Nederlands [Veranderen]

Ya-Sin 1-83, Soera Ya Sin (36/Ya-Sin)

Soera Ya-Sin - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Ya-Sin - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Ya-Sin - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة يس

Soera Ya-Sin

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

يس ﴿١﴾
36/Ya-Sin-1: Ya-seen
Ya Sîn. (1)
وَالْقُرْآنِ الْحَكِيمِ ﴿٢﴾
36/Ya-Sin-2: Waalqur-ani alhakeemi
Bij de wijze Koran. (2)
إِنَّكَ لَمِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٣﴾
36/Ya-Sin-3: Innaka lamina almursaleena
Voorwaar, jij (Mohammed) behoort zeker tot de gezanten. (3)
عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٤﴾
تَنزِيلَ الْعَزِيزِ الرَّحِيمِ ﴿٥﴾
36/Ya-Sin-5: Tanzeela alAAazeezi alrraheemi
(Deze Koran) als een neerzending van de Almachtige, de Meest Barmhartige. (5)
لِتُنذِرَ قَوْمًا مَّا أُنذِرَ آبَاؤُهُمْ فَهُمْ غَافِلُونَ ﴿٦﴾
36/Ya-Sin-6: Litunthira qawman ma onthira abaohum fahum ghafiloona
Opdat jij een volk zal waarschuwen waarvan hun voorvaderen niet gewaarschuwd zijn, zodat zij achtelozen waren. (6)
لَقَدْ حَقَّ الْقَوْلُ عَلَى أَكْثَرِهِمْ فَهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿٧﴾
36/Ya-Sin-7: Laqad haqqa alqawlu AAala aktharihim fahum la yu/minoona
Voorzeker, het woord (van bestraffing) is tegen de meesten van hen bewaarheid omdat zij niet geloven. (7)
إِنَّا جَعَلْنَا فِي أَعْنَاقِهِمْ أَغْلاَلاً فَهِيَ إِلَى الأَذْقَانِ فَهُم مُّقْمَحُونَ ﴿٨﴾
36/Ya-Sin-8: Inna jaAAalna fee aAAnaqihim aghlalan fahiya ila al-athqani fahum muqmahoona
Voorwaar, Wij hebben om hun nekken ketenen gelegd en die reiken tot de kinnen, zodat hun hoofden opgeheven blijven. (8)
وَجَعَلْنَا مِن بَيْنِ أَيْدِيهِمْ سَدًّا وَمِنْ خَلْفِهِمْ سَدًّا فَأَغْشَيْنَاهُمْ فَهُمْ لاَ يُبْصِرُونَ ﴿٩﴾
36/Ya-Sin-9: WajaAAalna min bayni aydeehim saddan wamin khalfihim saddan faaghshaynahum fahum la yubsiroona
En Wij hebben vóór hen een hindernis geplaatst en achter hen een hindernis en Wij hebben hun ogen bedekt, zodat zij niet kunnen zien. (9)
وَسَوَاء عَلَيْهِمْ أَأَنذَرْتَهُمْ أَمْ لَمْ تُنذِرْهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٠﴾
36/Ya-Sin-10: Wasawaon AAalayhim aanthartahum am lam tunthirhum la yu/minoona
En het maakt geen verschil of jij hen waarschuwt of niet waarschuwt, zij geloven niet. (10)
إِنَّمَا تُنذِرُ مَنِ اتَّبَعَ الذِّكْرَ وَخَشِيَ الرَّحْمَن بِالْغَيْبِ فَبَشِّرْهُ بِمَغْفِرَةٍ وَأَجْرٍ كَرِيمٍ ﴿١١﴾
36/Ya-Sin-11: Innama tunthiru mani ittabaAAa alththikra wakhashiya alrrahmana bialghaybi fabashshirhu bimaghfiratin waajrin kareemin
Voorwaar, jij kunt slechts waarschuwen wie de Vermaning volgt en de Erbarmer vreest, hoewel hij Hem niet kan waarnemen. Verkondig hem daarom de verheugende tijding van vergeving en een edele beloning. (11)
إِنَّا نَحْنُ نُحْيِي الْمَوْتَى وَنَكْتُبُ مَا قَدَّمُوا وَآثَارَهُمْ وَكُلَّ شَيْءٍ أحْصَيْنَاهُ فِي إِمَامٍ مُبِينٍ ﴿١٢﴾
36/Ya-Sin-12: Inna nahnu nuhyee almawta wanaktubu ma qaddamoo waatharahum wakulla shay-in ahsaynahu fee imamin mubeenin
Voorwaar, Wij zijn het Die de doden tot leven brengen en Wij schrijven op wat zij gedaan hebben en (ook) hun sporen. En alle zaken hebben Wij opgesomd in een duidelijk boek. (12)
وَاضْرِبْ لَهُم مَّثَلاً أَصْحَابَ الْقَرْيَةِ إِذْ جَاءهَا الْمُرْسَلُونَ ﴿١٣﴾
36/Ya-Sin-13: Waidrib lahum mathalan as-haba alqaryati ith jaaha almursaloona
En geef hen een voorbeeld: de bewoners van de stad toen de gezanten tot haar kwamen. (13)
إِذْ أَرْسَلْنَا إِلَيْهِمُ اثْنَيْنِ فَكَذَّبُوهُمَا فَعَزَّزْنَا بِثَالِثٍ فَقَالُوا إِنَّا إِلَيْكُم مُّرْسَلُونَ ﴿١٤﴾
36/Ya-Sin-14: Ith arsalna ilayhimu ithnayni fakaththaboohuma faAAazzazna bithalithin faqaloo inna ilaykum mursaloona
Toen Wij er twee tot hen zonden, waarop zij hen loochenden, toen versterkten Wij (hen) met een derde. Zij zeiden toen: "Voorwaar, wij zijn gezanten voor jullie." (14)
قَالُوا مَا أَنتُمْ إِلاَّ بَشَرٌ مِّثْلُنَا وَمَا أَنزَلَ الرَّحْمن مِن شَيْءٍ إِنْ أَنتُمْ إِلاَّ تَكْذِبُونَ ﴿١٥﴾
36/Ya-Sin-15: Qaloo ma antum illa basharun mithluna wama anzala alrrahmanu min shay-in in antum illa takthiboona
Zij zeiden: "Jullie zijn slechts mensen zoals wij en de Erbarmer heeft niets neergezonden, jullie doen niets anders dan liegen." (15)
قَالُوا رَبُّنَا يَعْلَمُ إِنَّا إِلَيْكُمْ لَمُرْسَلُونَ ﴿١٦﴾
36/Ya-Sin-16: Qaloo rabbuna yaAAlamu inna ilaykum lamursaloona
Zij zeiden: "Voorwaar, onze Heer weet dat wij zeker gezanten voor jullie zijn. (16)
وَمَا عَلَيْنَا إِلاَّ الْبَلاَغُ الْمُبِينُ ﴿١٧﴾
36/Ya-Sin-17: Wama AAalayna illa albalaghu almubeenu
En onze taak is slechts het overbrengen van de duidelijke verkondiging. (17)
قَالُوا إِنَّا تَطَيَّرْنَا بِكُمْ لَئِن لَّمْ تَنتَهُوا لَنَرْجُمَنَّكُمْ وَلَيَمَسَّنَّكُم مِّنَّا عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٨﴾
36/Ya-Sin-18: Qaloo inna tatayyarna bikum la-in lam tantahoo lanarjumannakum walayamassannakum minna AAathabun aleemun
Zij zeiden: "Voorwaar, wij zien een kwaad lot in jullie, als jullie dan niet ophouden, dan zullen wij jullie zeker stenigen en dan zal jullie zeker een pijnlijke bestraffing van ons treffen." (18)
قَالُوا طَائِرُكُمْ مَعَكُمْ أَئِن ذُكِّرْتُم بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ مُّسْرِفُونَ ﴿١٩﴾
36/Ya-Sin-19: Qaloo ta-irukum maAAakum a-in thukkirtum bal antum qawmun musrifoona
Zij zeiden: "Jullie kwade lot ligt bij jullie zelf, is het omdat jullie vermaand worden? Nee, jullie zijn een buitensporig volk." (19)
وَجَاء مِنْ أَقْصَى الْمَدِينَةِ رَجُلٌ يَسْعَى قَالَ يَا قَوْمِ اتَّبِعُوا الْمُرْسَلِينَ ﴿٢٠﴾
36/Ya-Sin-20: Wajaa min aqsa almadeenati rajulun yasAAa qala ya qawmi ittabiAAoo almursaleena
En uit het verste gedeelte van de stad kwam een man aangesneld, die zei: "O mijn volk, volgt de gezanten. (20)
اتَّبِعُوا مَن لاَّ يَسْأَلُكُمْ أَجْرًا وَهُم مُّهْتَدُونَ ﴿٢١﴾
36/Ya-Sin-21: IttabiAAoo man la yas-alukum ajran wahum muhtadoona
Volgt hen die geen beloning van jullie vragen en rechtgeleiden zijn. (21)
وَمَا لِي لاَ أَعْبُدُ الَّذِي فَطَرَنِي وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢٢﴾
36/Ya-Sin-22: Wama liya la aAAbudu allathee fataranee wa-ilayhi turjaAAoona
En waarom zou ik niet Hem aanbidden Die mij heeft geschapen? En tot Hem worden jullie teruggekeerd. (22)
أَأَتَّخِذُ مِن دُونِهِ آلِهَةً إِن يُرِدْنِ الرَّحْمَن بِضُرٍّ لاَّ تُغْنِ عَنِّي شَفَاعَتُهُمْ شَيْئًا وَلاَ يُنقِذُونِ ﴿٢٣﴾
36/Ya-Sin-23: Aattakhithu min doonihi alihatan in yuridni alrrahmanu bidurrin la tughni AAannee shafaAAatuhum shay-an wala yunqithooni
Hoe zou ik dan naast Hem goden kunnen nemen? Als de Barmhartige voor mij tegenspoed zou wensen, dan zou hun voorspraak mij niets baten en mij niet redden. (23)
إِنِّي إِذًا لَّفِي ضَلاَلٍ مُّبِينٍ ﴿٢٤﴾
36/Ya-Sin-24: Innee ithan lafee dalalin mubeenin
Voorwaar, dan zou ik zeker in duidelijke dwaling verkeren. (24)
إِنِّي آمَنتُ بِرَبِّكُمْ فَاسْمَعُونِ ﴿٢٥﴾
36/Ya-Sin-25: Innee amantu birabbikum faismaAAooni
Voorwaar, ik geloof in jullie Heer, luistert daarom." (25)
قِيلَ ادْخُلِ الْجَنَّةَ قَالَ يَا لَيْتَ قَوْمِي يَعْلَمُونَ ﴿٢٦﴾
36/Ya-Sin-26: Qeela odkhuli aljannata qala ya layta qawmee yaAAlamoona
Er werd gezegd: "Treed het Paradijs binnen." Hij zei: "O wee, wist mijn volk maar. (26)
بِمَا غَفَرَ لِي رَبِّي وَجَعَلَنِي مِنَ الْمُكْرَمِينَ ﴿٢٧﴾
36/Ya-Sin-27: Bima ghafara lee rabbee wajaAAalanee mina almukrameena
Wat mijn Heer mij heeft vergeven en mij tot één van de geëerden heeft gemaakt!" (27)
وَمَا أَنزَلْنَا عَلَى قَوْمِهِ مِن بَعْدِهِ مِنْ جُندٍ مِّنَ السَّمَاء وَمَا كُنَّا مُنزِلِينَ ﴿٢٨﴾
36/Ya-Sin-28: Wama anzalna AAala qawmihi min baAAdihi min jundin mina alssama-i wama kunna munzileena
En Wij hebben na hem geen leger (van engelen) uit de hemel tot zijn volk gezonden, en Wij zonden hen niet. (28)
إِن كَانَتْ إِلاَّ صَيْحَةً وَاحِدَةً فَإِذَا هُمْ خَامِدُونَ ﴿٢٩﴾
36/Ya-Sin-29: In kanat illa sayhatan wahidatan fa-itha hum khamidoona
Het was slechts één bliksemslag en toen waren zij dood. (29)
يَا حَسْرَةً عَلَى الْعِبَادِ مَا يَأْتِيهِم مِّن رَّسُولٍ إِلاَّ كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِؤُون ﴿٣٠﴾
36/Ya-Sin-30: Ya hasratan AAala alAAibadi ma ya/teehim min rasoolin illa kanoo bihi yastahzi-oona
Wat jammer voor de dienaren, er komt geen Boodschapper tot hen, of zij drijven de spot met hem. (30)
أَلَمْ يَرَوْا كَمْ أَهْلَكْنَا قَبْلَهُم مِّنْ الْقُرُونِ أَنَّهُمْ إِلَيْهِمْ لاَ يَرْجِعُونَ ﴿٣١﴾
36/Ya-Sin-31: Alam yaraw kam ahlakna qablahum mina alqurooni annahum ilayhim la yarjiAAoona
Weten zij dan niet hoeveel generaties vóór hen Wij vernietigd hebben? Zij zullen niet tot hun (wereldse levens) terugkeren. (31)
وَإِن كُلٌّ لَّمَّا جَمِيعٌ لَّدَيْنَا مُحْضَرُونَ ﴿٣٢﴾
36/Ya-Sin-32: Wa-in kullun lamma jameeAAun ladayna muhdaroona
En zij zullen allen bijelkaar bij Ons voorgeleiden zijn. (32)
وَآيَةٌ لَّهُمُ الْأَرْضُ الْمَيْتَةُ أَحْيَيْنَاهَا وَأَخْرَجْنَا مِنْهَا حَبًّا فَمِنْهُ يَأْكُلُونَ ﴿٣٣﴾
36/Ya-Sin-33: Waayatun lahumu al-ardu almaytatu ahyaynaha waakhrajna minha habban faminhu ya/kuloona
En een teken voor hen is de dode aarde die Wij tot leven doen komen en waaruit Wij graan voortbrengen waarvan zij eten. (33)
وَجَعَلْنَا فِيهَا جَنَّاتٍ مِن نَّخِيلٍ وَأَعْنَابٍ وَفَجَّرْنَا فِيهَا مِنْ الْعُيُونِ ﴿٣٤﴾
36/Ya-Sin-34: WajaAAalna feeha jannatin min nakheelin waaAAnabin wafajjarna feeha mina alAAuyooni
En Wij hebben daarin tuinen met dadelpalmen en druivenstruiken gemaakt en Wij hebben daarin bronnen doen ontspringen. (34)
لِيَأْكُلُوا مِن ثَمَرِهِ وَمَا عَمِلَتْهُ أَيْدِيهِمْ أَفَلَا يَشْكُرُونَ ﴿٣٥﴾
36/Ya-Sin-35: Liya/kuloo min thamarihi wama AAamilat-hu aydeehim afala yashkuroona
Opdat zij van haar vruchten eten en van wat hun handen hebben verricht. Zijn zij dan niet dankbaar? (35)
سُبْحَانَ الَّذِي خَلَقَ الْأَزْوَاجَ كُلَّهَا مِمَّا تُنبِتُ الْأَرْضُ وَمِنْ أَنفُسِهِمْ وَمِمَّا لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٦﴾
36/Ya-Sin-36: Subhana allathee khalaqa al-azwaja kullaha mimma tunbitu al-ardu wamin anfusihim wamimma la yaAAlamoona
Heilig is Degene Die al de soorten heeft geschapen die de aarde voortbrengt en uit henzelf en van wat zij niet weten. (36)
وَآيَةٌ لَّهُمْ اللَّيْلُ نَسْلَخُ مِنْهُ النَّهَارَ فَإِذَا هُم مُّظْلِمُونَ ﴿٣٧﴾
36/Ya-Sin-37: Waayatun lahumu allaylu naslakhu minhu alnnahara fa-itha hum muthlimoona
En een Teken voor hen is de nacht waarvan Wij de dag onttrekken, dan bevinden zij zich in de duisternis. (37)
وَالشَّمْسُ تَجْرِي لِمُسْتَقَرٍّ لَّهَا ذَلِكَ تَقْدِيرُ الْعَزِيزِ الْعَلِيمِ ﴿٣٨﴾
36/Ya-Sin-38: Waalshshamsu tajree limustaqarrin laha thalika taqdeeru alAAazeezi alAAaleemi
En de zon loopt in haar vaste baan. Dat is de verordening van de Almachtige, de Alwijze. (38)
وَالْقَمَرَ قَدَّرْنَاهُ مَنَازِلَ حَتَّى عَادَ كَالْعُرْجُونِ الْقَدِيمِ ﴿٣٩﴾
36/Ya-Sin-39: Waalqamara qaddarnahu manazila hatta AAada kaalAAurjooni alqadeemi
En Wij hebben voor de maan standen bepaald, zodat zij terugkeert als een oud sikkeltje van een dadeltros. (39)
لَا الشَّمْسُ يَنبَغِي لَهَا أَن تُدْرِكَ الْقَمَرَ وَلَا اللَّيْلُ سَابِقُ النَّهَارِ وَكُلٌّ فِي فَلَكٍ يَسْبَحُونَ ﴿٤٠﴾
36/Ya-Sin-40: La alshshamsu yanbaghee laha an tudrika alqamara wala allaylu sabiqu alnnahari wakullun fee falakin yasbahoona
Het is niet mogelijk dat de zon de maan bereikt en de nacht kan de dag niet inhalen. Allen bewegen in een kringloop. (40)
وَآيَةٌ لَّهُمْ أَنَّا حَمَلْنَا ذُرِّيَّتَهُمْ فِي الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ ﴿٤١﴾
36/Ya-Sin-41: Waayatun lahum anna hamalna thurriyyatahum fee alfulki almashhooni
En het is een Teken voor hen dat Wij hun nakomelingen dragen in een volgeladen schip. (41)
وَخَلَقْنَا لَهُم مِّن مِّثْلِهِ مَا يَرْكَبُونَ ﴿٤٢﴾
36/Ya-Sin-42: Wakhalaqna lahum min mithlihi ma yarkaboona
En Wij hebben voor hen iets dat daarop lijkt geschapen, waarop zij rijden. (42)
وَإِن نَّشَأْ نُغْرِقْهُمْ فَلَا صَرِيخَ لَهُمْ وَلَا هُمْ يُنقَذُونَ ﴿٤٣﴾
36/Ya-Sin-43: Wa-in nasha/ nughriqhum fala sareekha lahum wala hum yunqathoona
En als Wij willen, dan doen Wij hen verdrinken en dan zal er geen helper voor hen zijn, en zij zullen niet worden gered. (43)
إِلَّا رَحْمَةً مِّنَّا وَمَتَاعًا إِلَى حِينٍ ﴿٤٤﴾
36/Ya-Sin-44: Illa rahmatan minna wamataAAan ila heenin
Behalve als een genade van Ons, en als een gunst voor een vastgestelde tijd. (44)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ اتَّقُوا مَا بَيْنَ أَيْدِيكُمْ وَمَا خَلْفَكُمْ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿٤٥﴾
36/Ya-Sin-45: Wa-itha qeela lahumu ittaqoo ma bayna aydeekum wama khalfakum laAAallakum turhamoona
En wanneer tot hen wordt gezegd: "Vreest wat vóór jullie en wat achter jullie is, hopelijk zullen jullie begenadigd worden, (toen keerden zij zich af.)" (45)
وَمَا تَأْتِيهِم مِّنْ آيَةٍ مِّنْ آيَاتِ رَبِّهِمْ إِلَّا كَانُوا عَنْهَا مُعْرِضِينَ ﴿٤٦﴾
36/Ya-Sin-46: Wama ta/teehim min ayatin min ayati rabbihim illa kanoo AAanha muAArideena
En er komt geen Teken tot hen, van de Tekenen van hun Heer, of zij wenden zich er van af. (46)
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ أَنفِقُوا مِمَّا رَزَقَكُمْ اللَّهُ قَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لِلَّذِينَ آمَنُوا أَنُطْعِمُ مَن لَّوْ يَشَاء اللَّهُ أَطْعَمَهُ إِنْ أَنتُمْ إِلَّا فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ﴿٤٧﴾
36/Ya-Sin-47: Wa-itha qeela lahum anfiqoo mimma razaqakumu Allahu qala allatheena kafaroo lillatheena amanoo anutAAimu man law yashao Allahu atAAamahu in antum illa fee dalalin mubeenin
En wanneer tot hen wordt gezegd: "Geeft uit van waar Allah jullie mee voorzien heeft," dan zeggen degenen die ongelovig zijn tot degenen die gelovig zijn: "Zouden wij degenen voeden die Hij had kunnen voeden, als Allah het gewild had? Jullie verkeren slechts in duidelijke dwaling." (47)
وَيَقُولُونَ مَتَى هَذَا الْوَعْدُ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٤٨﴾
36/Ya-Sin-48: Wayaqooloona mata hatha alwaAAdu in kuntum sadiqeena
En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte vervuld worden, als jullie waarachtigen zijn?" (48)
مَا يَنظُرُونَ إِلَّا صَيْحَةً وَاحِدَةً تَأْخُذُهُمْ وَهُمْ يَخِصِّمُونَ ﴿٤٩﴾
36/Ya-Sin-49: Ma yanthuroona illa sayhatan wahidatan ta/khuthuhum wahum yakhissimoona
Zij wachten op niets anders dan één enkele bliksemslag die hen grijpt terwijl zij redetwisten. (49)
فَلَا يَسْتَطِيعُونَ تَوْصِيَةً وَلَا إِلَى أَهْلِهِمْ يَرْجِعُونَ ﴿٥٠﴾
36/Ya-Sin-50: Fala yastateeAAoona tawsiyatan wala ila ahlihim yarjiAAoona
Dan kunnen zij (elkaar) niet raadplegen en zij kunnen niet tot hun familie terugkeren. (50)
وَنُفِخَ فِي الصُّورِ فَإِذَا هُم مِّنَ الْأَجْدَاثِ إِلَى رَبِّهِمْ يَنسِلُونَ ﴿٥١﴾
36/Ya-Sin-51: Wanufikha fee alssoori fa-itha hum mina al-ajdathi ila rabbihim yansiloona
En er wordt op de bazuin geblazen, daarop snellen zij uit de graven naar hun Heer. (51)
قَالُوا يَا وَيْلَنَا مَن بَعَثَنَا مِن مَّرْقَدِنَا هَذَا مَا وَعَدَ الرَّحْمَنُ وَصَدَقَ الْمُرْسَلُونَ ﴿٥٢﴾
36/Ya-Sin-52: Qaloo ya waylana man baAAathana min marqadina hatha ma waAAada alrrahmanu wasadaqa almursaloona
Zij zeggen: "Wee ons! Wie heeft ons van onze rustplaatsen doen opstaan? Dat is wat de Barmhartige heeft aangezegd, en de Gezondenen hebben de waarheid gesproken." (52)
إِن كَانَتْ إِلَّا صَيْحَةً وَاحِدَةً فَإِذَا هُمْ جَمِيعٌ لَّدَيْنَا مُحْضَرُونَ ﴿٥٣﴾
36/Ya-Sin-53: In kanat illa sayhatan wahidatan fa-itha hum jameeAAun ladayna muhdaroona
Het zal slechts één enkele bliksemslag zijn en dan zullen zij allen bij Ons voorgeleid worden. (53)
فَالْيَوْمَ لَا تُظْلَمُ نَفْسٌ شَيْئًا وَلَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٥٤﴾
36/Ya-Sin-54: Faalyawma la tuthlamu nafsun shay-an wala tujzawna illa ma kuntum taAAmaloona
Dan zal op deze Dag niemand onrecht aangedaan worden en jullie zullen slechts worden beloond voor wat jullie plachten te doen. (54)
إِنَّ أَصْحَابَ الْجَنَّةِ الْيَوْمَ فِي شُغُلٍ فَاكِهُونَ ﴿٥٥﴾
36/Ya-Sin-55: Inna as-haba aljannati alyawma fee shughulin fakihoona
Voorwaar, de bewoners van het Paradijs zullen op deze Dag bezig zijn te genieten. (55)
هُمْ وَأَزْوَاجُهُمْ فِي ظِلَالٍ عَلَى الْأَرَائِكِ مُتَّكِؤُونَ ﴿٥٦﴾
36/Ya-Sin-56: Hum waazwajuhum fee thilalin AAala al-ara-iki muttaki-oona
Zij en hun echtgenotes zullen zich in schaduwen bevinden, op rustbanken leunend. (56)
لَهُمْ فِيهَا فَاكِهَةٌ وَلَهُم مَّا يَدَّعُونَ ﴿٥٧﴾
36/Ya-Sin-57: Lahum feeha fakihatun walahum ma yaddaAAoona
Voor hen zijn er vruchten en voor hen is er wat zij verlangen. (57)
سَلَامٌ قَوْلًا مِن رَّبٍّ رَّحِيمٍ ﴿٥٨﴾
36/Ya-Sin-58: Salamun qawlan min rabbin raheemin
"Salâm!" Een Woord van een Meest Barmhartige Heer. (58)
وَامْتَازُوا الْيَوْمَ أَيُّهَا الْمُجْرِمُونَ ﴿٥٩﴾
36/Ya-Sin-59: Waimtazoo alyawma ayyuha almujrimoona
Gaat op deze Dag (van de gelovigen) weg, O jullie misdadigers! (59)
أَلَمْ أَعْهَدْ إِلَيْكُمْ يَا بَنِي آدَمَ أَن لَّا تَعْبُدُوا الشَّيْطَانَ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ ﴿٦٠﴾
36/Ya-Sin-60: Alam aAAhad ilaykum ya banee adama an la taAAbudoo alshshaytana innahu lakum AAaduwwun mubeenun
Heb ik jullie, O kinderen van Adam, niet opgedragen om de Satan niet te dienen? Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. (60)
وَأَنْ اعْبُدُونِي هَذَا صِرَاطٌ مُّسْتَقِيمٌ ﴿٦١﴾
36/Ya-Sin-61: Waani oAAbudoonee hatha siratun mustaqeemun
En aanbidt Mij: dat is het rechte Pad. (61)
وَلَقَدْ أَضَلَّ مِنكُمْ جِبِلًّا كَثِيرًا أَفَلَمْ تَكُونُوا تَعْقِلُونَ ﴿٦٢﴾
36/Ya-Sin-62: Walaqad adalla minkum jibillan katheeran afalam takoonoo taAAqiloona
En voorzeker, hij heeft vele schepselen onder jullie doen dwalen. Gebruikten jullie je verstand dan niet? (62)
هَذِهِ جَهَنَّمُ الَّتِي كُنتُمْ تُوعَدُونَ ﴿٦٣﴾
36/Ya-Sin-63: Hathihi jahannamu allatee kuntum tooAAadoona
Dit is de Hel waarvoor jullie gewaarschuwd plachen te worden. (63)
اصْلَوْهَا الْيَوْمَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ ﴿٦٤﴾
36/Ya-Sin-64: Islawha alyawma bima kuntum takfuroona
Gaat haar op deze Dag binnen wegens wat jullie plachten niet te geloven. (64)
الْيَوْمَ نَخْتِمُ عَلَى أَفْوَاهِهِمْ وَتُكَلِّمُنَا أَيْدِيهِمْ وَتَشْهَدُ أَرْجُلُهُمْ بِمَا كَانُوا يَكْسِبُونَ ﴿٦٥﴾
36/Ya-Sin-65: Alyawma nakhtimu AAala afwahihim watukallimuna aydeehim watashhadu arjuluhum bima kanoo yaksiboona
Op die Dag plaatsen Wij een zegel op hun monden, en hun handen zullen tot Ons spreken en hun voeten zullen getuigen over wat zij plachten te verrichten. (65)
وَلَوْ نَشَاء لَطَمَسْنَا عَلَى أَعْيُنِهِمْ فَاسْتَبَقُوا الصِّرَاطَ فَأَنَّى يُبْصِرُونَ ﴿٦٦﴾
36/Ya-Sin-66: Walaw nashao latamasna AAala aAAyunihim faistabaqoo alssirata faanna yubsiroona
En als Wij gewild hadden, dan hadden Wij zeker het gezichtvermogen uitgewist van hun ogen, waarna zij een wedloop naar het Pad zouden houden, maar hoe zouden zij (dat) kunnen zien? (66)
وَلَوْ نَشَاء لَمَسَخْنَاهُمْ عَلَى مَكَانَتِهِمْ فَمَا اسْتَطَاعُوا مُضِيًّا وَلَا يَرْجِعُونَ ﴿٦٧﴾
36/Ya-Sin-67: Walaw nashao lamasakhnahum AAala makanatihim fama istataAAoo mudiyyan wala yarjiAAoona
En als Wij gewild hadden, dan hadden Wij hun gestalten veranderd op hun plaatsen (van zondigheid), waarna zij niet weg zouden kunnen gaan en niet terug zouden gaan. (67)
وَمَنْ نُعَمِّرْهُ نُنَكِّسْهُ فِي الْخَلْقِ أَفَلَا يَعْقِلُونَ ﴿٦٨﴾
36/Ya-Sin-68: Waman nuAAammirhu nunakkis-hu fee alkhalqi afala yaAAqiloona
En voor wie Wij de leeftijd verlengen doen Wij zijn lichaam verzwakken. Denken zij dan niet na? (68)
وَمَا عَلَّمْنَاهُ الشِّعْرَ وَمَا يَنبَغِي لَهُ إِنْ هُوَ إِلَّا ذِكْرٌ وَقُرْآنٌ مُّبِينٌ ﴿٦٩﴾
36/Ya-Sin-69: Wama AAallamnahu alshshiAAra wama yanbaghee lahu in huwa illa thikrun waqur-anun mubeenun
En Wij hebben hem (Mohammed) het dichten niet onderwezen en het past hem niet. Het is niets dan een Vermaning en een duidelijke Koran. (69)
لِيُنذِرَ مَن كَانَ حَيًّا وَيَحِقَّ الْقَوْلُ عَلَى الْكَافِرِينَ ﴿٧٠﴾
36/Ya-Sin-70: Liyunthira man kana hayyan wayahiqqa alqawlu AAala alkafireena
Opdat hij de levenden zal waarschuwen en opdat het Woord (van bestraffing) voor de ongelovigen bewaarheid wordt. (70)
أَوَلَمْ يَرَوْا أَنَّا خَلَقْنَا لَهُمْ مِمَّا عَمِلَتْ أَيْدِينَا أَنْعَامًا فَهُمْ لَهَا مَالِكُونَ ﴿٧١﴾
36/Ya-Sin-71: Awa lam yaraw anna khalaqna lahum mimma AAamilat aydeena anAAaman fahum laha malikoona
Zien zij dan niet dat onder wat Onze Handen voor hen geschapen hebben het vee is, zodat zij daarvan bezitter zijn? (71)
وَذَلَّلْنَاهَا لَهُمْ فَمِنْهَا رَكُوبُهُمْ وَمِنْهَا يَأْكُلُونَ ﴿٧٢﴾
36/Ya-Sin-72: Wathallalnaha lahum faminha rakoobuhum waminha ya/kuloona
En Wij hebben het (vee) voor hen onderworpen, sommige berijden zij ervan en sommige eten zij. (72)
وَلَهُمْ فِيهَا مَنَافِعُ وَمَشَارِبُ أَفَلَا يَشْكُرُونَ ﴿٧٣﴾
36/Ya-Sin-73: Walahum feeha manafiAAu wamasharibu afala yashkuroona
En voor hen is er nut in en een (bron van) driken. Zijn zij dan niet dankbaar? (73)
وَاتَّخَذُوا مِن دُونِ اللَّهِ آلِهَةً لَعَلَّهُمْ يُنصَرُونَ ﴿٧٤﴾
36/Ya-Sin-74: Waittakhathoo min dooni Allahi alihatan laAAallahum yunsaroona
En zij nemen naast Allah goden in de hoop dat zij geholpen zullen worden. (74)
لَا يَسْتَطِيعُونَ نَصْرَهُمْ وَهُمْ لَهُمْ جُندٌ مُّحْضَرُونَ ﴿٧٥﴾
36/Ya-Sin-75: La yastateeAAoona nasrahum wahum lahum jundun muhdaroona
Zij zijn niet in staat om hen te helpen, en zij (de veelgodenaanbidders) zijn voor hen een leger dat wordt voorgeleid. (75)
فَلَا يَحْزُنكَ قَوْلُهُمْ إِنَّا نَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ﴿٧٦﴾
36/Ya-Sin-76: Fala yahzunka qawluhum inna naAAlamu ma yusirroona wama yuAAlinoona
Laten hun woorden jou daarom niet treurig maken: Voorwaar, Wij weten wat zij verbergen en wat zij openlijk doen. (76)
أَوَلَمْ يَرَ الْإِنسَانُ أَنَّا خَلَقْنَاهُ مِن نُّطْفَةٍ فَإِذَا هُوَ خَصِيمٌ مُّبِينٌ ﴿٧٧﴾
36/Ya-Sin-77: Awa lam yara al-insanu anna khalaqnahu min nutfatin fa-itha huwa khaseemun mubeenun
Ziet de mens niet dat Wij hem uit een druppel hebben geschapen? Toch is hij duidelijk een redetwister. (77)
وَضَرَبَ لَنَا مَثَلًا وَنَسِيَ خَلْقَهُ قَالَ مَنْ يُحْيِي الْعِظَامَ وَهِيَ رَمِيمٌ ﴿٧٨﴾
36/Ya-Sin-78: Wadaraba lana mathalan wanasiya khalqahu qala man yuhyee alAAithama wahiya rameemun
En hij geeft Ons een voorbeeld, terwijl hij vergeet hoe hij zelf geschapen is. Hij zei: "Wie doet de beenderen tot leven komen, terwijl ze gruis zijn?" (78)
قُلْ يُحْيِيهَا الَّذِي أَنشَأَهَا أَوَّلَ مَرَّةٍ وَهُوَ بِكُلِّ خَلْقٍ عَلِيمٌ ﴿٧٩﴾
36/Ya-Sin-79: Qul yuhyeeha allathee anshaaha awwala marratin wahuwa bikulli khalqin AAaleemun
Zeg: "Hij Die ze de eerste keer heeft doen ontstaan, Die zal ze doen leven. En Hij is de Kenner van de gehele schepping. (79)
الَّذِي جَعَلَ لَكُم مِّنَ الشَّجَرِ الْأَخْضَرِ نَارًا فَإِذَا أَنتُم مِّنْهُ تُوقِدُونَ ﴿٨٠﴾
36/Ya-Sin-80: Allathee jaAAala lakum mina alshshajari al-akhdari naran fa-itha antum minhu tooqidoona
(Hij is) Degene Die voor jullie van de groene boom vuur heeft gemaakt. Waarna jullie er een vuur mee ontsteken." (80)
أَوَلَيْسَ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بِقَادِرٍ عَلَى أَنْ يَخْلُقَ مِثْلَهُم بَلَى وَهُوَ الْخَلَّاقُ الْعَلِيمُ ﴿٨١﴾
36/Ya-Sin-81: Awa laysa allathee khalaqa alssamawati waal-arda biqadirin AAala an yakhluqa mithlahum bala wahuwa alkhallaqu alAAaleemu
Is Degene Die de hemelen en de aarde heeft geschapen niet bij machte om het gelijke ervan te scheppen? Zeker wel! En Hij is de Schepper, de Alwetende. (81)
إِنَّمَا أَمْرُهُ إِذَا أَرَادَ شَيْئًا أَنْ يَقُولَ لَهُ كُنْ فَيَكُونُ ﴿٨٢﴾
36/Ya-Sin-82: Innama amruhu itha arada shay-an an yaqoola lahu kun fayakoonu
Voorwaar, wanneer Hij iets wil (scheppen), dan zegt hij er slechts tegen: "Wees," en het is. (82)
فَسُبْحَانَ الَّذِي بِيَدِهِ مَلَكُوتُ كُلِّ شَيْءٍ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٨٣﴾
36/Ya-Sin-83: Fasubhana allathee biyadihi malakootu kulli shay-in wa-ilayhi turjaAAoona
Heilig is Degene in Wiens Hand de heerschappij over alle zaken is en tot Hem worden jullie teruggekeerd. (83)