Nederlands [Veranderen]

Al-Hashr 1-24, Soera Exodus, Ballingschap (59/Al-Hashr)

Soera Al-Hashr - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Hashr - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Hashr - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـحـشـر

Soera Al-Hashr

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿١﴾
59/Al-Hashr-1: Sabbaha lillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi wahuwa alAAazeezu alhakeemu
Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst de Glorie van Allah. En Hij is de Geweldige, de Alwijze. (1)
هُوَ الَّذِي أَخْرَجَ الَّذِينَ كَفَرُوا مِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ مِن دِيَارِهِمْ لِأَوَّلِ الْحَشْرِ مَا ظَنَنتُمْ أَن يَخْرُجُوا وَظَنُّوا أَنَّهُم مَّانِعَتُهُمْ حُصُونُهُم مِّنَ اللَّهِ فَأَتَاهُمُ اللَّهُ مِنْ حَيْثُ لَمْ يَحْتَسِبُوا وَقَذَفَ فِي قُلُوبِهِمُ الرُّعْبَ يُخْرِبُونَ بُيُوتَهُم بِأَيْدِيهِمْ وَأَيْدِي الْمُؤْمِنِينَ فَاعْتَبِرُوا يَا أُولِي الْأَبْصَارِ ﴿٢﴾
59/Al-Hashr-2: Huwa allathee akhraja allatheena kafaroo min ahli alkitabi min diyarihim li-awwali alhashri ma thanantum an yakhrujoo wathannoo annahum maniAAatuhum husoonuhum mina Allahi faatahumu Allahu min haythu lam yahtasiboo waqathafa fee quloobihimu alrruAAba yukh
Hij is Degene Die de ongelovigen onder de mensen van de Schrift uit hun woonplaatsen heeft verdreven bij de eerste verzameling (daartoe). Jullie dachten dat zij niet zouden weggaan en zij dachten dat hun burchten hen zouden beschermen tegen Allah. Toen kwam (de bestraffing van) Allah tot hen van waar zij het niet vermoedden, en Hij wierp grote angst in hun harten. Zij verwoestten hun huizen met hun eigen handen en (die werden verwoest) door de handen van de gelovigen. Trekt daar lering uit, O jullie bezitters van inzicht! (2)
وَلَوْلَا أَن كَتَبَ اللَّهُ عَلَيْهِمُ الْجَلَاء لَعَذَّبَهُمْ فِي الدُّنْيَا وَلَهُمْ فِي الْآخِرَةِ عَذَابُ النَّارِ ﴿٣﴾
59/Al-Hashr-3: Walawla an kataba Allahu AAalayhimu aljalaa laAAaththabahum fee alddunya walahum fee al-akhirati AAathabu alnnari
En als Allah voor hen de verdrijving niet had bepaald, dan zou Hij hen zeker hebben gestraft tijdens het wereldse leven. En voor hen is er in het Hiernamaals de bestraffing van de Hel. (3)
ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ شَاقُّوا اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَمَن يُشَاقِّ اللَّهَ فَإِنَّ اللَّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٤﴾
59/Al-Hashr-4: Thalika bi-annahum shaqqoo Allaha warasoolahu waman yushaqqi Allaha fa-inna Allaha shadeedu alAAiqabi
Dat is omdat zij Allah en Zijn Boodschapper tegenwerkten. En wie Allah tegenwerkt: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing. (4)
مَا قَطَعْتُم مِّن لِّينَةٍ أَوْ تَرَكْتُمُوهَا قَائِمَةً عَلَى أُصُولِهَا فَبِإِذْنِ اللَّهِ وَلِيُخْزِيَ الْفَاسِقِينَ ﴿٥﴾
59/Al-Hashr-5: Ma qataAAtum min leenatin aw taraktumooha qa-imatan AAala osooliha fabi-ithni Allahi waliyukhziya alfasiqeena
Wat jullie omhakken van de dadelpalmen of wat jullie op hun wortels laten staan; het gebeurde met de toestemming van Allah. En zodat Allah de zwaar zondigen vergeldt. (5)
وَمَا أَفَاء اللَّهُ عَلَى رَسُولِهِ مِنْهُمْ فَمَا أَوْجَفْتُمْ عَلَيْهِ مِنْ خَيْلٍ وَلَا رِكَابٍ وَلَكِنَّ اللَّهَ يُسَلِّطُ رُسُلَهُ عَلَى مَن يَشَاء وَاللَّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٦﴾
59/Al-Hashr-6: Wama afaa Allahu AAala rasoolihi minhum fama awjaftum AAalayhi min khaylin wala rikabin walakinna Allaha yusallitu rusulahu AAala man yashao waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun
Wat Allah aan buit (al Fay) van hen (o.a. de Bani Nadhîr) aan Zijn Boodschapper geeft: jullie hebben daartoe geen paarden en geen lastdieren aangespoord. Maar Allah geeft Zijn Boodschapper macht over wie Hij wil en Allah is Almachtig over alle zaken. (6)
مَّا أَفَاء اللَّهُ عَلَى رَسُولِهِ مِنْ أَهْلِ الْقُرَى فَلِلَّهِ وَلِلرَّسُولِ وَلِذِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَابْنِ السَّبِيلِ كَيْ لَا يَكُونَ دُولَةً بَيْنَ الْأَغْنِيَاء مِنكُمْ وَمَا آتَاكُمُ الرَّسُولُ فَخُذُوهُ وَمَا نَهَاكُمْ عَنْهُ فَانتَهُوا وَاتَّقُوا اللَّهَ إِنَّ اللَّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٧﴾
59/Al-Hashr-7: Ma afaa Allahu AAala rasoolihi min ahli alqura falillahi walilrrasooli walithee alqurba waalyatama waalmasakeeni waibni alssabeeli kay la yakoona doolatan bayna al-aghniya-i minkum wama atakumu alrrasoolu fakhuthoohu wama nahakum AAanhu faintahoo waittaqo
Wat Allah ook aan buit aan Zijn Boodschapper gegeven heeft, afkomstig van de bewoners van de steden; het is voor Allah en de Boodschapper; en de verwant; en de wezen; en de armen; en de reiziger zonder proviand, zodat deze (rijkdom) niet rondgaat onder de rijken van jullie. En wat de Boodschapper jullie geeft, neemt dat; maar wat Hij jullie verbiedt, onthoudt jullie daarvan. En vreest Allah: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing. (7)
لِلْفُقَرَاء الْمُهَاجِرِينَ الَّذِينَ أُخْرِجُوا مِن دِيارِهِمْ وَأَمْوَالِهِمْ يَبْتَغُونَ فَضْلًا مِّنَ اللَّهِ وَرِضْوَانًا وَيَنصُرُونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ أُوْلَئِكَ هُمُ الصَّادِقُونَ ﴿٨﴾
59/Al-Hashr-8: Lilfuqara-i almuhajireena allatheena okhrijoo min diyarihim waamwalihim yabtaghoona fadlan mina Allahi waridwanan wayansuroona Allaha warasoolahu ola-ika humu alssadiqoona
(De buit is) voor de armen van de uitgewekenen, degenen die zijn verdreven uit hun woonplaatsen en van hun bezittingen, zoekend naar een gunst en welbehagen van Allah. En zij helpen Allah en Zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die de waarachtigen zijn. (8)
وَالَّذِينَ تَبَوَّؤُوا الدَّارَ وَالْإِيمَانَ مِن قَبْلِهِمْ يُحِبُّونَ مَنْ هَاجَرَ إِلَيْهِمْ وَلَا يَجِدُونَ فِي صُدُورِهِمْ حَاجَةً مِّمَّا أُوتُوا وَيُؤْثِرُونَ عَلَى أَنفُسِهِمْ وَلَوْ كَانَ بِهِمْ خَصَاصَةٌ وَمَن يُوقَ شُحَّ نَفْسِهِ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ ﴿٩﴾
59/Al-Hashr-9: Waallatheena tabawwaoo alddara waal-eemana min qablihim yuhibboona man hajara ilayhim wala yajidoona fee sudoorihim hajatan mimma ootoo wayu/thiroona AAala anfusihim walaw kana bihim khasasatun waman yooqa shuhha nafsihi faola-ika humu almuflihoona
En degenen die vóór hen in de stad (Medinah) woonden en geloofden (de Anshâr), zij houden van degenen die (vanuit Mekkah) naar hen zijn uitgeweken, Zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid: dat zijn degenen die zullen welslagen. (9)
وَالَّذِينَ جَاؤُوا مِن بَعْدِهِمْ يَقُولُونَ رَبَّنَا اغْفِرْ لَنَا وَلِإِخْوَانِنَا الَّذِينَ سَبَقُونَا بِالْإِيمَانِ وَلَا تَجْعَلْ فِي قُلُوبِنَا غِلًّا لِّلَّذِينَ آمَنُوا رَبَّنَا إِنَّكَ رَؤُوفٌ رَّحِيمٌ ﴿١٠﴾
59/Al-Hashr-10: Waallatheena jaoo min baAAdihim yaqooloona rabbana ighfir lana wali-ikhwanina allatheena sabaqoona bial-eemani wala tajAAal fee quloobina ghillan lillatheena amanoo rabbana innaka raoofun raheemun
En degenen die na hen kwamen, zeiden: "Onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons zijn voorafgegaan in het geloof en maak in onze harten geen wrok jegens degenen die geloven. Onze Heer, voorwaar, U bent Zachtmoedig, Meest Barmhartige." (10)
أَلَمْ تَر إِلَى الَّذِينَ نَافَقُوا يَقُولُونَ لِإِخْوَانِهِمُ الَّذِينَ كَفَرُوا مِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَئِنْ أُخْرِجْتُمْ لَنَخْرُجَنَّ مَعَكُمْ وَلَا نُطِيعُ فِيكُمْ أَحَدًا أَبَدًا وَإِن قُوتِلْتُمْ لَنَنصُرَنَّكُمْ وَاللَّهُ يَشْهَدُ إِنَّهُمْ لَكَاذِبُونَ ﴿١١﴾
59/Al-Hashr-11: Alam tara ila allatheena nafaqoo yaqooloona li-ikhwanihimu allatheena kafaroo min ahli alkitabi la-in okhrijtum lanakhrujanna maAAakum wala nuteeAAu feekum ahadan abadan wa-in qootiltum lanansurannakum waAllahu yashhadu innahum lakathiboona
Zie jij degenen die huichelen niet? Zij zeggen tot hun broeders die ongelovig zijn onder de Lieden van de Schrift: "Als jullie verdreven worden, dan zullen wij met jullie wegtrekken. En wij zullen nooit iemand volgen (tegen jullie). En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen." Maar Allah getuigt dat zij zeker leugenaars zijn. (11)
لَئِنْ أُخْرِجُوا لَا يَخْرُجُونَ مَعَهُمْ وَلَئِن قُوتِلُوا لَا يَنصُرُونَهُمْ وَلَئِن نَّصَرُوهُمْ لَيُوَلُّنَّ الْأَدْبَارَ ثُمَّ لَا يُنصَرُونَ ﴿١٢﴾
59/Al-Hashr-12: La-in okhrijoo la yakhrujoona maAAahum wala-in qootiloo la yansuroonahum wala-in nasaroohum layuwallunna al-adbara thumma la yunsaroona
Als zij worden verdreven, dan zullen zij niet met hen wegtrekken; en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen niet helpen. En als zij hen helpen, dan keren zij (hen) de rug toe, zodat zij niet geholpen worden. (12)
لَأَنتُمْ أَشَدُّ رَهْبَةً فِي صُدُورِهِم مِّنَ اللَّهِ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لَّا يَفْقَهُونَ ﴿١٣﴾
59/Al-Hashr-13: Laantum ashaddu rahbatan fee sudoorihim mina Allahi thalika bi-annahum qawmun la yafqahoona
Zij hebben in hun hart zeker meer angst voor jullie dan voor Allah. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. (13)
لَا يُقَاتِلُونَكُمْ جَمِيعًا إِلَّا فِي قُرًى مُّحَصَّنَةٍ أَوْ مِن وَرَاء جُدُرٍ بَأْسُهُمْ بَيْنَهُمْ شَدِيدٌ تَحْسَبُهُمْ جَمِيعًا وَقُلُوبُهُمْ شَتَّى ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لَّا يَعْقِلُونَ ﴿١٤﴾
59/Al-Hashr-14: La yuqatiloonakum jameeAAan illa fee quran muhassanatin aw min wara-i judurin ba/suhum baynahum shadeedun tahsabuhum jameeAAan waquloobuhum shatta thalika bi-annahum qawmun la yaAAqiloona
Zij bestrijden jullie niet gezamenlijk, behalve in versterkte steden of van achter muren. Hun onderling geweld is hevig, jullie denken dat zij een eenheid vormen, maar hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. (14)
كَمَثَلِ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ قَرِيبًا ذَاقُوا وَبَالَ أَمْرِهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٥﴾
59/Al-Hashr-15: Kamathali allatheena min qablihim qareeban thaqoo wabala amrihim walahum AAathabun aleemun
Zoals het geval was met degenen die hen kort daarvoor voorafgingen. Zij hebben het kwaad van hun wandaden geproefd. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (15)
كَمَثَلِ الشَّيْطَانِ إِذْ قَالَ لِلْإِنسَانِ اكْفُرْ فَلَمَّا كَفَرَ قَالَ إِنِّي بَرِيءٌ مِّنكَ إِنِّي أَخَافُ اللَّهَ رَبَّ الْعَالَمِينَ ﴿١٦﴾
59/Al-Hashr-16: Kamathali alshshaytani ith qala lil-insani okfur falamma kafara qala innee baree-on minka innee akhafu Allaha rabba alAAalameena
(De huichelaars zijn) zoals de Satan, toen hij tot de mens zei: "Wees ongelovig," maar wanneer hij dan ongelovig is, dan zegt hij (de Satan): "Voorwaar, ik ben niet verantwoordelijk voor jullie. Voorwaar, ik vrees de Heer der werelden." (16)
فَكَانَ عَاقِبَتَهُمَا أَنَّهُمَا فِي النَّارِ خَالِدَيْنِ فِيهَا وَذَلِكَ جَزَاء الظَّالِمِينَ ﴿١٧﴾
59/Al-Hashr-17: Fakana AAaqibatahuma annahuma fee alnnari khalidayni feeha wathalika jazao alththalimeena
Het gevolg voor beiden (de huichelaars en de Joden) zal zijn dat zij in de hel zullen zijn, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En dat is de vergelding voor de onrechtplegers. (17)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا اتَّقُوا اللَّهَ وَلْتَنظُرْ نَفْسٌ مَّا قَدَّمَتْ لِغَدٍ وَاتَّقُوا اللَّهَ إِنَّ اللَّهَ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿١٨﴾
59/Al-Hashr-18: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha waltanthur nafsun ma qaddamat lighadin waittaqoo Allaha inna Allaha khabeerun bima taAAmaloona
O jullie die geloven, vreest Allah en laat iedere ziel toezien op wat zij heeft vooruitgezonden voor de Volgende Dag. En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alziend over wat jullie doen. (18)
وَلَا تَكُونُوا كَالَّذِينَ نَسُوا اللَّهَ فَأَنسَاهُمْ أَنفُسَهُمْ أُوْلَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ ﴿١٩﴾
59/Al-Hashr-19: Wala takoonoo kaallatheena nasoo Allaha faansahum anfusahum ola-ika humu alfasiqoona
En weest niet zoals degenen die Allah vergaten, waarop Hij hen zichzelf deed vergeten. Zij zijn degenen die de zwaar zondigen zijn. (19)
لَا يَسْتَوِي أَصْحَابُ النَّارِ وَأَصْحَابُ الْجَنَّةِ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمُ الْفَائِزُونَ ﴿٢٠﴾
59/Al-Hashr-20: La yastawee as-habu alnnari waas-habu aljannati as-habu aljannati humu alfa-izoona
De bewoners van de hel en de bewoners van het Paradijs zijn niet gelijk. De bewoners van het Paradijs zijn de winnaars. (20)
لَوْ أَنزَلْنَا هَذَا الْقُرْآنَ عَلَى جَبَلٍ لَّرَأَيْتَهُ خَاشِعًا مُّتَصَدِّعًا مِّنْ خَشْيَةِ اللَّهِ وَتِلْكَ الْأَمْثَالُ نَضْرِبُهَا لِلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٢١﴾
59/Al-Hashr-21: Law anzalna hatha alqur-ana AAala jabalin laraaytahu khashiAAan mutasaddiAAan min khashyati Allahi watilka al-amthalu nadribuha lilnnasi laAAallahum yatafakkaroona
Als Wij deze Koran tot een berg hadden neergezonden, dan had jij deze zich zeker zien onderwerpen en zich splijten uit vrees voor Allah. Dat zijn de voorbeelden die Wij de mens geven. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen. (21)
هُوَ اللَّهُ الَّذِي لَا إِلَهَ إِلَّا هُوَ عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ هُوَ الرَّحْمَنُ الرَّحِيمُ ﴿٢٢﴾
59/Al-Hashr-22: Huwa Allahu allathee la ilaha illa huwa AAalimu alghaybi waalshshahadati huwa alrrahmanu alrraheemu
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, Hij is de Erbarmer, de Meest Barmhartige. (22)
هُوَ اللَّهُ الَّذِي لَا إِلَهَ إِلَّا هُوَ الْمَلِكُ الْقُدُّوسُ السَّلَامُ الْمُؤْمِنُ الْمُهَيْمِنُ الْعَزِيزُ الْجَبَّارُ الْمُتَكَبِّرُ سُبْحَانَ اللَّهِ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٢٣﴾
59/Al-Hashr-23: Huwa Allahu allathee la ilaha illa huwa almaliku alquddoosu alssalamu almu/minu almuhayminu alAAazeezu aljabbaru almutakabbiru subhana Allahi AAamma yushrikoona
Hij is Allah, Degene naast Wie er geen god is dan Hij, de Heerser, de Heilige, de Schenker van veiligheid, de Vertrouwende, de Beschermer, de Almachtige, de Onweerstaanbare Onderwerper, de Trotse. Heilig is Hij boven wat zij Hem toekennen. (23)
هُوَ اللَّهُ الْخَالِقُ الْبَارِئُ الْمُصَوِّرُ لَهُ الْأَسْمَاء الْحُسْنَى يُسَبِّحُ لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٢٤﴾
59/Al-Hashr-24: Huwa Allahu alkhaliqu albari-o almusawwiru lahu al-asmao alhusna yusabbihu lahu ma fee alssamawati waal-ardi wahuwa alAAazeezu alhakeemu
Hij is Allah, de Schepper, de Voortbrenger, de Vormer, aan Hem behoren de Schone Namen. Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst Zijn Glorie. En Hij is de Almachtige, de Alwijze. (24)