Nederlands [Veranderen]

Ar-Ra'd 1-43, Soera De Donder (13/Ar-Ra'd)

Soera Ar-Ra'd - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Ar-Ra'd - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Ar-Ra'd - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الرّعد

Soera Ar-Ra'd

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

المر تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ وَالَّذِيَ أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ الْحَقُّ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١﴾
13/Ar-Ra'd-1: Alif-lam-meem-ra tilka ayatu alkitabi waallathee onzila ilayka min rabbika alhaqqu walakinna akthara alnnasi la yu/minoona
Alif Lâm Mîm Râ. Dit zijnde Verzen van Het Boek. En wat am jou van jouw Heer neergezonden is, is de Waarheid; maar de meeste mensen geloven het niet. (1)
اللّهُ الَّذِي رَفَعَ السَّمَاوَاتِ بِغَيْرِ عَمَدٍ تَرَوْنَهَا ثُمَّ اسْتَوَى عَلَى الْعَرْشِ وَسَخَّرَ الشَّمْسَ وَالْقَمَرَ كُلٌّ يَجْرِي لأَجَلٍ مُّسَمًّى يُدَبِّرُ الأَمْرَ يُفَصِّلُ الآيَاتِ لَعَلَّكُم بِلِقَاء رَبِّكُمْ تُوقِنُونَ ﴿٢﴾
13/Ar-Ra'd-2: Allahu allathee rafaAAa alssamawati bighayri AAamadin tarawnaha thumma istawa AAala alAAarshi wasakhkhara alshshamsa waalqamara kullun yajree li-ajalin musamman yudabbiru al-amra yufassilu al-ayati laAAallakum biliqa-i rabbikum tooqinoona
Allah is Degene Die de hemelen heeft verbeven, zonder steunpilaren die jullie zien. Vervolgens zetelde Hij Zich op de Troon en maakte de zon en de maan dienstbaar. Ieder draait tot een vastgestelde tijd. Hij (Allah) regelt de zaak (en) legt de Tekenen uit. Hopelijk zullen jullie vo de ontmoeting met jullie Heer overtuigd zijn. (2)
وَهُوَ الَّذِي مَدَّ الأَرْضَ وَجَعَلَ فِيهَا رَوَاسِيَ وَأَنْهَارًا وَمِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ جَعَلَ فِيهَا زَوْجَيْنِ اثْنَيْنِ يُغْشِي اللَّيْلَ النَّهَارَ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٣﴾
13/Ar-Ra'd-3: Wahuwa allathee madda al-arda wajaAAala feeha rawasiya waanharan wamin kulli alththamarati jaAAala feeha zawjayni ithnayni yughshee allayla alnnahara inna fee thalika laayatin liqawmin yatafakkaroona
Hij is Degene Die die de aarde heeft uitgespreid en daarop stevige bergen en rivieren heeft gemaakt, en van alle soorten vruchten heeft Hij paren gemaakt. Hij doet de nacht de dag bedekken. Voorwaar, daarin zijn Tekenen voof een volk, dat nadenkt. (3)
وَفِي الأَرْضِ قِطَعٌ مُّتَجَاوِرَاتٌ وَجَنَّاتٌ مِّنْ أَعْنَابٍ وَزَرْعٌ وَنَخِيلٌ صِنْوَانٌ وَغَيْرُ صِنْوَانٍ يُسْقَى بِمَاء وَاحِدٍ وَنُفَضِّلُ بَعْضَهَا عَلَى بَعْضٍ فِي الأُكُلِ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ ﴿٤﴾
13/Ar-Ra'd-4: Wafee al-ardi qitaAAun mutajawiratun wajannatun min aAAnabin wazarAAun wanakheelun sinwanun waghayru sinwanin yusqa bima-in wahidin wanufaddilu baAAdaha AAala baAAdin fee alokuli inna fee thalika laayatin liqawmin yaAAqiloona
En op de aarde zijn streken naast elkaar, en druivenstruiken, en planten en dadelpalmen, sommige met takken, andere met enkelvoudige stammen, begoten met één soort water. Wij doen sommige van hen beter eetbaar zijn dan andere. Voorwaar, daarin zijn Tekenen voor een volk dat begrijpt. (4)
وَإِن تَعْجَبْ فَعَجَبٌ قَوْلُهُمْ أَئِذَا كُنَّا تُرَابًا أَئِنَّا لَفِي خَلْقٍ جَدِيدٍ أُوْلَئِكَ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِرَبِّهِمْ وَأُوْلَئِكَ الأَغْلاَلُ فِي أَعْنَاقِهِمْ وَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدونَ ﴿٥﴾
13/Ar-Ra'd-5: Wa-in taAAjab faAAajabun qawluhum a-itha kunna turaban a-inna lafee khalqin jadeedin ola-ika allatheena kafaroo birabbihim waola-ika al-aghlalu fee aAAnaqihim waola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
En als jij je verbaast, nog verbazender zijn dan hun woorden: "Wanneer wij tot aarde geworden zijn, zullen wij dan zeker een nieuw schepsel worden?" Zij zijn degenen die niet in hun Heer geloven en zij zullen degenen met de ketenen om hun nekken zijn. En zij zijn degenen die de bewoners van de Hel zijn, zij zijn daarin eeuwig levenden. (5)
وَيَسْتَعْجِلُونَكَ بِالسَّيِّئَةِ قَبْلَ الْحَسَنَةِ وَقَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِمُ الْمَثُلاَتُ وَإِنَّ رَبَّكَ لَذُو مَغْفِرَةٍ لِّلنَّاسِ عَلَى ظُلْمِهِمْ وَإِنَّ رَبَّكَ لَشَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٦﴾
13/Ar-Ra'd-6: WayastaAAjiloonaka bialssayyi-ati qabla alhasanati waqad khalat min qablihimu almathulatu wa-inna rabbaka lathoo maghfiratin lilnnasi AAala thulmihim wa-inna rabbaka lashadeedu alAAiqabi
En zij vragen aan jou (O Moehammad) om verhaasting van het slechte, vóór het goede. En de voorbeelden van de bestraffing zijn reeds voorafgegaan. Voorwaar, jouw Heer is de Bezitter van vergeving voor de mensen, ondanks hun onrechtvaardige daden. En voorwaar, jouw Heer is zeker streng in de bestraffing. (6)
وَيَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَوْلآ أُنزِلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ إِنَّمَا أَنتَ مُنذِرٌ وَلِكُلِّ قَوْمٍ هَادٍ ﴿٧﴾
13/Ar-Ra'd-7: Wayaqoolu allatheena kafaroo lawla onzila AAalayhi ayatun min rabbihi innama anta munthirun walikulli qawmin hadin
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Waarom is er geen Teken van zijn Heer naar hem (Moehammad) neergezonden?" Voorwaar, jij bent slechts een waarschuwer en voor elk volk is er een leider (Profeet). (7)
اللّهُ يَعْلَمُ مَا تَحْمِلُ كُلُّ أُنثَى وَمَا تَغِيضُ الأَرْحَامُ وَمَا تَزْدَادُ وَكُلُّ شَيْءٍ عِندَهُ بِمِقْدَارٍ ﴿٨﴾
13/Ar-Ra'd-8: Allahu yaAAlamu ma tahmilu kullu ontha wama tagheedu al-arhamu wama tazdadu wakullu shay-in AAindahu bimiqdarin
Allah weet wat iedere vrouw draagt en wat de baarmoeders verminderen of wat zij vermeerderen. Ein alle dingen hebben bij Hem een maatgeving. (8)
عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ الْكَبِيرُ الْمُتَعَالِ ﴿٩﴾
13/Ar-Ra'd-9: AAalimu alghaybi waalshshahadati alkabeeru almutaAAali
(Hij is) de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, de Grootste, de Allerhoogste. (9)
سَوَاء مِّنكُم مَّنْ أَسَرَّ الْقَوْلَ وَمَن جَهَرَ بِهِ وَمَنْ هُوَ مُسْتَخْفٍ بِاللَّيْلِ وَسَارِبٌ بِالنَّهَارِ ﴿١٠﴾
13/Ar-Ra'd-10: Sawaon minkum man asarra alqawla waman jahara bihi waman huwa mustakhfin biallayli wasaribun bialnnahari
(Voor Hem) is degene onder jullie die het woord verbergt gelijk aan degene die het hardop uitspreekt. En hij die verbergt in de nacht (is gelijk aan wie) overdag bekendmaakt. (10)
لَهُ مُعَقِّبَاتٌ مِّن بَيْنِ يَدَيْهِ وَمِنْ خَلْفِهِ يَحْفَظُونَهُ مِنْ أَمْرِ اللّهِ إِنَّ اللّهَ لاَ يُغَيِّرُ مَا بِقَوْمٍ حَتَّى يُغَيِّرُواْ مَا بِأَنْفُسِهِمْ وَإِذَا أَرَادَ اللّهُ بِقَوْمٍ سُوءًا فَلاَ مَرَدَّ لَهُ وَمَا لَهُم مِّن دُونِهِ مِن وَالٍ ﴿١١﴾
13/Ar-Ra'd-11: Lahu muAAaqqibatun min bayni yadayhi wamin khalfihi yahfathoonahu min amri Allahi inna Allaha la yughayyiru ma biqawmin hatta yughayyiroo ma bi-anfusihim wa-itha arada Allahu biqawmin soo-an fala maradda lahu wama lahum min doonihi min walin
- En voor de mens zijn er bewakers (Engelen), voor hem en achter hem, zij waken over hem op bevel van Allah. Voorwaar, Allah verandert de (goede) toestand van een Yolk niet, totdat zij hun eigen toestand verarderen. En als Allah iets kwaads voor een volk wil, dan is er niemand die het kan afwenden en er is voor hen naast Hem geen Helper. (11)
هُوَ الَّذِي يُرِيكُمُ الْبَرْقَ خَوْفًا وَطَمَعًا وَيُنْشِئُ السَّحَابَ الثِّقَالَ ﴿١٢﴾
13/Ar-Ra'd-12: Huwa allathee yureekumu albarqa khawfan watamaAAan wayunshi-o alssahaba alththiqala
Hij is Degene die de bliksem aan jullie laat zien, om vrees en hoop (regen) te veroorzaken, en Hij doet de zware wolken ontstaan. (12)
وَيُسَبِّحُ الرَّعْدُ بِحَمْدِهِ وَالْمَلاَئِكَةُ مِنْ خِيفَتِهِ وَيُرْسِلُ الصَّوَاعِقَ فَيُصِيبُ بِهَا مَن يَشَاء وَهُمْ يُجَادِلُونَ فِي اللّهِ وَهُوَ شَدِيدُ الْمِحَالِ ﴿١٣﴾
13/Ar-Ra'd-13: Wayusabbihu alrraAAdu bihamdihi waalmala-ikatu min kheefatihi wayursilu alssawaAAiqa fayuseebu biha man yashao wahum yujadiloona fee Allahi wahuwa shadeedu almihali
En de donder roemt Hem met Zijn loflprijzing en (ook) de Engelen. uit vrees voor Hem en Hij stuurt de bliksemschichten en treft ermee wie Hij wil. En zij redetwisten over Allah, en Hij is hard in het grijpen. (13)
لَهُ دَعْوَةُ الْحَقِّ وَالَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِهِ لاَ يَسْتَجِيبُونَ لَهُم بِشَيْءٍ إِلاَّ كَبَاسِطِ كَفَّيْهِ إِلَى الْمَاء لِيَبْلُغَ فَاهُ وَمَا هُوَ بِبَالِغِهِ وَمَا دُعَاء الْكَافِرِينَ إِلاَّ فِي ضَلاَلٍ ﴿١٤﴾
13/Ar-Ra'd-14: Lahu daAAwatu alhaqqi waallatheena yadAAoona min doonihi la yastajeeboona lahum bishay-in illa kabasiti kaffayhi ila alma-i liyablugha fahu wama huwa bibalighihi wama duAAao alkafireena illa fee dalalin
Aan Hem is de ware smeekbede gericht, en degenen die zij naast Hem aanbidden verhoren hen in niets, behalve zoals bij degene zijn beide handen uitstrekt naar water om het naar zijn mond te brengen, maar het bereikt zijn mond niet. En de smeekbeden van de ongelovigen zijn nutteloos. (14)
وَلِلّهِ يَسْجُدُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ طَوْعًا وَكَرْهًا وَظِلالُهُم بِالْغُدُوِّ وَالآصَالِ* ﴿١٥﴾
13/Ar-Ra'd-15: Walillahi yasjudu man fee alssamawati waal-ardi tawAAan wakarhan wathilaluhum bialghuduwwi waal-asali
En voor Allah werpt zich neer wat zich in de hemelen en op de aarde bevindt, gewillig of ongewillig, en ook hun schaduwen (onderwerpen zich) in de ochtend en in de avond. (15)
قُلْ مَن رَّبُّ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ قُلِ اللّهُ قُلْ أَفَاتَّخَذْتُم مِّن دُونِهِ أَوْلِيَاء لاَ يَمْلِكُونَ لِأَنفُسِهِمْ نَفْعًا وَلاَ ضَرًّا قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَمْ هَلْ تَسْتَوِي الظُّلُمَاتُ وَالنُّورُ أَمْ جَعَلُواْ لِلّهِ شُرَكَاء خَلَقُواْ كَخَلْقِهِ فَتَشَابَهَ الْخَلْقُ عَلَيْهِمْ قُلِ اللّهُ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ وَهُوَ الْوَاحِدُ الْقَهَّارُ ﴿١٦﴾
13/Ar-Ra'd-16: Qul man rabbu alssamawati waal-ardi quli Allahu qul afaittakhathtum min doonihi awliyaa la yamlikoona li-anfusihim nafAAan wala darran qul hal yastawee al-aAAma waalbaseeru am hal tastawee alththulumatu waalnnooru am jaAAaloo lillahi shurakaa khalaqoo kak
Zeg: "Wie is de Heer van de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah." Zeg.- "Nemen jullie dan naast Hem beschermers, terwijl zij geen macht hebben om voor zichzelf nut (te verwerven) of schade (af te wenden). Zeg: "Zijn de blinden en de zienden gelijk, of zijn de duisternissen en het licht aan elkaar gelijk? Of kenden zij naast Allah deelgenoten toe. die iets geschapen zouden hebben, zoals Zijn schepping?" Zodat het scheppen voor hen hetzelfde is, zeg: "Allah is de Schepper van alles en Hij is de Ene, de Overweldiger." (16)
أَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَسَالَتْ أَوْدِيَةٌ بِقَدَرِهَا فَاحْتَمَلَ السَّيْلُ زَبَدًا رَّابِيًا وَمِمَّا يُوقِدُونَ عَلَيْهِ فِي النَّارِ ابْتِغَاء حِلْيَةٍ أَوْ مَتَاعٍ زَبَدٌ مِّثْلُهُ كَذَلِكَ يَضْرِبُ اللّهُ الْحَقَّ وَالْبَاطِلَ فَأَمَّا الزَّبَدُ فَيَذْهَبُ جُفَاء وَأَمَّا مَا يَنفَعُ النَّاسَ فَيَمْكُثُ فِي الأَرْضِ كَذَلِكَ يَضْرِبُ اللّهُ الأَمْثَالَ ﴿١٧﴾
13/Ar-Ra'd-17: Anzala mina alssama-i maan fasalat awdiyatun biqadariha faihtamala alssaylu zabadan rabiyan wamimma yooqidoona AAalayhi fee alnnari ibtighaa hilyatin aw mataAAin zabadun mithluhu kathalika yadribu Allahu alhaqqa waalbatila faamma alzzabadu fayathhabu jufa
Hij (Allah) deed water uit de hemel neerdalen, dat daarna in beddingen naar hun omvang stroomt en de stroom dragt rijzend schuim mee. En uit wat zij in het vuur verhitten om sieraden of gebruiksvoorwerpen (te maken) komt soortgelijk schuim. Zo geeft Allah een gelijkenis over de Waarheid en de valsheid. Wat het schuim betreft, het verdwijnt als iets nutteloos, en wat betreft hetgeen de mensen baat, dat blijft op de aarde. Zo geeft Allah de gelijkenissen. (17)
لِلَّذِينَ اسْتَجَابُواْ لِرَبِّهِمُ الْحُسْنَى وَالَّذِينَ لَمْ يَسْتَجِيبُواْ لَهُ لَوْ أَنَّ لَهُم مَّا فِي الأَرْضِ جَمِيعًا وَمِثْلَهُ مَعَهُ لاَفْتَدَوْاْ بِهِ أُوْلَئِكَ لَهُمْ سُوءُ الْحِسَابِ وَمَأْوَاهُمْ جَهَنَّمُ وَبِئْسَ الْمِهَادُ ﴿١٨﴾
13/Ar-Ra'd-18: Lillatheena istajaboo lirabbihimu alhusna waallatheena lam yastajeeboo lahu law anna lahum ma fee al-ardi jameeAAan wamithlahu maAAahu laiftadaw bihi ola-ika lahum soo-o alhisabi wama/wahum jahannamu wabi/sa almihadu
Voor degenen die aan hun Heer gehoor geven, is er het goede (het Paradijs). En degenen die Hem geen gehoor geven: al hadden zij alles op aarde en nog eens zo veel daarbij; zij zouden zich daarmee willen vrijkopn. Zij zijn degenen voor wie er een slechte afrekening zal zijn. En hun verblijfplaats is de Hel, dat is de slechtste plaats! (18)
أَفَمَن يَعْلَمُ أَنَّمَا أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَبِّكَ الْحَقُّ كَمَنْ هُوَ أَعْمَى إِنَّمَا يَتَذَكَّرُ أُوْلُواْ الأَلْبَابِ ﴿١٩﴾
13/Ar-Ra'd-19: Afaman yaAAlamu annama onzila ilayka min rabbika alhaqqu kaman huwa aAAma innama yatathakkaru oloo al-albabi
Is iemand die weet dat wat een jou is neergezonden van jouw Heer de Waarheid is, gelijk aan degene die blind is? Het zijn slechts de bezitters van verstand die er lering uit trokken. (19)
الَّذِينَ يُوفُونَ بِعَهْدِ اللّهِ وَلاَ يِنقُضُونَ الْمِيثَاقَ ﴿٢٠﴾
13/Ar-Ra'd-20: Allatheena yoofoona biAAahdi Allahi wala yanqudoona almeethaqa
(Zij zijn) degenen die het verbond met Allah nakomen en het verbond niet verbreken. (20)
وَالَّذِينَ يَصِلُونَ مَا أَمَرَ اللّهُ بِهِ أَن يُوصَلَ وَيَخْشَوْنَ رَبَّهُمْ وَيَخَافُونَ سُوءَ الحِسَابِ ﴿٢١﴾
13/Ar-Ra'd-21: Waallatheena yasiloona ma amara Allahu bihi an yoosala wayakhshawna rabbahum wayakhafoona soo-a alhisabi
En degenen die onderhouden wat Allah heeft bevolen te onderhouden. En zij vrezen hun Heer en zij zijn bang voor de slechte aftekening. (21)
وَالَّذِينَ صَبَرُواْ ابْتِغَاء وَجْهِ رَبِّهِمْ وَأَقَامُواْ الصَّلاَةَ وَأَنفَقُواْ مِمَّا رَزَقْنَاهُمْ سِرًّا وَعَلاَنِيَةً وَيَدْرَؤُونَ بِالْحَسَنَةِ السَّيِّئَةَ أُوْلَئِكَ لَهُمْ عُقْبَى الدَّارِ ﴿٢٢﴾
13/Ar-Ra'd-22: Waallatheena sabaroo ibtighaa wajhi rabbihim waaqamoo alssalata waanfaqoo mimma razaqnahum sirran waAAalaniyatan wayadraoona bialhasanati alssayyi-ata ola-ika lahum AAuqba alddari
En degenen die geduldig zijn bij het zoeken naar het welbehagen van hun Heer, en die de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee voorzagen, in het verborgene en openlijk. En die door het goede het kwade opheffen. Zij zijn degenen voor wie er de goede eindbestemming is. (22)
جَنَّاتُ عَدْنٍ يَدْخُلُونَهَا وَمَنْ صَلَحَ مِنْ آبَائِهِمْ وَأَزْوَاجِهِمْ وَذُرِّيَّاتِهِمْ وَالمَلاَئِكَةُ يَدْخُلُونَ عَلَيْهِم مِّن كُلِّ بَابٍ ﴿٢٣﴾
13/Ar-Ra'd-23: Jannatu AAadnin yadkhuloonaha waman salaha min aba-ihim waazwajihim wathurriyyatihim waalmala-ikatu yadkhuloona AAalayhim min kulli babin
Zij treden de Tuinen van "Adn (het paradijs) binnen en (ook) degenen die oprecht waren van hun vaderen en hun echtgenoten en hun nakomelingen. En de Engelen treden bij hen binnen door iedere poort. (23)
سَلاَمٌ عَلَيْكُم بِمَا صَبَرْتُمْ فَنِعْمَ عُقْبَى الدَّارِ ﴿٢٤﴾
13/Ar-Ra'd-24: Salamun AAalaykum bima sabartum faniAAma AAuqba alddari
(Zeggend:) "Salâmoen alaikoem bima shabartoem." (Vrede zij met jullie wegens jullie geduldig zijn) Het is de beste eindbestemming. (24)
وَالَّذِينَ يَنقُضُونَ عَهْدَ اللّهِ مِن بَعْدِ مِيثَاقِهِ وَيَقْطَعُونَ مَآ أَمَرَ اللّهُ بِهِ أَن يُوصَلَ وَيُفْسِدُونَ فِي الأَرْضِ أُوْلَئِكَ لَهُمُ اللَّعْنَةُ وَلَهُمْ سُوءُ الدَّارِ ﴿٢٥﴾
13/Ar-Ra'd-25: Waallatheena yanqudoona AAahda Allahi min baAAdi meethaqihi wayaqtaAAoona ma amara Allahu bihi an yoosala wayufsidoona fee al-ardi ola-ika lahumu allaAAnatu walahum soo-o alddari
En degenen die het verbond met Allah na de bekrachtiging ervan schenden en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf zaaien op de aarde: zij zijn degenen voor wie er de vervloeking en de slechte verblijfplaats is. (25)
اللّهُ يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَنْ يَشَاء وَيَقَدِرُ وَفَرِحُواْ بِالْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَمَا الْحَيَاةُ الدُّنْيَا فِي الآخِرَةِ إِلاَّ مَتَاعٌ ﴿٢٦﴾
13/Ar-Ra'd-26: Allahu yabsutu alrrizqa liman yashao wayaqdiru wafarihoo bialhayati alddunya wama alhayatu alddunya fee al-akhirati illa mataAAun
Allah verruimt de levensvoorziening voor wie Hij wil en Hij beperkt. Zij verheugen zich over het wereldse leven, terwijl het wereldse leven in vergelijking met het Hiernamaals slechts een verganke lijke genieting is. (26)
وَيَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَوْلاَ أُنزِلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ قُلْ إِنَّ اللّهَ يُضِلُّ مَن يَشَاء وَيَهْدِي إِلَيْهِ مَنْ أَنَابَ ﴿٢٧﴾
13/Ar-Ra'd-27: Wayaqoolu allatheena kafaroo lawla onzila AAalayhi ayatun min rabbihi qul inna Allaha yudillu man yashao wayahdee ilayhi man anaba
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Waarom is er geen Teken aan hem (Moehammad) neergezonden van zijn Heer?" Zeg: "Voorwaar, Allah doet dwalen wie Hij wil, en Hij leidt naar Zich toe wie berouw toont." (27)
الَّذِينَ آمَنُواْ وَتَطْمَئِنُّ قُلُوبُهُم بِذِكْرِ اللّهِ أَلاَ بِذِكْرِ اللّهِ تَطْمَئِنُّ الْقُلُوبُ ﴿٢٨﴾
13/Ar-Ra'd-28: Allatheena amanoo watatma-innu quloobuhum bithikri Allahi ala bithikri Allahi tatma-innu alquloobu
(Zij zijn) degenen die gelovigen zijn en wiens harten tot rust komen door het gedenken van Allah. Weet: door het gedenken van Allah komen de harten tot rust. (28)
الَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ طُوبَى لَهُمْ وَحُسْنُ مَآبٍ ﴿٢٩﴾
13/Ar-Ra'd-29: Allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati tooba lahum wahusnu maabin
En degenen die geloven en het goede werken verrichten: voor hen is er een goed leven en een goede plaats van terugkeer. (29)
كَذَلِكَ أَرْسَلْنَاكَ فِي أُمَّةٍ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهَا أُمَمٌ لِّتَتْلُوَ عَلَيْهِمُ الَّذِيَ أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ وَهُمْ يَكْفُرُونَ بِالرَّحْمَنِ قُلْ هُوَ رَبِّي لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ وَإِلَيْهِ مَتَابِ ﴿٣٠﴾
13/Ar-Ra'd-30: Kathalika arsalnaka fee ommatin qad khalat min qabliha omamun litatluwa AAalayhimu allathee awhayna ilayka wahum yakfuroona bialrrahmani qul huwa rabbee la ilaha illa huwa AAalayhi tawakkaltu wa-ilayhi matabi
En zo hebben Wij jou (O Moehammad) tot een gemeenschap gezonden, waaraan andere gemenschappen vooraf zijn gegaan, om aan hen (de Koran) voor te dragen. die Wij aan jou hebben geopenbaard, terwijl zij de Erbarmer niet geloven. Zeg: "Hij is mijn Heer. er is geen god dan Hij, op Hem heb ik mijn vertrouwen gesteld en tot Hem is de terugkeer." (30)
وَلَوْ أَنَّ قُرْآنًا سُيِّرَتْ بِهِ الْجِبَالُ أَوْ قُطِّعَتْ بِهِ الأَرْضُ أَوْ كُلِّمَ بِهِ الْمَوْتَى بَل لِّلّهِ الأَمْرُ جَمِيعًا أَفَلَمْ يَيْأَسِ الَّذِينَ آمَنُواْ أَن لَّوْ يَشَاء اللّهُ لَهَدَى النَّاسَ جَمِيعًا وَلاَ يَزَالُ الَّذِينَ كَفَرُواْ تُصِيبُهُم بِمَا صَنَعُواْ قَارِعَةٌ أَوْ تَحُلُّ قَرِيبًا مِّن دَارِهِمْ حَتَّى يَأْتِيَ وَعْدُ اللّهِ إِنَّ اللّهَ لاَ يُخْلِفُ الْمِيعَادَ ﴿٣١﴾
13/Ar-Ra'd-31: Walaw anna qur-anan suyyirat bihi aljibalu aw quttiAAat bihi al-ardu aw kullima bihi almawta bal lillahi al-amru jameeAAan afalam yay-asi allatheena amanoo an law yashao Allahu lahada alnnasa jameeAAan wala yazalu allatheena kafaroo tuseebuhum bima sanaAA
En als er een oplezing (een geopenbaard boak) zou zijn, waardoor de bergen verplaatst worden of de aarde gespleten werd of de doden zouden kunnen spreken (dan zou dat deze Koran zijn). Maar bij Allah berusten alle zaken. Weten degenen die gelovigen niet, dat als Allah het zou willen, Hij zeker alle mensen geleid zou hebben? En tegenspoed blijft degenen die ongelovig zijn treffen wegens wat zij bedreven. Of er zal een ramp vlakbij hun huizen Plaatsvinden, totdat de belofte van Allah komt. Voorwaar, Allah verbreekt de belofte niet. (31)
وَلَقَدِ اسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍ مِّن قَبْلِكَ فَأَمْلَيْتُ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ ثُمَّ أَخَذْتُهُمْ فَكَيْفَ كَانَ عِقَابِ ﴿٣٢﴾
13/Ar-Ra'd-32: Walaqadi istuhzi-a birusulin min qablika faamlaytu lillatheena kafaroo thumma akhathtuhum fakayfa kana AAiqabi
En voorzeker, de Boodschappers vôôr jou werden bespot, waarna Ik de ongelovigen uitstel gaf. Vervolgens greep Ik hen, hoe was dan Mijn bestraffing? (32)
أَفَمَنْ هُوَ قَآئِمٌ عَلَى كُلِّ نَفْسٍ بِمَا كَسَبَتْ وَجَعَلُواْ لِلّهِ شُرَكَاء قُلْ سَمُّوهُمْ أَمْ تُنَبِّئُونَهُ بِمَا لاَ يَعْلَمُ فِي الأَرْضِ أَم بِظَاهِرٍ مِّنَ الْقَوْلِ بَلْ زُيِّنَ لِلَّذِينَ كَفَرُواْ مَكْرُهُمْ وَصُدُّواْ عَنِ السَّبِيلِ وَمَن يُضْلِلِ اللّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ ﴿٣٣﴾
13/Ar-Ra'd-33: Afaman huwa qa-imun AAala kulli nafsin bima kasabat wajaAAaloo lillahi shurakaa qul sammoohum am tunabbi-oonahu bima la yaAAlamu fee al-ardi am bithahirin mina alqawli bal zuyyina lillatheena kafaroo makruhum wasuddoo AAani alssabeeli waman yudlili Allahu
Is Hij die waakt over wat elke ziel heeft verworven (gelijk aan de afgodsbeelden)? Zij maakten afgoden naast Allah. Zeg: "Beschrijft hen." Of willen jullie Hem inlichten over iets op de aarde dat Hij zou niet kennen? Of zijn het holle woorden? Nee, de list van degenen die ongelovig zijn, is schoon schijnend gemaakt (door de Satan). En zij houden (de mensen) af van de Weg van Allah. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids. (33)
لَّهُمْ عَذَابٌ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَلَعَذَابُ الآخِرَةِ أَشَقُّ وَمَا لَهُم مِّنَ اللّهِ مِن وَاقٍ ﴿٣٤﴾
13/Ar-Ra'd-34: Lahum AAathabun fee alhayati alddunya walaAAathabu al-akhirati ashaqqu wama lahum mina Allahi min waqin
Voor hen is er een bestraffing tijdens het wereldse leven, maar de bestraffing van het Hiernamaals is harder. En voor hen is er tegen (de bestraffing van) Allah geen beschermer. (34)
مَّثَلُ الْجَنَّةِ الَّتِي وُعِدَ الْمُتَّقُونَ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ أُكُلُهَا دَآئِمٌ وِظِلُّهَا تِلْكَ عُقْبَى الَّذِينَ اتَّقَواْ وَّعُقْبَى الْكَافِرِينَ النَّارُ ﴿٣٥﴾
13/Ar-Ra'd-35: Mathalu aljannati allatee wuAAida almuttaqoona tajree min tahtiha al-anharu okuluha da-imun wathilluha tilka AAuqba allatheena ittaqaw waAAuqba alkafireena alnnaru
De beschrijving van het Paradijs dat aan de Moettaqôen beloofd is: er stromen rivieren onder door, de vruchten erin zijn onuitputtelijk en haar schaduw ook. Dat is de eindbestemming van degenen die (Allah) vrezen. En de eindbestemming van de ongelovigen is de Hel. (35)
وَالَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَفْرَحُونَ بِمَا أُنزِلَ إِلَيْكَ وَمِنَ الأَحْزَابِ مَن يُنكِرُ بَعْضَهُ قُلْ إِنَّمَا أُمِرْتُ أَنْ أَعْبُدَ اللّهَ وَلا أُشْرِكَ بِهِ إِلَيْهِ أَدْعُو وَإِلَيْهِ مَآبِ ﴿٣٦﴾
13/Ar-Ra'd-36: Waallatheena ataynahumu alkitaba yafrahoona bima onzila ilayka wamina al-ahzabi man yunkiru baAAdahu qul innama omirtu an aAAbuda Allaha wala oshrika bihi ilayhi adAAoo wa-ilayhi maabi
Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven, verheugden zich over wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden. Onder de bondgenoten zijn er die een gedeelte ervan ontkennen. Zeg: "Het is mij bevolen om alleen Allah te aanbidden en ik ken Hem geen deelgenoten toe. Alleen Hem roep ik aan, en tot Hem is mijn terugkeer. (36)
وَكَذَلِكَ أَنزَلْنَاهُ حُكْمًا عَرَبِيًّا وَلَئِنِ اتَّبَعْتَ أَهْوَاءهُم بَعْدَ مَا جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ مَا لَكَ مِنَ اللّهِ مِن وَلِيٍّ وَلاَ وَاقٍ ﴿٣٧﴾
13/Ar-Ra'd-37: Wakathalika anzalnahu hukman AAarabiyyan wala-ini ittabaAAta ahwaahum baAAda ma jaaka mina alAAilmi ma laka mina Allahi min waliyyin wala waqin
En zo hebben Wij hem (de Koran) neergezonden, als een wetgeving in de Arabische taal. Als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou er voor jou (tegen de bestraffing van) Allah geen helper zijn en geen beschermer. (37)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلاً مِّن قَبْلِكَ وَجَعَلْنَا لَهُمْ أَزْوَاجًا وَذُرِّيَّةً وَمَا كَانَ لِرَسُولٍ أَن يَأْتِيَ بِآيَةٍ إِلاَّ بِإِذْنِ اللّهِ لِكُلِّ أَجَلٍ كِتَابٌ ﴿٣٨﴾
13/Ar-Ra'd-38: Walaqad arsalna rusulan min qablika wajaAAalna lahum azwajan wathurriyyatan wama kana lirasoolin an ya/tiya bi-ayatin illa bi-ithni Allahi likulli ajalin kitabun
En voorzeker, Wij hebben Boodschappers voor jou gezonden. En Wij maakten voor hen echtgenoten en nakomelingen. En het is niet aan de Boodschappers om een Vers te brengen, tenzij met verlof van Allah. Voor elke periode is er een Boek. (38)
يَمْحُو اللّهُ مَا يَشَاء وَيُثْبِتُ وَعِندَهُ أُمُّ الْكِتَابِ ﴿٣٩﴾
13/Ar-Ra'd-39: Yamhoo Allahu ma yashao wayuthbitu waAAindahu ommu alkitabi
Allah wist uit wat Hij wil en vestigt (wat Hij wil) en bij Hem bevindt zich de Oemmoelkitab. (39)
وَإِن مَّا نُرِيَنَّكَ بَعْضَ الَّذِي نَعِدُهُمْ أَوْ نَتَوَفَّيَنَّكَ فَإِنَّمَا عَلَيْكَ الْبَلاَغُ وَعَلَيْنَا الْحِسَابُ ﴿٤٠﴾
13/Ar-Ra'd-40: Wa-in ma nuriyannaka baAAda allathee naAAiduhum aw natawaffayannaka fa-innama AAalayka albalaghu waAAalayna alhisabu
En als Wij jou een deel laten zien van wat Wij hen aangezegd hebben, of jou doen sterven: voorwaar, op jou rust slechts de verkondiging. En aan Ons is de afrekening. (40)
أَوَلَمْ يَرَوْاْ أَنَّا نَأْتِي الأَرْضَ نَنقُصُهَا مِنْ أَطْرَافِهَا وَاللّهُ يَحْكُمُ لاَ مُعَقِّبَ لِحُكْمِهِ وَهُوَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿٤١﴾
13/Ar-Ra'd-41: Awa lam yaraw anna na/tee al-arda nanqusuha min atrafiha waAllahu yahkumu la muAAaqqiba lihukmihi wahuwa sareeAAu alhisabi
En zien zij niet dat Wij tot het land komen en Wij het van buitenaf inperken? En Allah oordeelt en niemand kan Zijn oordeel afwenden. En Hij is snel in de afrekening, (41)
وَقَدْ مَكَرَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَلِلّهِ الْمَكْرُ جَمِيعًا يَعْلَمُ مَا تَكْسِبُ كُلُّ نَفْسٍ وَسَيَعْلَمُ الْكُفَّارُ لِمَنْ عُقْبَى الدَّارِ ﴿٤٢﴾
13/Ar-Ra'd-42: Waqad makara allatheena min qablihim falillahi almakru jameeAAan yaAAlamu ma taksibu kullu nafsin wasayaAAlamu alkuffaru liman AAuqba alddari
En waarlijk, degenen voor hen beraamden (reeds) listen, maar Allah beheerst alle listen. Hij weet wat elke ziel doet. En de ongelovigen zullen te weten komen voor wie de (goede) eindbestemming is. (42)
وَيَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَسْتَ مُرْسَلاً قُلْ كَفَى بِاللّهِ شَهِيدًا بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَمَنْ عِندَهُ عِلْمُ الْكِتَابِ ﴿٤٣﴾
13/Ar-Ra'd-43: Wayaqoolu allatheena kafaroo lasta mursalan qul kafa biAllahi shaheedan baynee wabaynakum waman AAindahu AAilmu alkitabi
En degenen die ongelovig zijn zeggen: jij bent geen gezondene. Zeg: "Allah is genoeg als Getuige tussen mij en jullie en tussen de mensen die kennis hebben van de Schrift." (43)