًا فِي الْجَنَّةِ وَنَجِّنِي مِن فِرْعَوْنَ وَعَمَلِهِ وَنَجِّنِي مِنَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ ﴿١١﴾
66/At-Tahrim-11: Wadaraba Allahu mathalan lillatheena amanoo imraata firAAawna ith qalat rabbi ibni lee AAindaka baytan fee aljannati wanajjinee min firAAawna waAAamalihi wanajjinee mina alqawmi alththalimeena
En de gelovigen heeft Allah de vrouw van Fir'aun als voorbeeld gegeven, toen zij zei: "Mijn Heer, bouw voor mij een huis aan Uw Zijde in het Paradijs, en red mij van Fir'aun en zijn deden en red mij van het onrechtvaardige volk." (11)
وَمَرْيَمَ ابْنَتَ عِمْرَانَ الَّتِي أَحْصَنَتْ فَرْجَهَا فَنَفَخْنَا فِيهِ مِن رُّوحِنَا وَصَدَّقَتْ بِكَلِمَاتِ رَبِّهَا وَكُتُبِهِ وَكَانَتْ مِنَ الْقَانِتِينَ ﴿١٢﴾
66/At-Tahrim-12: Wamaryama ibnata AAimrana allatee ahsanat farjaha fanafakhna feehi min roohina wasaddaqat bikalimati rabbiha wakutubihi wakanat mina alqaniteena
En (het voorbeeld van) Maryam, de dochter van Imrân, die haar eerbaarheid bewaard had, waarop Wij in haar van Onze geest bliezen en zij getuigde van de Waarheid van de Woorden van haar Heer en Zijn Schriften en zij behoorde tot de gehoorzamen. (12)