Nederlands [Veranderen]

Al-An'am 1-165, Soera Het Vee (6/Al-An'am)

Soera Al-An'am - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-An'am - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-An'am - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الأنعام

Soera Al-An'am

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

الْحَمْدُ لِلّهِ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ وَجَعَلَ الظُّلُمَاتِ وَالنُّورَ ثُمَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِرَبِّهِم يَعْدِلُونَ ﴿١﴾
6/Al-An'am-1: Alhamdu lillahi allathee khalaqa alssamawati waal-arda wajaAAala alththulumati waalnnoora thumma allatheena kafaroo birabbihim yaAAdiloona
Alle lof zij Allah, Die de hemelen en de aarde schiep en Die de duisternissen en het licht maakte. Maar vervolgens kennen degenen die ongelovig aan hun Heer zijn (deelgenoten) toe. (1)
هُوَ الَّذِي خَلَقَكُم مِّن طِينٍ ثُمَّ قَضَى أَجَلاً وَأَجَلٌ مُّسمًّى عِندَهُ ثُمَّ أَنتُمْ تَمْتَرُونَ ﴿٢﴾
6/Al-An'am-2: Huwa allathee khalaqakum min teenin thumma qada ajalan waajalun musamman AAindahu thumma antum tamtaroona
Hij is Degene Die jullie uit klei schiep en Hij heeft vervolgens een bepaaldc tijd (voor de doden) vastgelegd. En een bepaalde tijd is er bij Hem (voor de opwekking). Toch twijfelen jullie. (2)
وَهُوَ اللّهُ فِي السَّمَاوَاتِ وَفِي الأَرْضِ يَعْلَمُ سِرَّكُمْ وَجَهرَكُمْ وَيَعْلَمُ مَا تَكْسِبُونَ ﴿٣﴾
6/Al-An'am-3: Wahuwa Allahu fee alssamawati wafee al-ardi yaAAlamu sirrakum wajahrakum wayaAAlamu ma taksiboona
En Hij is Allah in de hemelen en op de aarde. Hij kent jullie geheim en (het) openlijke van jullie en Hij is Alwetend over wat jullie doen. (3)
وَمَا تَأْتِيهِم مِّنْ آيَةٍ مِّنْ آيَاتِ رَبِّهِمْ إِلاَّ كَانُواْ عَنْهَا مُعْرِضِينَ ﴿٤﴾
6/Al-An'am-4: Wama ta/teehim min ayatin min ayati rabbihim illa kanoo AAanha muAArideena
En er komt geen Teken van de Tekenen van hun Heer tot hen of zij wenden zich daarvan af. (4)
فَقَدْ كَذَّبُواْ بِالْحَقِّ لَمَّا جَاءهُمْ فَسَوْفَ يَأْتِيهِمْ أَنبَاء مَا كَانُواْ بِهِ يَسْتَهْزِؤُونَ ﴿٥﴾
6/Al-An'am-5: Faqad kaththaboo bialhaqqi lamma jaahum fasawfa ya/teehim anbao ma kanoo bihi yastahzi-oona
Voorzeker. zij loochenden de Waarheid toen die tot hen kwam, maar spoedig zullen berichten hen bereiken over wat zij plachten te bespotten. (5)
أَلَمْ يَرَوْاْ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍ مَّكَّنَّاهُمْ فِي الأَرْضِ مَا لَمْ نُمَكِّن لَّكُمْ وَأَرْسَلْنَا السَّمَاء عَلَيْهِم مِّدْرَارًا وَجَعَلْنَا الأَنْهَارَ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمْ فَأَهْلَكْنَاهُم بِذُنُوبِهِمْ وَأَنْشَأْنَا مِن بَعْدِهِمْ قَرْنًا آخَرِينَ ﴿٦﴾
6/Al-An'am-6: Alam yaraw kam ahlakna min qablihim min qarnin makkannahum fee al-ardi ma lam numakkin lakum waarsalna alssamaa AAalayhim midraran wajaAAalna al-anhara tajree min tahtihim faahlaknahum bithunoobihim waansha/na min baAAdihim qarnan akhareena
Hebben zij niet gezien hoevelen Wij vernietigden van voor hen, gemeenschappen die Wij op aarde macht gegeven hadden, macht die Wij jullie niet gegeven hebben, en voor wie Wij uit de hemel harde regen gezonden hebben en die Wij rivieren die onder hen door stroomden brachten; maar Wij vernietigden hen vanwege hun zonden en Wij deden na hen andere gemeenschappen opstaan. (6)
وَلَوْ نَزَّلْنَا عَلَيْكَ كِتَابًا فِي قِرْطَاسٍ فَلَمَسُوهُ بِأَيْدِيهِمْ لَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِنْ هَذَا إِلاَّ سِحْرٌ مُّبِينٌ ﴿٧﴾
6/Al-An'am-7: Walaw nazzalna AAalayka kitaban fee qirtasin falamasoohu bi-aydeehim laqala allatheena kafaroo in hatha illa sihrun mubeenun
En indien Wij aan jou (O Moehammad) een Boek op perkament hadden doen neerdalen, zodat zij het met hun handen hadden kunnen aanraken, zouden degenen die ongelovig zijn zeker gezegd hebben: "Dit is slechts duidelijke tovenarij." (7)
وَقَالُواْ لَوْلا أُنزِلَ عَلَيْهِ مَلَكٌ وَلَوْ أَنزَلْنَا مَلَكًا لَّقُضِيَ الأمْرُ ثُمَّ لاَ يُنظَرُونَ ﴿٨﴾
6/Al-An'am-8: Waqaloo lawla onzila AAalayhi malakun walaw anzalna malakan laqudiya al-amru thumma la yuntharoona
En zij (de ongelovigen) zeggen: "Waarom hebben zij geen Engel tot hem (Moehammad) doen neerdalen?" En indien Wij een Engel neergezonden hadden was de zaak zeker besloten en hadden zij geen uitstel meer gekregen. (8)
وَلَوْ جَعَلْنَاهُ مَلَكًا لَّجَعَلْنَاهُ رَجُلاً وَلَلَبَسْنَا عَلَيْهِم مَّا يَلْبِسُونَ ﴿٩﴾
6/Al-An'am-9: Walaw jaAAalnahu malakan lajaAAalnahu rajulan walalabasna AAalayhim ma yalbisoona
En als Wij een Engel gestuurd hadden, dan hadden Wij hem als een man gestuurd en Wij hadden hen laten twijfelen waarover zij reeds twijfelden. (9)
وَلَقَدِ اسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍ مِّن قَبْلِكَ فَحَاقَ بِالَّذِينَ سَخِرُواْ مِنْهُم مَّا كَانُواْ بِهِ يَسْتَهْزِؤُونَ ﴿١٠﴾
6/Al-An'am-10: Walaqadi istuhzi-a birusulin min qablika fahaqa biallatheena sakhiroo minhum ma kanoo bihi yastahzi-oona
En de Boodschappers voor jou werden zeker bespot, maar degenen die hen belachelijk maakten werden door hetgeen waarmee zij de spot dreven (met straf) ornsingeld. (10)
قُلْ سِيرُواْ فِي الأَرْضِ ثُمَّ انظُرُواْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ ﴿١١﴾
6/Al-An'am-11: Qul seeroo fee al-ardi thumma onthuroo kayfa kana AAaqibatu almukaththibeena
Zeg (O Moehammad): "Reist op de aarde rond en zie dan hoe het einde was van de loochenaars." (11)
قُل لِّمَن مَّا فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ قُل لِلّهِ كَتَبَ عَلَى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَ لَيَجْمَعَنَّكُمْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ لاَ رَيْبَ فِيهِ الَّذِينَ خَسِرُواْ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٢﴾
6/Al-An'am-12: Qul liman ma fee alssamawati waal-ardi qul lillahi kataba AAala nafsihi alrrahmata layajmaAAannakum ila yawmi alqiyamati la rayba feehi allatheena khasiroo anfusahum fahum la yu/minoona
Zeg: "Aan wie behoort wat er in de hemelen en op de aarde is?" Zeg: "Aan Allah. Hij heeft Zichzelf de Barmhartigheid voorgeschreven, Hij zal jullie zeker bijeenbrengen op de Dag der Opstanding, waaraan geen twijfel is. Degenen die zichzelf verloren hebben: zij zijn het die niet geloven." (12)
وَلَهُ مَا سَكَنَ فِي اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿١٣﴾
6/Al-An'am-13: Walahu ma sakana fee allayli waalnnahari wahuwa alssameeAAu alAAaleemu
En aan Hem behoort alles wat er in de nacht en de dag rust. En Hij is de Alhorende, de Alwetende. (13)
قُلْ أَغَيْرَ اللّهِ أَتَّخِذُ وَلِيًّا فَاطِرِ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَهُوَ يُطْعِمُ وَلاَ يُطْعَمُ قُلْ إِنِّيَ أُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ أَوَّلَ مَنْ أَسْلَمَ وَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْمُشْرِكَينَ ﴿١٤﴾
6/Al-An'am-14: Qul aghayra Allahi attakhithu waliyyan fatiri alssamawati waal-ardi wahuwa yutAAimu wala yutAAamu qul innee omirtu an akoona awwala man aslama wala takoonanna mina almushrikeena
Zeg (O Moehammad): "Zal ik iemand anders dan Allah, de Schepper van de hemelen en de aarde, als Beschermer nemen? Hij is Degene Die voedt, maar Hij wordt niet gevoed." Zeg: "Voorwaar, ik ben geboden de eerste te zijn die zich (aan Allah) overgeeft." En behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders. (14)
قُلْ إِنِّيَ أَخَافُ إِنْ عَصَيْتُ رَبِّي عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ﴿١٥﴾
6/Al-An'am-15: Qul innee akhafu in AAasaytu rabbee AAathaba yawmin AAatheemin
Zeg: "Voorwaar, ik vrees, als ik mijn Heer ongehoorzaam ben, de bestrafring op de Geweldige Dag." (15)
مَّن يُصْرَفْ عَنْهُ يَوْمَئِذٍ فَقَدْ رَحِمَهُ وَذَلِكَ الْفَوْزُ الْمُبِينُ ﴿١٦﴾
6/Al-An'am-16: Man yusraf AAanhu yawma-ithin faqad rahimahu wathalika alfawzu almubeenu
Van wie op die Dag (de bestraffing) afgewend wordt, die heeft Hij dan waarlijk begenadigd. En dat is een duidelijke overwinning. (16)
وَإِن يَمْسَسْكَ اللّهُ بِضُرٍّ فَلاَ كَاشِفَ لَهُ إِلاَّ هُوَ وَإِن يَمْسَسْكَ بِخَيْرٍ فَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدُيرٌ ﴿١٧﴾
6/Al-An'am-17: Wa-in yamsaska Allahu bidurrin fala kashifa lahu illa huwa wa-in yamsaska bikhayrin fahuwa AAala kulli shay-in qadeerun
Indien Allah jou met tegenspoed treft, dan kan niemand die weghalen, behalve Hij; en indien Hij jou met het goede treft: Hij is Almachtig over alle zaken. (17)
وَهُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِ وَهُوَ الْحَكِيمُ الْخَبِيرُ ﴿١٨﴾
6/Al-An'am-18: Wahuwa alqahiru fawqa AAibadihi wahuwa alhakeemu alkhabeeru
En Hij is de Meest Machtige boven Zijn dienaren en Hij is de Alwijze, de Alwetende. (18)
قُلْ أَيُّ شَيْءٍ أَكْبَرُ شَهَادةً قُلِ اللّهِ شَهِيدٌ بِيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَأُوحِيَ إِلَيَّ هَذَا الْقُرْآنُ لأُنذِرَكُم بِهِ وَمَن بَلَغَ أَئِنَّكُمْ لَتَشْهَدُونَ أَنَّ مَعَ اللّهِ آلِهَةً أُخْرَى قُل لاَّ أَشْهَدُ قُلْ إِنَّمَا هُوَ إِلَهٌ وَاحِدٌ وَإِنَّنِي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُونَ ﴿١٩﴾
6/Al-An'am-19: Qul ayyu shay-in akbaru shahadatan quli Allahu shaheedun baynee wabaynakum waoohiya ilayya hatha alqur-anu li-onthirakum bihi waman balagha a-innakum latashhadoona anna maAAa Allahi alihatan okhra qul la ashhadu qul innama huwa ilahun wahidun wa-innanee b
Zeg (O Moehammad): "Welke zaak vormt de grootste getuigenis?" Zeg: "Allah is Getuige over mij en jullie en deze Koran is aan mij geopenbaard om ermee jullie te vermanen en (ook) een ieder die erdoor bereikt wordt. Zouden jullie kunnen getuigen dat er naast Allah andere goden zijn?" Zeg: "Nee, (dat) getuig ik niet." Zeg: "Voorwaar, Hij is de Enige God; en voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten toekennen." (19)
الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَعْرِفُونَهُ كَمَا يَعْرِفُونَ أَبْنَاءهُمُ الَّذِينَ خَسِرُواْ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿٢٠﴾
6/Al-An'am-20: Allatheena ataynahumu alkitaba yaAArifoonahu kama yaAArifoona abnaahum allatheena khasiroo anfusahum fahum la yu/minoona
Degenen aan wie Wij de Schrift gegeven hebben, kennen hem (Moehmmad) zoals zij hun zonen kennen; degenen die zichzelf verloren hebben geloven niet. (20)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِآيَاتِهِ إِنَّهُ لاَ يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ ﴿٢١﴾
6/Al-An'am-21: Waman athlamu mimmani iftara AAala Allahi kathiban aw kaththaba bi-ayatihi innahu la yuflihu alththalimoona
Wie is er onrechtvaardiger dan degene die een leugen tegen Allah verzonnen heeft of die Zijri Verzen loochende? Voorwaar, de onrechtplegers slagen niet. (21)
وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُواْ أَيْنَ شُرَكَآؤُكُمُ الَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ ﴿٢٢﴾
6/Al-An'am-22: Wayawma nahshuruhum jameeAAan thumma naqoolu lillatheena ashrakoo ayna shurakaokumu allatheena kuntum tazAAumoona
En op de Dag dat Wij hen allen bijeenbrengen, zullen Wij tegen degenen die deelgenoten toekennen zeggen: "Waar zijn de deelgenoten waarvan jullie (het bestaan) plachten te boweren? (22)
ثُمَّ لَمْ تَكُن فِتْنَتُهُمْ إِلاَّ أَن قَالُواْ وَاللّهِ رَبِّنَا مَا كُنَّا مُشْرِكِينَ ﴿٢٣﴾
6/Al-An'am-23: Thumma lam takun fitnatuhum illa an qaloo waAllahi rabbina ma kunna mushrikeena
En dan zal er geen excuus voor hen zijn, dan te zeggen: "Bij Allah, onze Heer, wij waren geen veelgodenaanbidders." (23)
انظُرْ كَيْفَ كَذَبُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَفْتَرُونَ ﴿٢٤﴾
6/Al-An'am-24: Onthur kayfa kathaboo AAala anfusihim wadalla AAanhum ma kanoo yaftaroona
Zie hoe zij over zichzelf liegen en afgedwaald zijn van wat zij plachten te verzinnen. (24)
وَمِنْهُم مَّن يَسْتَمِعُ إِلَيْكَ وَجَعَلْنَا عَلَى قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِي آذَانِهِمْ وَقْرًا وَإِن يَرَوْاْ كُلَّ آيَةٍ لاَّ يُؤْمِنُواْ بِهَا حَتَّى إِذَا جَآؤُوكَ يُجَادِلُونَكَ يَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِنْ هَذَآ إِلاَّ أَسَاطِيرُ الأَوَّلِينَ ﴿٢٥﴾
6/Al-An'am-25: Waminhum man yastamiAAu ilayka wajaAAalna AAala quloobihim akinnatan an yafqahoohu wafee athanihim waqran wa-in yaraw kulla ayatin la yu/minoo biha hatta itha jaooka yujadiloonaka yaqoolu allatheena kafaroo in hatha illa asateeru al-awwaleena
En onder hen zijn or die naar jou luisteren, maar Wij hebben over hun harten sluiers aangebracht zodat zij het (de Koran) niet begrijpen en in hun oren proppen. En indien zij ieder Teken zagen, zouden zij er niet in geloven, zelfs in die mate dat wanneer zij tot jou komen om met jou te redetwisten, degenen die ongelovig zijn zeggen: "Dit zijn slechts fabels van de ouden." (25)
وَهُمْ يَنْهَوْنَ عَنْهُ وَيَنْأَوْنَ عَنْهُ وَإِن يُهْلِكُونَ إِلاَّ أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿٢٦﴾
6/Al-An'am-26: Wahum yanhawna AAanhu wayan-awna AAanhu wa-in yuhlikoona illa anfusahum wama yashAAuroona
En zij verbieden het en zij keren zich ervan af, maar zij vernietigen slechts zichzelf en zij beseffen het niet. (26)
وَلَوْ تَرَىَ إِذْ وُقِفُواْ عَلَى النَّارِ فَقَالُواْ يَا لَيْتَنَا نُرَدُّ وَلاَ نُكَذِّبَ بِآيَاتِ رَبِّنَا وَنَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٢٧﴾
6/Al-An'am-27: Walaw tara ith wuqifoo AAala alnnari faqaloo ya laytana nuraddu wala nukaththiba bi-ayati rabbina wanakoona mina almu/mineena
En als jij (hen) kon zien wanneer zij bij de Hel geplaatst worden en zij dan zeggen: "Werden wij maar teruggebracht, dan zouden wij de Tekenen van onze Heer niet loochenen en zouden wij tot de gelovigen behoren." (27)
بَلْ بَدَا لَهُم مَّا كَانُواْ يُخْفُونَ مِن قَبْلُ وَلَوْ رُدُّواْ لَعَادُواْ لِمَا نُهُواْ عَنْهُ وَإِنَّهُمْ لَكَاذِبُونَ ﴿٢٨﴾
6/Al-An'am-28: Bal bada lahum ma kanoo yukhfoona min qablu walaw ruddoo laAAadoo lima nuhoo AAanhu wa-innahum lakathiboona
Zeker niet, er wordt voor hen zichtbaar wat zij vroeger plachten te verbergen. Als zij teruggebracht zouden worden, zouden zij weer herhalen wat hen verboden was en zij zijn zeker leugenaars. (28)
وَقَالُواْ إِنْ هِيَ إِلاَّ حَيَاتُنَا الدُّنْيَا وَمَا نَحْنُ بِمَبْعُوثِينَ ﴿٢٩﴾
6/Al-An'am-29: Waqaloo in hiya illa hayatuna alddunya wama nahnu bimabAAootheena
En zij zeggen: "Er is niets dan ons huidige leven en wij zullen niet opgewekt worden." (29)
وَلَوْ تَرَى إِذْ وُقِفُواْ عَلَى رَبِّهِمْ قَالَ أَلَيْسَ هَذَا بِالْحَقِّ قَالُواْ بَلَى وَرَبِّنَا قَالَ فَذُوقُواْ العَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ ﴿٣٠﴾
6/Al-An'am-30: Walaw tara ith wuqifoo AAala rabbihim qala alaysa hatha bialhaqqi qaloo bala warabbina qala fathooqoo alAAathaba bima kuntum takfuroona
En als jij (hen) kon zien wanneer zij voor hun Heer gebracht worden: Hij zal zeggen: "Is dit niet de Waarheid? zij zullen zeggen: "Zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Proeft dan de bestraffing vanwege (wat) jullie plachten niet te geloven." (30)
قَدْ خَسِرَ الَّذِينَ كَذَّبُواْ بِلِقَاء اللّهِ حَتَّى إِذَا جَاءتْهُمُ السَّاعَةُ بَغْتَةً قَالُواْ يَا حَسْرَتَنَا عَلَى مَا فَرَّطْنَا فِيهَا وَهُمْ يَحْمِلُونَ أَوْزَارَهُمْ عَلَى ظُهُورِهِمْ أَلاَ سَاء مَا يَزِرُونَ ﴿٣١﴾
6/Al-An'am-31: Qad khasira allatheena kaththaboo biliqa-i Allahi hatta itha jaat-humu alssaAAatu baghtatan qaloo ya hasratana AAala ma farratna feeha wahum yahmiloona awzarahum AAala thuhoorihim ala saa ma yaziroona
Waarlijk verloren zijn degenen die de ontmoeting met Allah loochenen, totdat wanneer het Uur plotseling tot hen komt, zij zullen zeggen: "Wee ons voor wat wij in (onze levens) veronachtzaamden," en zij dragen hun zonden op hun ruggen. En weet: het is slecht wat zij dragen! (31)
وَمَا الْحَيَاةُ الدُّنْيَا إِلاَّ لَعِبٌ وَلَهْوٌ وَلَلدَّارُ الآخِرَةُ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ يَتَّقُونَ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿٣٢﴾
6/Al-An'am-32: Wama alhayatu alddunya illa laAAibun walahwun walalddaru al-akhirati khayrun lillatheena yattaqoona afala taAAqiloona
En het wereldse leven is niets dan spel en vermaak. En het Huis van het Hiernamaals is beter voor degenen die (Allah) vrezen. Begrijpen jullie dan niet? (32)
قَدْ نَعْلَمُ إِنَّهُ لَيَحْزُنُكَ الَّذِي يَقُولُونَ فَإِنَّهُمْ لاَ يُكَذِّبُونَكَ وَلَكِنَّ الظَّالِمِينَ بِآيَاتِ اللّهِ يَجْحَدُونَ ﴿٣٣﴾
6/Al-An'am-33: Qad naAAlamu innahu layahzunuka allathee yaqooloona fa-innahum la yukaththiboonaka walakinna alththalimeena bi-ayati Allahi yajhadoona
Wij weten inderdaad (O Moehammad) dat jij treurt door degenen die (kwaad) spreken, en voorwaar, zij loochenen jou niet, maar het zijn de Verzen van Allah die de onrechtvaardigen ontkennen. (33)
وَلَقَدْ كُذِّبَتْ رُسُلٌ مِّن قَبْلِكَ فَصَبَرُواْ عَلَى مَا كُذِّبُواْ وَأُوذُواْ حَتَّى أَتَاهُمْ نَصْرُنَا وَلاَ مُبَدِّلَ لِكَلِمَاتِ اللّهِ وَلَقدْ جَاءكَ مِن نَّبَإِ الْمُرْسَلِينَ ﴿٣٤﴾
6/Al-An'am-34: Walaqad kuththibat rusulun min qablika fasabaroo AAala ma kuththiboo waoothoo hatta atahum nasruna wala mubaddila likalimati Allahi walaqad jaaka min naba-i almursaleena
En voorzeker, de Boodschappers van voor jou werden inderdaad geloochend en zij waren geduldig met het loochenen en de kwelling, totdat Onze hulp tot hen kwam. En er is niemand die de Woorden van Allah kan veranderen en voorzeker, er zijn al berichten over de Boodschappers tot jou gekomen. (34)
وَإِن كَانَ كَبُرَ عَلَيْكَ إِعْرَاضُهُمْ فَإِنِ اسْتَطَعْتَ أَن تَبْتَغِيَ نَفَقًا فِي الأَرْضِ أَوْ سُلَّمًا فِي السَّمَاء فَتَأْتِيَهُم بِآيَةٍ وَلَوْ شَاء اللّهُ لَجَمَعَهُمْ عَلَى الْهُدَى فَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْجَاهِلِينَ ﴿٣٥﴾
6/Al-An'am-35: Wa-in kana kabura AAalayka iAAraduhum fa-ini istataAAta an tabtaghiya nafaqan fee al-ardi aw sullaman fee alssama-i fata/tiyahum bi-ayatin walaw shaa Allahu lajamaAAahum AAala alhuda fala takoonanna mina aljahileena
En als hun afkeer van jou zwaar voor jou is: als jij in staat zou zijn een grot in de aarde of een ladder naar de hemel te maken, zodat jij een Teken tot hen zou kunnen laten komen (doe het dan); en indien Allah het gewild zou hebben, zou Hij hen onder de Leiding verzamelen. Behoor daarom zeker niet tot de onwetenden. (35)
إِنَّمَا يَسْتَجِيبُ الَّذِينَ يَسْمَعُونَ وَالْمَوْتَى يَبْعَثُهُمُ اللّهُ ثُمَّ إِلَيْهِ يُرْجَعُونَ ﴿٣٦﴾
6/Al-An'am-36: Innama yastajeebu allatheena yasmaAAoona waalmawta yabAAathuhumu Allahu thumma ilayhi yurjaAAoona
Voorwaar, alleen degenen die luisteren zullen gehoorzamen. En Allah zal de doden opwekken en vervolgens worden zij tot Hem teruggekeerd. (36)
وَقَالُواْ لَوْلاَ نُزِّلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ قُلْ إِنَّ اللّهَ قَادِرٌ عَلَى أَن يُنَزِّلٍ آيَةً وَلَكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿٣٧﴾
6/Al-An'am-37: Waqaloo lawla nuzzila AAalayhi ayatun min rabbihi qul inna Allaha qadirun AAala an yunazzila ayatan walakinna aktharahum la yaAAlamoona
En zij zeiden: "Waarom wordt er geen Teken (wonder) van zijn Heer tot hem gezonden?" Zeg (O Moehammad): "Allah is bij machte om een Teken neer te zenden, maar de meesten van hen begrijpen het niet." (37)
وَمَا مِن دَآبَّةٍ فِي الأَرْضِ وَلاَ طَائِرٍ يَطِيرُ بِجَنَاحَيْهِ إِلاَّ أُمَمٌ أَمْثَالُكُم مَّا فَرَّطْنَا فِي الكِتَابِ مِن شَيْءٍ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِمْ يُحْشَرُونَ ﴿٣٨﴾
6/Al-An'am-38: Wama min dabbatin fee al-ardi wala ta-irin yateeru bijanahayhi illa omamun amthalukum ma farratna fee alkitabi min shay-in thumma ila rabbihim yuhsharoona
En er is geen levend wezen op aarde an geen vogel die met zijn vleugels vliegt, of het behoort tot gemeenschappen zoals die van jullie. En Wij hebben niets in het Boek veronachtzaamd en zij zullen allen bij hun Heer verzameld worden. (38)
وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا صُمٌّ وَبُكْمٌ فِي الظُّلُمَاتِ مَن يَشَإِ اللّهُ يُضْلِلْهُ وَمَن يَشَأْ يَجْعَلْهُ عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٣٩﴾
6/Al-An'am-39: Waallatheena kaththaboo bi-ayatina summun wabukmun fee alththulumati man yasha-i Allahu yudlilhu waman yasha/ yajAAalhu AAala siratin mustaqeemin
Endegenen die Onze Tekenen loochenen zijn doof en stom in de duisternis: Allah laat dwalen wie Hij wil en Hij plaatst op de Rechte Weg wie Hij wil. (39)
قُلْ أَرَأَيْتُكُم إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ أَوْ أَتَتْكُمُ السَّاعَةُ أَغَيْرَ اللّهِ تَدْعُونَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٤٠﴾
6/Al-An'am-40: Qul araaytakum in atakum AAathabu Allahi aw atatkumu alssaAAatu aghayra Allahi tadAAoona in kuntum sadiqeena
Zeg (O Moehammad): "Wat vinden jullie, wanneer de bestraffing van Allah of het Uur tot jullie komt: zouden jullie je dan op iemand anders beroepen dan op Allah, indien jullie waarachtigen zijn?" (40)
بَلْ إِيَّاهُ تَدْعُونَ فَيَكْشِفُ مَا تَدْعُونَ إِلَيْهِ إِنْ شَاء وَتَنسَوْنَ مَا تُشْرِكُونَ ﴿٤١﴾
6/Al-An'am-41: Bal iyyahu tadAAoona fayakshifu ma tadAAoona ilayhi in shaa watansawna ma tushrikoona
Welnee, op Hem zouden jullie je beroepen en Hij zou hetgeen waarvoor jullie een beroep op Hem deden wegnemen, indien Hij zou willen. En jullie zouden vergeten wat jullie aan deelgenoten toegekend hebben. (41)
وَلَقَدْ أَرْسَلنَآ إِلَى أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَأَخَذْنَاهُمْ بِالْبَأْسَاء وَالضَّرَّاء لَعَلَّهُمْ يَتَضَرَّعُونَ ﴿٤٢﴾
6/Al-An'am-42: Walaqad arsalna ila omamin min qablika faakhathnahum bialba/sa-i waalddarra-i laAAallahum yatadarraAAoona
En voorzeker, Wij hebben inderdaad naar gemeenschappen van voot jou (Boodschappers) gestuurd en Wij hebben hen met tegenspoed en rampen getroffen. Hopelijk zullen zij nederig worden (tegenover Allah). (42)
فَلَوْلا إِذْ جَاءهُمْ بَأْسُنَا تَضَرَّعُواْ وَلَكِن قَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿٤٣﴾
6/Al-An'am-43: Falawla ith jaahum ba/suna tadarraAAoo walakin qasat quloobuhum wazayyana lahumu alshshaytanu ma kanoo yaAAmaloona
En waarom zijn zij, toen Onze tegenspoed tot hen kwam, niet nederig geworden? Integendeel, hun harten werden zelfs hard en de Satan deed wat zij plachten te doen schoon schijnen. (43)
فَلَمَّا نَسُواْ مَا ذُكِّرُواْ بِهِ فَتَحْنَا عَلَيْهِمْ أَبْوَابَ كُلِّ شَيْءٍ حَتَّى إِذَا فَرِحُواْ بِمَا أُوتُواْ أَخَذْنَاهُم بَغْتَةً فَإِذَا هُم مُّبْلِسُونَ ﴿٤٤﴾
6/Al-An'am-44: Falamma nasoo ma thukkiroo bihi fatahna AAalayhim abwaba kulli shay-in hatta itha farihoo bima ootoo akhathnahum baghtatan fa-itha hum mublisoona
En toen zij vergaten waarmee zij gewaarschuwd waren, openden Wij voor hen vervolgens de poorten naar alle (aantrekkelijkc) zaken; zozeer dat, toen zij blij waren met wat hun geschonken was, Wij hen plotseling bestraften en zij daarop wanhopig werden. (44)
فَقُطِعَ دَابِرُ الْقَوْمِ الَّذِينَ ظَلَمُواْ وَالْحَمْدُ لِلّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٤٥﴾
6/Al-An'am-45: FaqutiAAa dabiru alqawmi allatheena thalamoo waalhamdu lillahi rabbi alAAalameena
En vervolgens werd de laatste van het volk dat onrechtvaardig was vernietigd: alle lof zij Allah, Heer der Werelden. (45)
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِنْ أَخَذَ اللّهُ سَمْعَكُمْ وَأَبْصَارَكُمْ وَخَتَمَ عَلَى قُلُوبِكُم مَّنْ إِلَهٌ غَيْرُ اللّهِ يَأْتِيكُم بِهِ انظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ ثُمَّ هُمْ يَصْدِفُونَ ﴿٤٦﴾
6/Al-An'am-46: Qul araaytum in akhatha Allahu samAAakum waabsarakum wakhatama AAala quloobikum man ilahun ghayru Allahi ya/teekum bihi onthur kayfa nusarrifu al-ayati thumma hum yasdifoona
Zeg (O Moehammad): "Wat vinden jullie indien Allah jullie horen en jullie zien wegnam en jullie harten verzegelde: welke andere god dan Allah zou jullie die teruggeven? "En zie hoe Wij de Tekenen uitleggen en toch wenden zij zich af. (46)
قُلْ أَرَأَيْتَكُمْ إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ بَغْتَةً أَوْ جَهْرَةً هَلْ يُهْلَكُ إِلاَّ الْقَوْمُ الظَّالِمُونَ ﴿٤٧﴾
6/Al-An'am-47: Qul araaytakum in atakum AAathabu Allahi baghtatan aw jahratan hal yuhlaku illa alqawmu alththalimoona
Zeg: "Wat vinden jullie als de bestraffing van Allah tot jullie komt, plotseting of openlijk? Niemand dan het onrechtvaardige volk wordt vernietigd." (47)
وَمَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِينَ إِلاَّ مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ فَمَنْ آمَنَ وَأَصْلَحَ فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٤٨﴾
6/Al-An'am-48: Wama nursilu almursaleena illa mubashshireena wamunthireena faman amana waaslaha fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Wij hebben de Boodschappers slechts als brengers van verheugende tijdingen gestuurd an (als) waarschuwers; dus wie gelooft en oprecht is: voor hem is er geen angst en zij zullen niet treuren. (48)
وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا يَمَسُّهُمُ الْعَذَابُ بِمَا كَانُواْ يَفْسُقُونَ ﴿٤٩﴾
6/Al-An'am-49: Waallatheena kaththaboo bi-ayatina yamassuhumu alAAathabu bima kanoo yafsuqoona
Maar degenen die de Tekenen van Ons loochenen: hen treft de bestraffing wegens de zware zonden die zij plachten te begaan. (49)
قُل لاَّ أَقُولُ لَكُمْ عِندِي خَزَآئِنُ اللّهِ وَلا أَعْلَمُ الْغَيْبَ وَلا أَقُولُ لَكُمْ إِنِّي مَلَكٌ إِنْ أَتَّبِعُ إِلاَّ مَا يُوحَى إِلَيَّ قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَفَلاَ تَتَفَكَّرُونَ ﴿٥٠﴾
6/Al-An'am-50: Qul la aqoolu lakum AAindee khaza-inu Allahi wala aAAlamu alghayba wala aqoolu lakum innee malakun in attabiAAu illa ma yooha ilayya qul hal yastawee al-aAAma waalbaseeru afala tatafakkaroona
Zeg: "Ik zeg jullie niet dat de schatten ven Allah bij mij zijn en niet dat ik het verborgene ken, en ik zeg jullie niet dat ik een Engel ben: ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt." Zeg: "Zijn de blinden en de zienden gelijk? Denken jullie dan niet na?" (50)
وَأَنذِرْ بِهِ الَّذِينَ يَخَافُونَ أَن يُحْشَرُواْ إِلَى رَبِّهِمْ لَيْسَ لَهُم مِّن دُونِهِ وَلِيٌّ وَلاَ شَفِيعٌ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿٥١﴾
6/Al-An'am-51: Waanthir bihi allatheena yakhafoona an yuhsharoo ila rabbihim laysa lahum min doonihi waliyyun wala shafeeAAun laAAallahum yattaqoona
En waarschuw daarmee degenen dit vrezen dat zij tot hun Heer verzameld zullen worden: er is voor hen naast Hem geen Helper en geen Voorspreker. Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. (51)
وَلاَ تَطْرُدِ الَّذِينَ يَدْعُونَ رَبَّهُم بِالْغَدَاةِ وَالْعَشِيِّ يُرِيدُونَ وَجْهَهُ مَا عَلَيْكَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَيْءٍ وَمَا مِنْ حِسَابِكَ عَلَيْهِم مِّن شَيْءٍ فَتَطْرُدَهُمْ فَتَكُونَ مِنَ الظَّالِمِينَ ﴿٥٢﴾
6/Al-An'am-52: Wala tatrudi allatheena yadAAoona rabbahum bialghadati waalAAashiyyi yureedoona wajhahu ma AAalayka min hisabihim min shay-in wama min hisabika AAalayhim min shay-in fatatrudahum fatakoona mina alththalimeena
En stuur degenen niet weg die in de ochtend en de avond hun Heer aanroepen en Zijn Aangezicht wensen. Jij bent in niets voor hen aansprakelijk en zij zijn in niets voor jou aansprakelijk, stuur jij hen dan weg: dan behoor jij tot de onrechtvaardigen. (52)
وَكَذَلِكَ فَتَنَّا بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لِّيَقُولواْ أَهَؤُلاء مَنَّ اللّهُ عَلَيْهِم مِّن بَيْنِنَا أَلَيْسَ اللّهُ بِأَعْلَمَ بِالشَّاكِرِينَ ﴿٥٣﴾
6/Al-An'am-53: Wakathalika fatanna baAAdahum bibaAAdin liyaqooloo ahaola-i manna Allahu AAalayhim min baynina alaysa Allahu bi-aAAlama bialshshakireena
En zo hebben Wij sommigen van hen door anderen beproefd, opdat zij zouden zeggen: "Zijn zij dan, die Allah boven ons begunstigt?" Is het niet Allah die de dankbaren het beste kent? (53)
وَإِذَا جَاءكَ الَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِنَا فَقُلْ سَلاَمٌ عَلَيْكُمْ كَتَبَ رَبُّكُمْ عَلَى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَ أَنَّهُ مَن عَمِلَ مِنكُمْ سُوءًا بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابَ مِن بَعْدِهِ وَأَصْلَحَ فَأَنَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٥٤﴾
6/Al-An'am-54: Wa-itha jaaka allatheena yu/minoona bi-ayatina faqul salamun AAalaykum kataba rabbukum AAala nafsihi alrrahmata annahu man AAamila minkum soo-an bijahalatin thumma taba min baAAdihi waaslaha faannahu ghafoorun raheemun
En wanneer degenen die in Onze Tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: Salâmoen 'alaikoem (Vrede zij met jullie)." Jullie Heer heeft Zichzelf de Barmhartigheid voorgeschreven. Indien een van jullie uit onwetendheid slecht doet en dan daarna berouw heeft en zich betert: voorwaar, dan is Hij Vergeveinsgezind, Meest Barmhartig. (54)
وَكَذَلِكَ نفَصِّلُ الآيَاتِ وَلِتَسْتَبِينَ سَبِيلُ الْمُجْرِمِينَ ﴿٥٥﴾
6/Al-An'am-55: Wakathalika nufassilu al-ayati walitastabeena sabeelu almujrimeena
En zo leggen Wij de Verzen uit. En opdat de weg van de zondaren duidelijk wordt. (55)
قُلْ إِنِّي نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ الَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ قُل لاَّ أَتَّبِعُ أَهْوَاءكُمْ قَدْ ضَلَلْتُ إِذًا وَمَا أَنَاْ مِنَ الْمُهْتَدِينَ ﴿٥٦﴾
6/Al-An'am-56: Qul innee nuheetu an aAAbuda allatheena tadAAoona min dooni Allahi qul la attabiAAu ahwaakum qad dalaltu ithan wama ana mina almuhtadeena
Zeg: "Voorwaar, ik ben verboden degenen te dienen die jullie buiten Allah aanbidden." Zeg: "Ik zal jullie begeerten niet volgen; ik zou dan dwalen en ik zou niet tot de rechtgeleiden behoren." (56)
قُلْ إِنِّي عَلَى بَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّي وَكَذَّبْتُم بِهِ مَا عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ إِنِ الْحُكْمُ إِلاَّ لِلّهِ يَقُصُّ الْحَقَّ وَهُوَ خَيْرُ الْفَاصِلِينَ ﴿٥٧﴾
6/Al-An'am-57: Qul innee AAala bayyinatin min rabbee wakaththabtum bihi ma AAindee ma tastaAAjiloona bihi ini alhukmu illa lillahi yaqussu alhaqqa wahuwa khayru alfasileena
Zeg (O Moehammad): "Voorwaar, ik berust mij op een duidelijk bewijs van mijn Heer en jullie loochenen bet, ik heb (geen macht) over wat jullie willen verhaasten. Voorwaar, het oordeel is alleen aan Allah, Hij verklaart de Waarheid en Hij is de Beste van de Oordelaars." (57)
قُل لَّوْ أَنَّ عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ لَقُضِيَ الأَمْرُ بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَاللّهُ أَعْلَمُ بِالظَّالِمِينَ ﴿٥٨﴾
6/Al-An'am-58: Qul law anna AAindee ma tastaAAjiloona bihi laqudiya al-amru baynee wabaynakum waAllahu aAAlamu bialththalimeena
Zeg. "Indien dat wat jullie verhaast willen binnen mijn macht lag, was de zaak tussen mij en jullie (al) beoordeeld, maar Allah kent de onrechtvaardigen beter." (58)
وَعِندَهُ مَفَاتِحُ الْغَيْبِ لاَ يَعْلَمُهَا إِلاَّ هُوَ وَيَعْلَمُ مَا فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَمَا تَسْقُطُ مِن وَرَقَةٍ إِلاَّ يَعْلَمُهَا وَلاَ حَبَّةٍ فِي ظُلُمَاتِ الأَرْضِ وَلاَ رَطْبٍ وَلاَ يَابِسٍ إِلاَّ فِي كِتَابٍ مُّبِينٍ ﴿٥٩﴾
6/Al-An'am-59: WaAAindahu mafatihu alghaybi la yaAAlamuha illa huwa wayaAAlamu ma fee albarri waalbahri wama tasqutu min waraqatin illa yaAAlamuha wala habbatin fee thulumati al-ardi wala ratbin wala yabisin illa fee kitabin mubeenin
Hij bezit de schatten van het onwaarneembare en niemand kent die, behalve Hij. Hij weet wat er op de aarde is en in de zee; en er valt nog geen blad of Hij weet ervan; en er is geen graankorrel in de duisternissen van de aarde; en niets vers en niets droogs, of het is in een duidelijk Boek. (59)
وَهُوَ الَّذِي يَتَوَفَّاكُم بِاللَّيْلِ وَيَعْلَمُ مَا جَرَحْتُم بِالنَّهَارِ ثُمَّ يَبْعَثُكُمْ فِيهِ لِيُقْضَى أَجَلٌ مُّسَمًّى ثُمَّ إِلَيْهِ مَرْجِعُكُمْ ثُمَّ يُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٦٠﴾
6/Al-An'am-60: Wahuwa allathee yatawaffakum biallayli wayaAAlamu ma jarahtum bialnnahari thumma yabAAathukum feehi liyuqda ajalun musamman thumma ilayhi marjiAAukum thumma yunabbi-okum bima kuntum taAAmaloona
Hij is degene die jullie (zielen) in de nacht wegneemt en Hij weet wat jullie gedurendede dag verricht hebben: Hij doet jullie or weer in ontwaken opdat een vastgestelde periode vervuld wordt, daarna is jullie terugkeer tot Hem. Hij zal jullie dan op de hoogte brengen van wat jullie plachten to doen. (60)
وَهُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِ وَيُرْسِلُ عَلَيْكُم حَفَظَةً حَتَّىَ إِذَا جَاء أَحَدَكُمُ الْمَوْتُ تَوَفَّتْهُ رُسُلُنَا وَهُمْ لاَ يُفَرِّطُونَ ﴿٦١﴾
6/Al-An'am-61: Wahuwa alqahiru fawqa AAibadihi wayursilu AAalaykum hafathatan hatta itha jaa ahadakumu almawtu tawaffat-hu rusuluna wahum la yufarritoona
En Hij is de Krachtige, boven Zijn dienaren en hij stelt Wakers (Engelen) over jullie aan, zodat als een van jullie de dood bereikt de door ons gezondenen hem (zijn ziel) wegnemen en zij verzuimen niet. (61)
ثُمَّ رُدُّواْ إِلَى اللّهِ مَوْلاَهُمُ الْحَقِّ أَلاَ لَهُ الْحُكْمُ وَهُوَ أَسْرَعُ الْحَاسِبِينَ ﴿٦٢﴾
6/Al-An'am-62: Thumma ruddoo ila Allahi mawlahumu alhaqqi ala lahu alhukmu wahuwa asraAAu alhasibeena
Dan worden zij tot Allah, hun ware Meester, teruggebracht Wed dat het Oordeel aan Hem is en Hij is het snelst van hen die afrekenen. (62)
قُلْ مَن يُنَجِّيكُم مِّن ظُلُمَاتِ الْبَرِّ وَالْبَحْرِ تَدْعُونَهُ تَضَرُّعاً وَخُفْيَةً لَّئِنْ أَنجَانَا مِنْ هَذِهِ لَنَكُونَنَّ مِنَ الشَّاكِرِينَ ﴿٦٣﴾
6/Al-An'am-63: Qul man yunajjeekum min thulumati albarri waalbahri tadAAoonahu tadarruAAan wakhufyatan la-in anjana min hathihi lanakoonanna mina alshshakireena
Zeg (O Moehammad): "Wie redt jullie uit de duisternissen van het land en de zee terwijl jullie Hem in nederigheid en stilte auroepen: "Indien Hij ons van deze (gevaren) zou redden, zouden wij zeker tot de dankbaren behoren." (63)
قُلِ اللّهُ يُنَجِّيكُم مِّنْهَا وَمِن كُلِّ كَرْبٍ ثُمَّ أَنتُمْ تُشْرِكُونَ ﴿٦٤﴾
6/Al-An'am-64: Quli Allahu yunajjeekum minha wamin kulli karbin thumma antum tushrikoona
Zeg: "Het is Allah Die jullie van deze (gevaren) redt en van alle moeilijkheden en toch kennen jullie deelgenoten toe (aan Allah)?" (64)
قُلْ هُوَ الْقَادِرُ عَلَى أَن يَبْعَثَ عَلَيْكُمْ عَذَابًا مِّن فَوْقِكُمْ أَوْ مِن تَحْتِ أَرْجُلِكُمْ أَوْ يَلْبِسَكُمْ شِيَعاً وَيُذِيقَ بَعْضَكُم بَأْسَ بَعْضٍ انظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ لَعَلَّهُمْ يَفْقَهُونَ ﴿٦٥﴾
6/Al-An'am-65: Qul huwa alqadiru AAala an yabAAatha AAalaykum AAathaban min fawqikum aw min tahti arjulikum aw yalbisakum shiyaAAan wayutheeqa baAAdakum ba/sa baAAdin onthur kayfa nusarrifu al-ayati laAAallahum yafqahoona
Zeg: "Hij is de Machthebber Die jullie bestraffingen zendt, van boven jullie vandaan of van onder jullie voeten, of Hij verwart jullie in (verschillende) groeperingen en laat sommigen van jullie de wraak van anderen proeven." Zie hoe Wij de Tekenen uitleggen. Hopelijk zullen zij het begrijpen. (65)
وَكَذَّبَ بِهِ قَوْمُكَ وَهُوَ الْحَقُّ قُل لَّسْتُ عَلَيْكُم بِوَكِيلٍ ﴿٦٦﴾
6/Al-An'am-66: Wakaththaba bihi qawmuka wahuwa alhaqqu qul lastu AAalaykum biwakeelin
Maar jouw volk loochende ze, hoewel het de Waarheid is. Zeg: "Ik ben niet als verantwoordelijke over juille aangesteld." (66)
لِّكُلِّ نَبَإٍ مُّسْتَقَرٌّ وَسَوْفَ تَعْلَمُونَ ﴿٦٧﴾
6/Al-An'am-67: Likulli naba-in mustaqarrun wasawfa taAAlamoona
Voor ieder bericht is een bepaalde tijd en jullie zullen het spoedig weten. (67)
وَإِذَا رَأَيْتَ الَّذِينَ يَخُوضُونَ فِي آيَاتِنَا فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ حَتَّى يَخُوضُواْ فِي حَدِيثٍ غَيْرِهِ وَإِمَّا يُنسِيَنَّكَ الشَّيْطَانُ فَلاَ تَقْعُدْ بَعْدَ الذِّكْرَى مَعَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ ﴿٦٨﴾
6/Al-An'am-68: Wa-itha raayta allatheena yakhoodoona fee ayatina faaAArid AAanhum hatta yakhoodoo fee hadeethin ghayrihi wa-imma yunsiyannaka alshshaytanu fala taqAAud baAAda alththikra maAAa alqawmi alththalimeena
En wanneer jij degenen ziet die beledigend spreken over Onze Verzen, wend je dan van hen af, totdat zij over een ander onderwerp spreken. En indien de Satan het jou doet vergeten, zit dan niet, nadat de herinnering (tot jou komt), bij het onrechtvaardige volk. (68)
وَمَا عَلَى الَّذِينَ يَتَّقُونَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَيْءٍ وَلَكِن ذِكْرَى لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿٦٩﴾
6/Al-An'am-69: Wama AAala allatheena yattaqoona min hisabihim min shay-in walakin thikra laAAallahum yattaqoona
En degenen die (Allah) vrezen zijn in niets verantwoordelijk voor hun rekening, maar het is een vermaning. Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. (69)
وَذَرِ الَّذِينَ اتَّخَذُواْ دِينَهُمْ لَعِبًا وَلَهْوًا وَغَرَّتْهُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَذَكِّرْ بِهِ أَن تُبْسَلَ نَفْسٌ بِمَا كَسَبَتْ لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ اللّهِ وَلِيٌّ وَلاَ شَفِيعٌ وَإِن تَعْدِلْ كُلَّ عَدْلٍ لاَّ يُؤْخَذْ مِنْهَا أُوْلَئِكَ الَّذِينَ أُبْسِلُواْ بِمَا كَسَبُواْ لَهُمْ شَرَابٌ مِّنْ حَمِيمٍ وَعَذَابٌ أَلِيمٌ بِمَا كَانُواْ يَكْفُرُونَ ﴿٧٠﴾
6/Al-An'am-70: Wathari allatheena ittakhathoo deenahum laAAiban walahwan wagharrat-humu alhayatu alddunya wathakkir bihi an tubsala nafsun bima kasabat laysa laha min dooni Allahi waliyyun wala shafeeAAun wa-in taAAdil kulla AAadlin la yu/khath minha ola-ika allatheena
En laat degenen met rust die hun godsdienst tot spel en vennaak nemen, het wereldse leven misleidt hen. Maar vermaant met (de Koran) opdat niemand weggevaagd wordt door wat zij verrichten: hij zal zich buiten Allah geen Helper en geen Voorspreker vinden. En al zou hij iedere losprijs aanbieden: het wordt niet van hem aanvaard. Zij zijn degenen die zichzelf wcgvagen door wat zij verrichten. Voor hen is er een drank van gloeiend water en een pijnlijke bestraffing: vanwege wat zij plachten niet te geloven. (70)
قُلْ أَنَدْعُو مِن دُونِ اللّهِ مَا لاَ يَنفَعُنَا وَلاَ يَضُرُّنَا وَنُرَدُّ عَلَى أَعْقَابِنَا بَعْدَ إِذْ هَدَانَا اللّهُ كَالَّذِي اسْتَهْوَتْهُ الشَّيَاطِينُ فِي الأَرْضِ حَيْرَانَ لَهُ أَصْحَابٌ يَدْعُونَهُ إِلَى الْهُدَى ائْتِنَا قُلْ إِنَّ هُدَى اللّهِ هُوَ الْهُدَىَ وَأُمِرْنَا لِنُسْلِمَ لِرَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٧١﴾
6/Al-An'am-71: Qul anadAAoo min dooni Allahi ma la yanfaAAuna wala yadurruna wanuraddu AAala aAAqabina baAAda ith hadana Allahu kaallathee istahwat-hu alshshayateenu fee al-ardi hayrana lahu as-habun yadAAoonahu ila alhuda i/tina qul inna huda Allahi huwa alhuda waomirn
Zeg: "Roepen wij dat naast Allah aan dat ons geen goed kan doen en ons geen schade kan berokkenen, en keren wij op onze schreden terug nadat Allah ons geleid heeft? Zoals degene die door de Satans op aarde verdwaasd weggelokt is, terwijl hij metgezellen heeft die hem tot de Leiding oproepen: 'Kom tot ons!'" Zeg: "Voorwaar, Leiding van Allah is de (enige) Leiding en wij zijn bevolen ons te onderwerpen aan de Heer der Werelden. (71)
وَأَنْ أَقِيمُواْ الصَّلاةَ وَاتَّقُوهُ وَهُوَ الَّذِيَ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ ﴿٧٢﴾
6/Al-An'am-72: Waan aqeemoo alssalata waittaqoohu wahuwa allathee ilayhi tuhsharoona
En de shalât te onderhouden en Hem te vrezen en Hij is Degene tot Wie jullie verzameld worden." (72)
وَهُوَ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ بِالْحَقِّ وَيَوْمَ يَقُولُ كُن فَيَكُونُ قَوْلُهُ الْحَقُّ وَلَهُ الْمُلْكُ يَوْمَ يُنفَخُ فِي الصُّوَرِ عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ وَهُوَ الْحَكِيمُ الْخَبِيرُ ﴿٧٣﴾
6/Al-An'am-73: Wahuwa allathee khalaqa alssamawati waal-arda bialhaqqi wayawma yaqoolu kun fayakoonu qawluhu alhaqqu walahu almulku yawma yunfakhu fee alssoori AAalimu alghaybi waalshshahadati wahuwa alhakeemu alkhabeeru
Hij is Degene Die de hemelen on de aarde schiep met de Waarheid. En op de dag waarop Hij zegt 'Wees,' en het is: Zijn Woord is de Waarheid. Ham behoort de heerschappij op de Dag waarop op de bazuin geblazen wordt, Kenner van het onwaarneembare on het waarneembare en Hij is de Alwijze, dc Alwetende. (73)
وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ لأَبِيهِ آزَرَ أَتَتَّخِذُ أَصْنَامًا آلِهَةً إِنِّي أَرَاكَ وَقَوْمَكَ فِي ضَلاَلٍ مُّبِينٍ ﴿٧٤﴾
6/Al-An'am-74: Wa-ith qala ibraheemu li-abeehi azara atattakhithu asnaman alihatan innee araka waqawmaka fee dalalin mubeenin
En (gedenkt) toen lbrahim tot zijn vader Azar zei: "Neem jij afgodsbeelden tot goden? Voorwaar, ik zie dat jij en jouw volk duidelijk in dwaling verkeren." (74)
وَكَذَلِكَ نُرِي إِبْرَاهِيمَ مَلَكُوتَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَلِيَكُونَ مِنَ الْمُوقِنِينَ ﴿٧٥﴾
6/Al-An'am-75: Wakathalika nuree ibraheema malakoota alssamawati waal-ardi waliyakoona mina almooqineena
En zo lieten Wij lbrahim het koninkrijk der hemelen en der aarde zien opdat hij tot de overtuigden zou behoren. (75)
فَلَمَّا جَنَّ عَلَيْهِ اللَّيْلُ رَأَى كَوْكَبًا قَالَ هَذَا رَبِّي فَلَمَّا أَفَلَ قَالَ لا أُحِبُّ الآفِلِينَ ﴿٧٦﴾
6/Al-An'am-76: Falamma janna AAalayhi allaylu raa kawkaban qala hatha rabbee falamma afala qala la ohibbu al-afileena
En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster, hij zei: "Dit is mijn Meet." Maar toen hij onderging, zei hij: "Ik hou niet van degenen die ondergaan." (76)
فَلَمَّا رَأَى الْقَمَرَ بَازِغًا قَالَ هَذَا رَبِّي فَلَمَّا أَفَلَ قَالَ لَئِن لَّمْ يَهْدِنِي رَبِّي لأكُونَنَّ مِنَ الْقَوْمِ الضَّالِّينَ ﴿٧٧﴾
6/Al-An'am-77: Falamma raa alqamara bazighan qala hatha rabbee falamma afala qala la-in lam yahdinee rabbee laakoonanna mina alqawmi alddalleena
En toen hij de maan zag opkomen, zei hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen hij onderging, zei hij: "'Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwelende volk behoren." (77)
فَلَمَّا رَأَى الشَّمْسَ بَازِغَةً قَالَ هَذَا رَبِّي هَذَآ أَكْبَرُ فَلَمَّا أَفَلَتْ قَالَ يَا قَوْمِ إِنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُونَ ﴿٧٨﴾
6/Al-An'am-78: Falamma raa alshshamsa bazighatan qala hatha rabbee hatha akbaru falamma afalat qala ya qawmi innee baree-on mimma tushrikoona
Fn toen hij de zon zag opgaan zei hij: "Dit is mijin Heer, deze is groter." Maar toen zij onderging, zei hij: "O mijn volk: voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie an deelgenoten (aan Allah) toekennen." (78)
إِنِّي وَجَّهْتُ وَجْهِيَ لِلَّذِي فَطَرَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ حَنِيفًا وَمَا أَنَاْ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿٧٩﴾
6/Al-An'am-79: Innee wajjahtu wajhiya lillathee fatara alssamawati waal-arda haneefan wama ana mina almushrikeena
"Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanîf, en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders." (79)
وَحَآجَّهُ قَوْمُهُ قَالَ أَتُحَاجُّونِّي فِي اللّهِ وَقَدْ هَدَانِ وَلاَ أَخَافُ مَا تُشْرِكُونَ بِهِ إِلاَّ أَن يَشَاء رَبِّي شَيْئًا وَسِعَ رَبِّي كُلَّ شَيْءٍ عِلْمًا أَفَلاَ تَتَذَكَّرُونَ ﴿٨٠﴾
6/Al-An'am-80: Wahajjahu qawmuhu qala atuhajjoonnee fee Allahi waqad hadani wala akhafu ma tushrikoona bihi illa an yashaa rabbee shay-an wasiAAa rabbee kulla shay-in AAilman afala tatathakkaroona
En zijn volk redetwistte met hem, hij zei: "Redetwisten jullie met mij over Allah, terwijl Hij mij geleid heeft? Ik vrees niet wat jullie Hem aan deelgenoten toekennen, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis, trekken jullie (hier) dan geen lering uit? (80)
وَكَيْفَ أَخَافُ مَا أَشْرَكْتُمْ وَلاَ تَخَافُونَ أَنَّكُمْ أَشْرَكْتُم بِاللّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ عَلَيْكُمْ سُلْطَانًا فَأَيُّ الْفَرِيقَيْنِ أَحَقُّ بِالأَمْنِ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٨١﴾
6/Al-An'am-81: Wakayfa akhafu ma ashraktum wala takhafoona annakum ashraktum biAllahi ma lam yunazzil bihi AAalaykum sultanan faayyu alfareeqayni ahaqqu bial-amni in kuntum taAAlamoona
En hoe zou ik wat jullie aan deelgenoten toekennen (kunnen) vrezen, terwijl jullie niet vrezen Allah deelgenoten toe te kennen, waartoe Hij jullie geen bewijs gezonden heeft? Welke van de twee groepen is veiliger? Indien jullie dat wisten?" (81)
الَّذِينَ آمَنُواْ وَلَمْ يَلْبِسُواْ إِيمَانَهُم بِظُلْمٍ أُوْلَئِكَ لَهُمُ الأَمْنُ وَهُم مُّهْتَدُونَ ﴿٨٢﴾
6/Al-An'am-82: Allatheena amanoo walam yalbisoo eemanahum bithulmin ola-ika lahumu al-amnu wahum muhtadoona
Degenen die geloven en niet hun geloof met onrecht (afgoderij) mengen: zij zijn degenen die veiligheid toekomt en zij zijn de rechtgelieden. (82)
وَتِلْكَ حُجَّتُنَا آتَيْنَاهَا إِبْرَاهِيمَ عَلَى قَوْمِهِ نَرْفَعُ دَرَجَاتٍ مَّن نَّشَاء إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَلِيمٌ ﴿٨٣﴾
6/Al-An'am-83: Watilka hujjatuna ataynaha ibraheema AAala qawmihi narfaAAu darajatin man nashao inna rabbaka hakeemun AAaleemun
En dat was Ons argument dat Wij Ibrâhîm tegen zijn volk gaven, Wij verheffen met graden wie Wij willen: voorwaar, jouw Heer is Alwijs, Alwetend. (83)
وَوَهَبْنَا لَهُ إِسْحَقَ وَيَعْقُوبَ كُلاًّ هَدَيْنَا وَنُوحًا هَدَيْنَا مِن قَبْلُ وَمِن ذُرِّيَّتِهِ دَاوُودَ وَسُلَيْمَانَ وَأَيُّوبَ وَيُوسُفَ وَمُوسَى وَهَارُونَ وَكَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿٨٤﴾
6/Al-An'am-84: Wawahabna lahu ishaqa wayaAAqooba kullan hadayna wanoohan hadayna min qablu wamin thurriyyatihi dawooda wasulaymana waayyooba wayoosufa wamoosa waharoona wakathalika najzee almuhsineena
En Wij schonken hem Ishaq en Ya'qoeb, allen leidden Wij, on ervoor leiden wij Noeh, en van zijn nageslacht Dawoed en Soelaiman en Ayyoeb en Yoesoef en Mocsa en Hârôen: en zo belonen Wij de weldoeners. (84)
وَزَكَرِيَّا وَيَحْيَى وَعِيسَى وَإِلْيَاسَ كُلٌّ مِّنَ الصَّالِحِينَ ﴿٨٥﴾
6/Al-An'am-85: Wazakariyya wayahya waAAeesa wailyasa kullun mina alssaliheena
En Zakariyya en Yahya en 'Isa en Ilyas: allen behoorden tot de oprechten. (85)
وَإِسْمَاعِيلَ وَالْيَسَعَ وَيُونُسَ وَلُوطًا وَكُلاًّ فضَّلْنَا عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿٨٦﴾
6/Al-An'am-86: Wa-ismaAAeela wailyasaAAa wayoonusa walootan wakullan faddalna AAala alAAalameena
En Isma'îl en Al Yasa' en Yoenoes en Loeth: allen hebben Wij boven de werelden bevoorrecht. (86)
وَمِنْ آبَائِهِمْ وَذُرِّيَّاتِهِمْ وَإِخْوَانِهِمْ وَاجْتَبَيْنَاهُمْ وَهَدَيْنَاهُمْ إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٨٧﴾
6/Al-An'am-87: Wamin aba-ihim wathurriyyatihim wa-ikhwanihim waijtabaynahum wahadaynahum ila siratin mustaqeemin
En van hun vaderen en hun nageslacht en hun broeders: Wij hebben hen verkozen en Wij leidden hen op een recht Pad. (87)
ذَلِكَ هُدَى اللّهِ يَهْدِي بِهِ مَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ وَلَوْ أَشْرَكُواْ لَحَبِطَ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿٨٨﴾
6/Al-An'am-88: Thalika huda Allahi yahdee bihi man yashao min AAibadihi walaw ashrakoo lahabita AAanhum ma kanoo yaAAmaloona
Dit is de Leiding van Allah, waarmee Hij van Zijn dienaren leidt wie Hij wil, maar als zij deelgenoten (aan Allah) toegekend hadden, was wat zij aan het doen waren vruchteloos geworden. (88)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ فَإِن يَكْفُرْ بِهَا هَؤُلاء فَقَدْ وَكَّلْنَا بِهَا قَوْمًا لَّيْسُواْ بِهَا بِكَافِرِينَ ﴿٨٩﴾
6/Al-An'am-89: Ola-ika allatheena ataynahumu alkitaba waalhukma waalnnubuwwata fa-in yakfur biha haola-i faqad wakkalna biha qawman laysoo biha bikafireena
Zij zijn degenen die Wij de Schrift en de Wijsheid en het Profeetschap gaven en indien zij er ongelovig aan zijn: waarlijk, Wij vertrouwen het toe aan een volk dat er niet ongelovig aan is. (89)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ هَدَى اللّهُ فَبِهُدَاهُمُ اقْتَدِهْ قُل لاَّ أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْرًا إِنْ هُوَ إِلاَّ ذِكْرَى لِلْعَالَمِينَ ﴿٩٠﴾
6/Al-An'am-90: Ola-ika allatheena hada Allahu fabihudahumu iqtadih qul la as-alukum AAalayhi ajran in huwa illa thikra lilAAalameena
Zij zijn degenen die Allah Leiding gaf: volgt dus hun leiding. Zeg: "Ik vraag U er geen beloning voor, het is slechts een vermaning voor de werelden." (90)
وَمَا قَدَرُواْ اللّهَ حَقَّ قَدْرِهِ إِذْ قَالُواْ مَا أَنزَلَ اللّهُ عَلَى بَشَرٍ مِّن شَيْءٍ قُلْ مَنْ أَنزَلَ الْكِتَابَ الَّذِي جَاء بِهِ مُوسَى نُورًا وَهُدًى لِّلنَّاسِ تَجْعَلُونَهُ قَرَاطِيسَ تُبْدُونَهَا وَتُخْفُونَ كَثِيرًا وَعُلِّمْتُم مَّا لَمْ تَعْلَمُواْ أَنتُمْ وَلاَ آبَاؤُكُمْ قُلِ اللّهُ ثُمَّ ذَرْهُمْ فِي خَوْضِهِمْ يَلْعَبُونَ ﴿٩١﴾
6/Al-An'am-91: Wama qadaroo Allaha haqqa qadrihi ith qaloo ma anzala Allahu AAala basharin min shay-in qul man anzala alkitaba allathee jaa bihi moosa nooran wahudan lilnnasi tajAAaloonahu qarateesa tubdoonaha watukhfoona katheeran waAAullimtum ma lam taAAlamoo antum wa
En zij hebben Allah niet waarheidsgetrouw ingeschat, toen zij zeiden: "Allah heeft niets aan de mens doen neerdalen." Zeg (O Moehammad): "Wie zond de Schrift dan neer die tot Môesa kwam als een licht en als Leiding voor de mensen? Jullie maken er perkament van om te laten zien, maar jullie verbergen er veel (van). Er wordt jullie in geleerd wat jullie niet geleerd was, noch jullie vaderen." Zeg: "Allah (zond het neer)." En laat hen zich dan vermaken met hun ijdele praat. (91)
وَهَذَا كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ مُبَارَكٌ مُّصَدِّقُ الَّذِي بَيْنَ يَدَيْهِ وَلِتُنذِرَ أُمَّ الْقُرَى وَمَنْ حَوْلَهَا وَالَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ يُؤْمِنُونَ بِهِ وَهُمْ عَلَى صَلاَتِهِمْ يُحَافِظُونَ ﴿٩٢﴾
6/Al-An'am-92: Wahatha kitabun anzalnahu mubarakun musaddiqu allathee bayna yadayhi walitunthira omma alqura waman hawlaha waallatheena yu/minoona bial-akhirati yu/minoona bihi wahum AAala salatihim yuhafithoona
En dit is een Boek dat Wij neergezonden hebben, gezegend en bevestigend wat er (aan openbaringen) aan vooraf ging; om Oemmoelqoeri (Mekkah) mee te vermanen en om haar heen. En degenen die in het Hiernamaals geloven, geloven in (het Boek). En zij waken over hun shalât. (92)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أَوْ قَالَ أُوْحِيَ إِلَيَّ وَلَمْ يُوحَ إِلَيْهِ شَيْءٌ وَمَن قَالَ سَأُنزِلُ مِثْلَ مَا أَنَزلَ اللّهُ وَلَوْ تَرَى إِذِ الظَّالِمُونَ فِي غَمَرَاتِ الْمَوْتِ وَالْمَلآئِكَةُ بَاسِطُواْ أَيْدِيهِمْ أَخْرِجُواْ أَنفُسَكُمُ الْيَوْمَ تُجْزَوْنَ عَذَابَ الْهُونِ بِمَا كُنتُمْ تَقُولُونَ عَلَى اللّهِ غَيْرَ الْحَقِّ وَكُنتُمْ عَنْ آيَاتِهِ تَسْتَكْبِرُونَ ﴿٩٣﴾
6/Al-An'am-93: Waman athlamu mimmani iftara AAala Allahi kathiban aw qala oohiya ilayya walam yooha ilayhi shay-on waman qala saonzilu mithla ma anzala Allahu walaw tara ithi alththalimoona fee ghamarati almawti waalmala-ikatu basitoo aydeehim akhrijoo anfusakumu alyawm
En wie is er meer onrechtvaardig dan degene die een leugen tegen Allah heeft verzonnen, of zei: "Er is aan mij geopenbaard," terwijl er niets aan hem is geopenbaard, en wie zei: "Ik zal het gelijke laten neerdalen van wat Allah heeft laten nederdalen." En als jij zou kunnen zien hoe (het gaat met) de onrechtvaardigen in doodsstrijd en hoe de Engelen hun handen naar hen uitstrekken (terwijl zij zeggen): "Geeft jullie zielen op! Vandaag worden jullie beloont met de bestraffing van de schande vanwege wat jullie aan onwaarheid over Allah plachten te zeggen en vanwege wat jullie van Zijn Verzen hoogmoedig plachten te verwerpen." (93)
وَلَقَدْ جِئْتُمُونَا فُرَادَى كَمَا خَلَقْنَاكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَتَرَكْتُم مَّا خَوَّلْنَاكُمْ وَرَاء ظُهُورِكُمْ وَمَا نَرَى مَعَكُمْ شُفَعَاءكُمُ الَّذِينَ زَعَمْتُمْ أَنَّهُمْ فِيكُمْ شُرَكَاء لَقَد تَّقَطَّعَ بَيْنَكُمْ وَضَلَّ عَنكُم مَّا كُنتُمْ تَزْعُمُونَ ﴿٩٤﴾
6/Al-An'am-94: Walaqad ji/tumoona furada kama khalaqnakum awwala marratin wataraktum ma khawwalnakum waraa thuhoorikum wama nara maAAakum shufaAAaakumu allatheena zaAAamtum annahum feekum shurakao laqad taqattaAAa baynakum wadalla AAankum ma kuntum tazAAumoona
En voorzeker, jullie komen een voor een tot Ons, zoals Wij jullie de eerste keer schiepen, en jullie hebben wat Wij jullie schonken achter jullie ruggen gelaten. En Wij zien jullie voorsprekers, waarvan jullie veronderstelden dat zij deelgenoten (van Allah) waren niet bij jullie; een breuk tussen jullie (en hen) is er gemaakt, on weggedwaald van jullie is dat wat jullie plachten to beweren (te bestaan). (94)
إِنَّ اللّهَ فَالِقُ الْحَبِّ وَالنَّوَى يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَمُخْرِجُ الْمَيِّتِ مِنَ الْحَيِّ ذَلِكُمُ اللّهُ فَأَنَّى تُؤْفَكُونَ ﴿٩٥﴾
6/Al-An'am-95: Inna Allaha faliqu alhabbi waalnnawa yukhriju alhayya mina almayyiti wamukhriju almayyiti mina alhayyi thalikumu Allahu faanna tu/fakoona
Voorwaar, het is Allah Die de graankorrel en de dadelpit doet ontkiemen Hij doet het levende uit het dode voortkomen en Hij doet het dode uit het levende voortkomen. Het is waarlijk Allah: waarom laten jullie je afleiden (van de Waarheid)? (95)
فَالِقُ الإِصْبَاحِ وَجَعَلَ اللَّيْلَ سَكَنًا وَالشَّمْسَ وَالْقَمَرَ حُسْبَانًا ذَلِكَ تَقْدِيرُ الْعَزِيزِ الْعَلِيمِ ﴿٩٦﴾
6/Al-An'am-96: Faliqu al-isbahi wajaAAala allayla sakanan waalshshamsa waalqamara husbanan thalika taqdeeru alAAazeezi alAAaleemi
(Hij) doet de dag aanbreken en Hij maakte de nacht tot een rusttijd en de zon en de maan voor het berekenen (van de tijd): dat is de vaststelling van de Almachtige, de Alwetende. (96)
وَهُوَ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ النُّجُومَ لِتَهْتَدُواْ بِهَا فِي ظُلُمَاتِ الْبَرِّ وَالْبَحْرِ قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿٩٧﴾
6/Al-An'am-97: Wahuwa allathee jaAAala lakumu alnnujooma litahtadoo biha fee thulumati albarri waalbahri qad fassalna al-ayati liqawmin yaAAlamoona
En Hij is Degene Die de sterren voor jullie maakte, opdat jullie door de duisternissen van de aarde en de zee geleid worden. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen uitgelegd aan een volk dat weet. (97)
وَهُوَ الَّذِيَ أَنشَأَكُم مِّن نَّفْسٍ وَاحِدَةٍ فَمُسْتَقَرٌّ وَمُسْتَوْدَعٌ قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَفْقَهُونَ ﴿٩٨﴾
6/Al-An'am-98: Wahuwa allathee anshaakum min nafsin wahidatin famustaqarrun wamustawdaAAun qad fassalna al-ayati liqawmin yafqahoona
En Hij is Degene Die jullie dood voortkomen uit één enkele ziel en daarna is er ten vaste verblijfplaats en een bewaarplaats. Waarlijk, Wij hebben de Tekenen uitgelegd aan een volk dit begrijpt. (98)
وَهُوَ الَّذِيَ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَخْرَجْنَا بِهِ نَبَاتَ كُلِّ شَيْءٍ فَأَخْرَجْنَا مِنْهُ خَضِرًا نُّخْرِجُ مِنْهُ حَبًّا مُّتَرَاكِبًا وَمِنَ النَّخْلِ مِن طَلْعِهَا قِنْوَانٌ دَانِيَةٌ وَجَنَّاتٍ مِّنْ أَعْنَابٍ وَالزَّيْتُونَ وَالرُّمَّانَ مُشْتَبِهًا وَغَيْرَ مُتَشَابِهٍ انظُرُواْ إِلِى ثَمَرِهِ إِذَا أَثْمَرَ وَيَنْعِهِ إِنَّ فِي ذَلِكُمْ لآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ ﴿٩٩﴾
6/Al-An'am-99: Wahuwa allathee anzala mina alssama-i maan faakhrajna bihi nabata kulli shay-in faakhrajna minhu khadiran nukhriju minhu habban mutarakiban wamina alnnakhli min talAAiha qinwanun daniyatun wajannatin min aAAnabin waalzzaytoona waalrrummana mushtabihan wag
Hij is Degene Die water uit de hemel doet neerdalen en Wij laten daarmee allerlei soorten gewas voortkomen, waaruit Wij groenten laten voortkomen (en) waaruit Wij dikgepakt graan laten voortkomen en uit de dadelpalmen, uit de kolf ervan, laaghangende dadeltrossen; en tuinen met druivenstruiken en olijfbomen en granaatappelbomen, gelijksoortig en niet gelijksoortig. Beziet hun vruchten wanneer zij vrucht dragen en (beziet) hun rijping. Voorwaar, daarin zijn Tekenen voor een volk dat gelooft. (99)
وَجَعَلُواْ لِلّهِ شُرَكَاء الْجِنَّ وَخَلَقَهُمْ وَخَرَقُواْ لَهُ بَنِينَ وَبَنَاتٍ بِغَيْرِ عِلْمٍ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَى عَمَّا يَصِفُونَ ﴿١٠٠﴾
6/Al-An'am-100: WajaAAaloo lillahi shurakaa aljinna wakhalaqahum wakharaqoo lahu baneena wabanatin bighayri AAilmin subhanahu wataAAala AAamma yasifoona
En zij maakten de Djinn's tot deelgenoten van Allah, hoewel Hij hen schiep en zij hebben bij Hem zonder kennis zonen en dochters verzonnen. Heilig is Hij en Verheven is Hij boven wat zij beschrijven. (100)
بَدِيعُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ أَنَّى يَكُونُ لَهُ وَلَدٌ وَلَمْ تَكُن لَّهُ صَاحِبَةٌ وَخَلَقَ كُلَّ شَيْءٍ وهُوَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ ﴿١٠١﴾
6/Al-An'am-101: BadeeAAu alssamawati waal-ardi anna yakoonu lahu waladun walam takun lahu sahibatun wakhalaqa kulla shay-in wahuwa bikulli shay-in AAaleemun
Schepper van de hemelen en de aarde: hoe kan Hij een zoon hebben indien Hij geen metgezellin heeft? En Hij schiep alle dingen en Hij is Alwetend omtrent alles. (101)
ذَلِكُمُ اللّهُ رَبُّكُمْ لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ فَاعْبُدُوهُ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ وَكِيلٌ ﴿١٠٢﴾
6/Al-An'am-102: Thalikumu Allahu rabbukum la ilaha illa huwa khaliqu kulli shay-in faoAAbudoohu wahuwa AAala kulli shay-in wakeelun
Dat is Allah, jullie Heer! Er is geen god dan Hij, Schepper van alles: aanbidt Hein dus. En Hij is over alle zaken Toezichthouder. (102)
لاَّ تُدْرِكُهُ الأَبْصَارُ وَهُوَ يُدْرِكُ الأَبْصَارَ وَهُوَ اللَّطِيفُ الْخَبِيرُ ﴿١٠٣﴾
6/Al-An'am-103: La tudrikuhu al-absaru wahuwa yudriku al-absara wahuwa allateefu alkhabeeru
Geen blik kan Hem bereiken, maar Hij bereikt de blik (van iedereen); en Hij is de Zachtmoedige, de Alwetende. (103)
قَدْ جَاءكُم بَصَآئِرُ مِن رَّبِّكُمْ فَمَنْ أَبْصَرَ فَلِنَفْسِهِ وَمَنْ عَمِيَ فَعَلَيْهَا وَمَا أَنَاْ عَلَيْكُم بِحَفِيظٍ ﴿١٠٤﴾
6/Al-An'am-104: Qad jaakum basa-iru min rabbikum faman absara falinafsihi waman AAamiya faAAalayha wama ana AAalaykum bihafeethin
Waarlijk, tot jullie zijn zichtbar bewijzen gekomen van jullie Heer. Wie goed ziet: er is (een voordeel) voor hemzelf, en wie blind is: er is (een nadeel) voor hem, en ik (Moehammad) ben geen bewaker over jullie. (104)
وَكَذَلِكَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ وَلِيَقُولُواْ دَرَسْتَ وَلِنُبَيِّنَهُ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٥﴾
6/Al-An'am-105: Wakathalika nusarrifu al-ayati waliyaqooloo darasta walinubayyinahu liqawmin yaAAlamoona
En zo leggen Wij de Tekenen uit opdat zij zeggen: "Jij hebt (dit van iemand) geleerd." En opdat Wij liet verduidelijken aan een volk dat weet. (105)
اتَّبِعْ مَا أُوحِيَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ وَأَعْرِضْ عَنِ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٠٦﴾
6/Al-An'am-106: IttabiAA ma oohiya ilayka min rabbika la ilaha illa huwa waaAArid AAani almushrikeena
Volg (O Moehammad) hetgeen jou van jouw Heer geopenbaard wordt er is geen god dan Hij. En wend je af van de veelgodenaanbidders. (106)
وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا أَشْرَكُواْ وَمَا جَعَلْنَاكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًا وَمَا أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍ ﴿١٠٧﴾
6/Al-An'am-107: Walaw shaa Allahu ma ashrakoo wama jaAAalnaka AAalayhim hafeethan wama anta AAalayhim biwakeelin
En indien Allah gewild had, hadden zij (Allah) geen deelgenoten toegekend, en Wij hebben jou (O Moehammad) niet als bewaker over hen aangesteld en jij bent geen voogd over hen. (107)
وَلاَ تَسُبُّواْ الَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ فَيَسُبُّواْ اللّهَ عَدْوًا بِغَيْرِ عِلْمٍ كَذَلِكَ زَيَّنَّا لِكُلِّ أُمَّةٍ عَمَلَهُمْ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِم مَّرْجِعُهُمْ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٠٨﴾
6/Al-An'am-108: Wala tasubboo allatheena yadAAoona min dooni Allahi fayasubboo Allaha AAadwan bighayri AAilmin kathalika zayyanna likulli ommatin AAamalahum thumma ila rabbihim marjiAAuhum fayunabbi-ohum bima kanoo yaAAmaloona
En bespot niet degenen die naast Allah (goden) aanroepen zodat zij niet Allah vijandig zonder kennis bespotten. Op deze wijze hebben Wij aan iedere gemeenschap hun werk mooi doen toeschijnen. Hierna is hun terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij plachten le doen. (108)
وَأَقْسَمُواْ بِاللّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لَئِن جَاءتْهُمْ آيَةٌ لَّيُؤْمِنُنَّ بِهَا قُلْ إِنَّمَا الآيَاتُ عِندَ اللّهِ وَمَا يُشْعِرُكُمْ أَنَّهَا إِذَا جَاءتْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٩﴾
6/Al-An'am-109: Waaqsamoo biAllahi jahda aymanihim la-in jaat-hum ayatun layu/minunna biha qul innama al-ayatu AAinda Allahi wama yushAAirukum annaha itha jaat la yu/minoona
En zij hebben bij Allah dure eden gezworen dat indien er een Teken tot hen zou komen, zij er zeker door zouden geloven. Zeg: "Voorzeker, alle Tekenen zijn bij Allah. En wat zal jullie doen weten, dat als er eenmaal (een Teken tot hen) kwam, zij niet zouden geloven." (109)
وَنُقَلِّبُ أَفْئِدَتَهُمْ وَأَبْصَارَهُمْ كَمَا لَمْ يُؤْمِنُواْ بِهِ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَنَذَرُهُمْ فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿١١٠﴾
6/Al-An'am-110: Wanuqallibu af-idatahum waabsarahum kama lam yu/minoo bihi awwala marratin wanatharuhum fee tughyanihim yaAAmahoona
En Wij zullen hun harten en hun blikken omkeren, zoals zij er de eerste maal al niet in geloofden an Wij laten hen in hun dwaling rusteloos rondgaan. (110)
وَلَوْ أَنَّنَا نَزَّلْنَا إِلَيْهِمُ الْمَلآئِكَةَ وَكَلَّمَهُمُ الْمَوْتَى وَحَشَرْنَا عَلَيْهِمْ كُلَّ شَيْءٍ قُبُلاً مَّا كَانُواْ لِيُؤْمِنُواْ إِلاَّ أَن يَشَاء اللّهُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَهُمْ يَجْهَلُونَ ﴿١١١﴾
6/Al-An'am-111: Walaw annana nazzalna ilayhimu almala-ikata wakallamahumu almawta wahasharna AAalayhim kulla shay-in qubulan ma kanoo liyu/minoo illa an yashaa Allahu walakinna aktharahum yajhaloona
En al zouden Wij Engelen tot hen neergezonden hebben en zouden de doden tot hen gesproken hebben en zouden Wij alle zaken (die Moehammad's Profeetschap bewijzen) vóór hen verzameld hebben, dan nog zouden zij niet geloven, tenzij Allah het wilde, maar de meesten van hen zijn onwetend. (111)
وَكَذَلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نِبِيٍّ عَدُوًّا شَيَاطِينَ الإِنسِ وَالْجِنِّ يُوحِي بَعْضُهُمْ إِلَى بَعْضٍ زُخْرُفَ الْقَوْلِ غُرُورًا وَلَوْ شَاء رَبُّكَ مَا فَعَلُوهُ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ ﴿١١٢﴾
6/Al-An'am-112: Wakathalika jaAAalna likulli nabiyyin AAaduwwan shayateena al-insi waaljinni yoohee baAAduhum ila baAAdin zukhrufa alqawli ghurooran walaw shaa rabbuka ma faAAaloohu fatharhum wama yaftaroona
En zo hebben Wij voor iedere Profeet een vijand gemaakt; Satans van onder de mensen en de Djinn's, zij fluisteren elkaar fraaie woorden in om (de mensen) te misleiden. En als jouw Heer het gewild had, dan zouden zij het niet hebben gedaan, laat hen daarom en wat zij verzinnen. (112)
وَلِتَصْغَى إِلَيْهِ أَفْئِدَةُ الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ وَلِيَرْضَوْهُ وَلِيَقْتَرِفُواْ مَا هُم مُّقْتَرِفُونَ ﴿١١٣﴾
6/Al-An'am-113: Walitasgha ilayhi af-idatu allatheena la yu/minoona bial-akhirati waliyardawhu waliyaqtarifoo ma hum muqtarifoona
Zodat de hanen van degenen die niet in het Hiernamaals geloven ertoe neigen en zodat zij er welbehagen aan hebben, en zodat zij verrichten wat zij (de Satans) verrichten. (113)
أَفَغَيْرَ اللّهِ أَبْتَغِي حَكَمًا وَهُوَ الَّذِي أَنَزَلَ إِلَيْكُمُ الْكِتَابَ مُفَصَّلاً وَالَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَعْلَمُونَ أَنَّهُ مُنَزَّلٌ مِّن رَّبِّكَ بِالْحَقِّ فَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْمُمْتَرِينَ ﴿١١٤﴾
6/Al-An'am-114: Afaghayra Allahi abtaghee hakaman wahuwa allathee anzala ilaykumu alkitaba mufassalan waallatheena ataynahumu alkitaba yaAAlamoona annahu munazzalun min rabbika bialhaqqi fala takoonanna mina almumtareena
(Zeg, O Moehammad:) "Zal ik dan een andere Rechter dan Allah zoeken, terwijl Hij het is Die het Boek (de Koran) tot hen heeft neergezonden als een uiteenzetting?" En degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven weten dat het een neerzending met de Waarheid van jouw Heer is. Behoor dus zeker niet tot de twijfelaars. (114)
وَتَمَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ صِدْقًا وَعَدْلاً لاَّ مُبَدِّلِ لِكَلِمَاتِهِ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ﴿١١٥﴾
6/Al-An'am-115: Watammat kalimatu rabbika sidqan waAAadlan la mubaddila likalimatihi wahuwa alssameeAAu alAAaleemu
En het Woord van jouw Heer is tot voltooiing gekomen in waarachtigheid en rechtvaardigheid. Niemand kan Zijn Woorden veranderen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende. (115)
وَإِن تُطِعْ أَكْثَرَ مَن فِي الأَرْضِ يُضِلُّوكَ عَن سَبِيلِ اللّهِ إِن يَتَّبِعُونَ إِلاَّ الظَّنَّ وَإِنْ هُمْ إِلاَّ يَخْرُصُونَ ﴿١١٦﴾
6/Al-An'am-116: Wa-in tutiAA akthara man fee al-ardi yudillooka AAan sabeeli Allahi in yattabiAAoona illa alththanna wa-in hum illa yakhrusoona
En als jij de meesten van hen die op aarde zijn volgt, dan zullen zij jou doen afdwalen van de Weg van Allah. Zij volgen slechts een vermoeden en zij vertellen slechts verzinsels. (116)
إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ مَن يَضِلُّ عَن سَبِيلِهِ وَهُوَ أَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِينَ ﴿١١٧﴾
6/Al-An'am-117: Inna rabbaka huwa aAAlamu man yadillu AAan sabeelihi wahuwa aAAlamu bialmuhtadeena
Voorwaar, jouw Heer, Hij weet het beste wie van Zijn Pad afdwaalt en Hij weet beter wie geleid worden. (117)
فَكُلُواْ مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ إِن كُنتُمْ بِآيَاتِهِ مُؤْمِنِينَ ﴿١١٨﴾
6/Al-An'am-118: Fakuloo mimma thukira ismu Allahi AAalayhi in kuntum bi-ayatihi mu/mineena
Eet dan van hetgeen waarover de Naam van Allah is uitgesproken (tijdens het slachten), als jullie in Zijn Verzen geloven. (118)
وَمَا لَكُمْ أَلاَّ تَأْكُلُواْ مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ وَقَدْ فَصَّلَ لَكُم مَّا حَرَّمَ عَلَيْكُمْ إِلاَّ مَا اضْطُرِرْتُمْ إِلَيْهِ وَإِنَّ كَثِيرًا لَّيُضِلُّونَ بِأَهْوَائِهِم بِغَيْرِ عِلْمٍ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِالْمُعْتَدِينَ ﴿١١٩﴾
6/Al-An'am-119: Wama lakum alla ta/kuloo mimma thukira ismu Allahi AAalayhi waqad fassala lakum ma harrama AAalaykum illa ma idturirtum ilayhi wa-inna katheeran layudilloona bi-ahwa-ihim bighayri AAilmin inna rabbaka huwa aAAlamu bialmuAAtadeena
En wat is er met jullie, dat jullie niet eten van hetgeen waarover de Naam van Allah is uitgesproken, terwijl Hij jullie waarlijk heeft uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve hetgeen waartoe jullie waren genoodzaakt. En voorwaar, de meesten doen (de mensen) zeker dwalen door hun begeerten, zonder kennis. Voorwaar, jouw Heer, Hij kent de overtreders beter. (119)
وَذَرُواْ ظَاهِرَ الإِثْمِ وَبَاطِنَهُ إِنَّ الَّذِينَ يَكْسِبُونَ الإِثْمَ سَيُجْزَوْنَ بِمَا كَانُواْ يَقْتَرِفُونَ ﴿١٢٠﴾
6/Al-An'am-120: Watharoo thahira al-ithmi wabatinahu inna allatheena yaksiboona al-ithma sayujzawna bima kanoo yaqtarifoona
En laat de openlijke en de verborgen zonden achterwege. Voorwaar, degenen die zonden bepan zullen vergolden worden met hetgeen zij plachten te verrichten. (120)
وَلاَ تَأْكُلُواْ مِمَّا لَمْ يُذْكَرِ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ وَإِنَّهُ لَفِسْقٌ وَإِنَّ الشَّيَاطِينَ لَيُوحُونَ إِلَى أَوْلِيَآئِهِمْ لِيُجَادِلُوكُمْ وَإِنْ أَطَعْتُمُوهُمْ إِنَّكُمْ لَمُشْرِكُونَ ﴿١٢١﴾
6/Al-An'am-121: Wala ta/kuloo mimma lam yuthkari ismu Allahi AAalayhi wa-innahu lafisqun wa-inna alshshayateena layoohoona ila awliya-ihim liyujadilookum wa-in ataAAtumoohum innakum lamushrikoona
En eet niet van hetgeen waarover (tijdens het slachten) de Naam van Allah niet is uitgesproken en voorwaar, dat is zeker een zware zonde. En voorwaar, de Satans fluisteren hun vrienden in om met jullie te redetwisten en als jullie hen gehoorzamen, dan zullen jullie zeker veelgodenaanbidders worden. (121)
أَوَ مَن كَانَ مَيْتًا فَأَحْيَيْنَاهُ وَجَعَلْنَا لَهُ نُورًا يَمْشِي بِهِ فِي النَّاسِ كَمَن مَّثَلُهُ فِي الظُّلُمَاتِ لَيْسَ بِخَارِجٍ مِّنْهَا كَذَلِكَ زُيِّنَ لِلْكَافِرِينَ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٢٢﴾
6/Al-An'am-122: Awa man kana maytan faahyaynahu wajaAAalna lahu nooran yamshee bihi fee alnnasi kaman mathaluhu fee alththulumati laysa bikharijin minha kathalika zuyyina lilkafireena ma kanoo yaAAmaloona
En wie dood was, en die Wij daarna tot leven brachten en voor wie Wij een licht maakten, waarmee hij onder de mensen rondgaat, is hij te vergelijken met hem die in de duisternissen verkeert, waar bij nimmer uit kan komen? Zo wordt voor de gelovigen schoonschijnend gemaakt wat zij plachten w doen. (122)
وَكَذَلِكَ جَعَلْنَا فِي كُلِّ قَرْيَةٍ أَكَابِرَ مُجَرِمِيهَا لِيَمْكُرُواْ فِيهَا وَمَا يَمْكُرُونَ إِلاَّ بِأَنفُسِهِمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ﴿١٢٣﴾
6/Al-An'am-123: Wakathalika jaAAalna fee kulli qaryatin akabira mujrimeeha liyamkuroo feeha wama yamkuroona illa bi-anfusihim wama yashAAuroona
En zo hebben Wij in elke stad haar grootste misdadigers geplaatst opdat zij er (hun kwade plannen) beramen. En zij beramen niet dan tegen zichzelf, terwijl zij het niet beseffen. (123)
وَإِذَا جَاءتْهُمْ آيَةٌ قَالُواْ لَن نُّؤْمِنَ حَتَّى نُؤْتَى مِثْلَ مَا أُوتِيَ رُسُلُ اللّهِ اللّهُ أَعْلَمُ حَيْثُ يَجْعَلُ رِسَالَتَهُ سَيُصِيبُ الَّذِينَ أَجْرَمُواْ صَغَارٌ عِندَ اللّهِ وَعَذَابٌ شَدِيدٌ بِمَا كَانُواْ يَمْكُرُونَ ﴿١٢٤﴾
6/Al-An'am-124: Wa-itha jaat-hum ayatun qaloo lan nu/mina hatta nu/ta mithla ma ootiya rusulu Allahi Allahu aAAlamu haythu yajAAalu risalatahu sayuseebu allatheena ajramoo sagharun AAinda Allahi waAAathabun shadeedun bima kanoo yamkuroona
En wanneer er een Teken tot hen komt, dan zeggen zei: "Wij zullen nooit geloven tot aan ons hetzelfde is gegeven als wat aan Allah's Boodschappers is gegeven." Allah weet beter waar Hij Zijn Boodschap brengt. Bij Allah zullen degenen die misdaden pleegden deden door kleinering en een strenge bestraffing getroffen worden vanwege wat zij aan kwaad plachten te beramen. (124)
فَمَن يُرِدِ اللّهُ أَن يَهْدِيَهُ يَشْرَحْ صَدْرَهُ لِلإِسْلاَمِ وَمَن يُرِدْ أَن يُضِلَّهُ يَجْعَلْ صَدْرَهُ ضَيِّقًا حَرَجًا كَأَنَّمَا يَصَّعَّدُ فِي السَّمَاء كَذَلِكَ يَجْعَلُ اللّهُ الرِّجْسَ عَلَى الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٢٥﴾
6/Al-An'am-125: Faman yuridi Allahu an yahdiyahu yashrah sadrahu lil-islami waman yurid an yudillahu yajAAal sadrahu dayyiqan harajan kaannama yassaAAAAadu fee alssama-i kathalika yajAAalu Allahu alrrijsa AAala allatheena la yu/minoona
En wie wil dat Allah hem leidt, diens borst verruimt Hij voor de Islam; en wie Hij wenst te doen dwalen, diens borst maakt hij nauw en beklemd alsof hij (op een hoge berg) naar de hemel klimt. Zo legt Allah de bestraffing op aan degenen die niet geloven. (125)
وَهَذَا صِرَاطُ رَبِّكَ مُسْتَقِيمًا قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَذَّكَّرُونَ ﴿١٢٦﴾
6/Al-An'am-126: Wahatha siratu rabbika mustaqeeman qad fassalna al-ayati liqawmin yaththakkaroona
En dit is het Pad van jouw Heer, een recht (Pad). Waarlijk, Wij hebben Onze Verzen uiteengezet voor een volk dat zich laat vermanen. (126)
لَهُمْ دَارُ السَّلاَمِ عِندَ رَبِّهِمْ وَهُوَ وَلِيُّهُمْ بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٢٧﴾
6/Al-An'am-127: Lahum daru alssalami AAinda rabbihim wahuwa waliyyuhum bima kanoo yaAAmaloona
Voor hen is er Dâroessalâm (het Huis van de Vrede, het Paradijs) bij hun Heer. En Hij is hun Beschermer wegens wat zij plachten te doen. (127)
وَيَوْمَ يِحْشُرُهُمْ جَمِيعًا يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ قَدِ اسْتَكْثَرْتُم مِّنَ الإِنسِ وَقَالَ أَوْلِيَآؤُهُم مِّنَ الإِنسِ رَبَّنَا اسْتَمْتَعَ بَعْضُنَا بِبَعْضٍ وَبَلَغْنَا أَجَلَنَا الَّذِيَ أَجَّلْتَ لَنَا قَالَ النَّارُ مَثْوَاكُمْ خَالِدِينَ فِيهَا إِلاَّ مَا شَاء اللّهُ إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَليمٌ ﴿١٢٨﴾
6/Al-An'am-128: Wayawma yahshuruhum jameeAAan ya maAAshara aljinni qadi istakthartum mina al-insi waqala awliyaohum mina al-insi rabbana istamtaAAa baAAduna bibaAAdin wabalaghna ajalana allathee ajjalta lana qala alnnaru mathwakum khalideena feeha illa ma shaa Allahu inn
En op de Dag waarop Hij allen bijéén zal brengen (zal Hij zeggen:) "O Bemeenschap van Djinn's, jullie hebben velen van onder de mensen misleid." En hun bondgenoten van onder de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkaars diensten gebruik gemaakt, en wij hebben de termijn bereikt die U voor ons had gesteld." Hij (Allah) zal zeggen: "De Hel is jullie bestemming, eeuwig levenden zijn jullie daarin, tenzij Allah (anders) wil." Voorwaar, jouw geer is Alwijs, Alwetend. (128)
وَكَذَلِكَ نُوَلِّي بَعْضَ الظَّالِمِينَ بَعْضًا بِمَا كَانُواْ يَكْسِبُونَ ﴿١٢٩﴾
6/Al-An'am-129: Wakathalika nuwallee baAAda alththalimeena baAAdan bima kanoo yaksiboona
Zo maken Wij de onrechtplegers tot elkaars bondgenoten wegens wat zij plachten te verrichten. (129)
يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ وَالإِنسِ أَلَمْ يَأْتِكُمْ رُسُلٌ مِّنكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي وَيُنذِرُونَكُمْ لِقَاء يَوْمِكُمْ هَذَا قَالُواْ شَهِدْنَا عَلَى أَنفُسِنَا وَغَرَّتْهُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَشَهِدُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ أَنَّهُمْ كَانُواْ كَافِرِينَ ﴿١٣٠﴾
6/Al-An'am-130: Ya maAAshara aljinni waal-insi alam ya/tikum rusulun minkum yaqussoona AAalaykum ayatee wayunthiroonakum liqaa yawmikum hatha qaloo shahidna AAala anfusina wagharrat-humu alhayatu alddunya washahidoo AAala anfusihim annahum kanoo kafireena
"O gemeenschap van djinn's en mensen. zijn er uit jullie midden geen gezanten tot jullie gekomen die jullie Mijn Verzen bekendmaakten en die jullie waarschuwden voor de ontmoeting met deze Dag van jullie?"' Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelf." Het wereldse leven heeft hen misleid en zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovigen plachten te zijn. (130)
ذَلِكَ أَن لَّمْ يَكُن رَّبُّكَ مُهْلِكَ الْقُرَى بِظُلْمٍ وَأَهْلُهَا غَافِلُونَ ﴿١٣١﴾
6/Al-An'am-131: Thalika an lam yakun rabbuka muhlika alqura bithulmin waahluha ghafiloona
Der is omdat jouw Heer nimmer de steden onrechtvaardig vernietigt en de bewoners ervan zijn achtelozen. (131)
وَلِكُلٍّ دَرَجَاتٌ مِّمَّا عَمِلُواْ وَمَا رَبُّكَ بِغَافِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ ﴿١٣٢﴾
6/Al-An'am-132: Walikullin darajatun mimma AAamiloo wama rabbuka bighafilin AAamma yaAAmaloona
En voor een ieder zijn er graden naar wat zij gedaan hebben. En jouw Heer is niet onachtzaam aangaande wat zij deden. (132)
وَرَبُّكَ الْغَنِيُّ ذُو الرَّحْمَةِ إِن يَشَأْ يُذْهِبْكُمْ وَيَسْتَخْلِفْ مِن بَعْدِكُم مَّا يَشَاء كَمَآ أَنشَأَكُم مِّن ذُرِّيَّةِ قَوْمٍ آخَرِينَ ﴿١٣٣﴾
6/Al-An'am-133: Warabbuka alghaniyyu thoo alrrahmati in yasha/ yuthhibkum wayastakhlif min baAAdikum ma yashao kama anshaakum min thurriyyati qawmin akhareena
En jouw Heer is de Behoefteloze, de Bezitter van Barmhartigheid. Als Hij wil, dan vaagt Hij jullie weg en stelt Hij na jullie als opvolgers aan wie Hij wil, zoals Hij jullie heeft voortgebracht uit het nageslacht van een ander volk. (133)
إِنَّ مَا تُوعَدُونَ لآتٍ وَمَا أَنتُم بِمُعْجِزِينَ ﴿١٣٤﴾
6/Al-An'am-134: Inna ma tooAAadoona laatin wama antum bimuAAjizeena
Voorwaar, wat jullie is aangezegd zal zeker komen, en jullie zullen het niet (kunnen) tegenhouden. (134)
قُلْ يَا قَوْمِ اعْمَلُواْ عَلَى مَكَانَتِكُمْ إِنِّي عَامِلٌ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ مَن تَكُونُ لَهُ عَاقِبَةُ الدِّارِ إِنَّهُ لاَ يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ ﴿١٣٥﴾
6/Al-An'am-135: Qul ya qawmi iAAmaloo AAala makanatikum innee AAamilun fasawfa taAAlamoona man takoonu lahu AAaqibatu alddari innahu la yuflihu alththalimoona
Zeg (O Moehammad): "O mijn volk, werkt naar jullie vermogen. Voorwaar, ik ben een werker en later zullen jullie weten voor wie de uiteindelijka opbrengst (in het Hiernamaals gunstig) is. Voorwaar, de onrechtplegers zullen niet welslagen." (135)
وَجَعَلُواْ لِلّهِ مِمِّا ذَرَأَ مِنَ الْحَرْثِ وَالأَنْعَامِ نَصِيبًا فَقَالُواْ هَذَا لِلّهِ بِزَعْمِهِمْ وَهَذَا لِشُرَكَآئِنَا فَمَا كَانَ لِشُرَكَآئِهِمْ فَلاَ يَصِلُ إِلَى اللّهِ وَمَا كَانَ لِلّهِ فَهُوَ يَصِلُ إِلَى شُرَكَآئِهِمْ سَاء مَا يَحْكُمُونَ ﴿١٣٦﴾
6/Al-An'am-136: WajaAAaloo lillahi mimma tharaa mina alharthi waal-anAAami naseeban faqaloo hatha lillahi bizaAAmihim wahatha lishuraka-ina fama kana lishuraka-ihim fala yasilu ila Allahi wama kana lillahi fahuwa yasilu ila shuraka-ihim saa ma yahkumoona
En zij hebben Allah een deel toebedacht van wat Hij heeft voortgebracht aan gewassen en vee en zij zeiden: "Dit is voor Allah," volgens hun bewering, "en dit is voor onze afgoden." Wat dan voor hun afgoden is, dat bereikt niet Allah; en wat voor Allah is, dat bereikt wel hun afgoden. Slecht is het wat zij oordelen, (136)
وَكَذَلِكَ زَيَّنَ لِكَثِيرٍ مِّنَ الْمُشْرِكِينَ قَتْلَ أَوْلاَدِهِمْ شُرَكَآؤُهُمْ لِيُرْدُوهُمْ وَلِيَلْبِسُواْ عَلَيْهِمْ دِينَهُمْ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا فَعَلُوهُ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ ﴿١٣٧﴾
6/Al-An'am-137: Wakathalika zayyana likatheerin mina almushrikeena qatla awladihim shurakaohum liyurdoohum waliyalbisoo AAalayhim deenahum walaw shaa Allahu ma faAAaloohu fatharhum wama yaftaroona
En zo deden hun leiders het doden van hun kinderen voor velen van de veelgodenaanbidders mooi toeschijnen, om hen te vernietigen en om hun godsdienst (met valsheid) te mengen. En als Allah het gewild had, dan hadden zij het niet gedaan. Laat hen en wat zij verzinnen dus! (137)
وَقَالُواْ هَذِهِ أَنْعَامٌ وَحَرْثٌ حِجْرٌ لاَّ يَطْعَمُهَا إِلاَّ مَن نّشَاء بِزَعْمِهِمْ وَأَنْعَامٌ حُرِّمَتْ ظُهُورُهَا وَأَنْعَامٌ لاَّ يَذْكُرُونَ اسْمَ اللّهِ عَلَيْهَا افْتِرَاء عَلَيْهِ سَيَجْزِيهِم بِمَا كَانُواْ يَفْتَرُونَ ﴿١٣٨﴾
6/Al-An'am-138: Waqaloo hathihi anAAamun waharthun hijrun la yatAAamuha illa man nashao bizaAAmihim waanAAamun hurrimat thuhooruha waanAAamun la yathkuroona isma Allahi AAalayha iftiraan AAalayhi sayajzeehim bima kanoo yaftaroona
En zij zeiden: "Dit vee an (deze) gewassen zijn voorbehouden, niemand eet er van, behalve wit wij willen," zo beweren zij, "en er is vee waarvan hun ruggen verboden zijn (om op te rijden), en vee waarover de Naam van Allah niet uitgesproken is," als een verzinsel over Hem. Hij zal hen vergelden vanwege wat zij plachten te verzinnen. (138)
وَقَالُواْ مَا فِي بُطُونِ هَذِهِ الأَنْعَامِ خَالِصَةٌ لِّذُكُورِنَا وَمُحَرَّمٌ عَلَى أَزْوَاجِنَا وَإِن يَكُن مَّيْتَةً فَهُمْ فِيهِ شُرَكَاء سَيَجْزِيهِمْ وَصْفَهُمْ إِنَّهُ حِكِيمٌ عَلِيمٌ ﴿١٣٩﴾
6/Al-An'am-139: Waqaloo ma fee butooni hathihi al-anAAami khalisatun lithukoorina wamuharramun AAala azwajina wa-in yakun maytatan fahum feehi shurakao sayajzeehim wasfahum innahu hakeemun AAaleemun
En zij zeiden: "Wat zich in de buiken van dit vee bevindt is voorbehouden aan onze mannen en verboden voor onze vrouwen." En wanneer het doodgeboren is, dan zijn zij (do mannen en de vrouwen) en deelgenoten in. Hij (Allah) zal hun beschrijving vergelden. Voorwaar, Hij is Alwijs, Alwetend. (139)
قَدْ خَسِرَ الَّذِينَ قَتَلُواْ أَوْلاَدَهُمْ سَفَهًا بِغَيْرِ عِلْمٍ وَحَرَّمُواْ مَا رَزَقَهُمُ اللّهُ افْتِرَاء عَلَى اللّهِ قَدْ ضَلُّواْ وَمَا كَانُواْ مُهْتَدِينَ ﴿١٤٠﴾
6/Al-An'am-140: Qad khasira allatheena qataloo awladahum safahan bighayri AAilmin waharramoo ma razaqahumu Allahu iftiraan AAala Allahi qad dalloo wama kanoo muhtadeena
Waarlijk, degenen die hun kinderen hebben gedood uit dwaasheid, zonder kennis, hebben een groot verlies geleden, en zij verklaarden voor verboden wat Allah hun aan voorzieningen heeft geschonken, als een verzinsel over Allah. Waarlijk, zij dwaalden en zij plachten niet geleid te worden. (140)
وَهُوَ الَّذِي أَنشَأَ جَنَّاتٍ مَّعْرُوشَاتٍ وَغَيْرَ مَعْرُوشَاتٍ وَالنَّخْلَ وَالزَّرْعَ مُخْتَلِفًا أُكُلُهُ وَالزَّيْتُونَ وَالرُّمَّانَ مُتَشَابِهًا وَغَيْرَ مُتَشَابِهٍ كُلُواْ مِن ثَمَرِهِ إِذَا أَثْمَرَ وَآتُواْ حَقَّهُ يَوْمَ حَصَادِهِ وَلاَ تُسْرِفُواْ إِنَّهُ لاَ يُحِبُّ الْمُسْرِفِينَ ﴿١٤١﴾
6/Al-An'am-141: Wahuwa allathee anshaa jannatin maAArooshatin waghayra maAArooshatin waalnnakhla waalzzarAAa mukhtalifan okuluhu waalzzaytoona waalrrummana mutashabihan waghayra mutashabihin kuloo min thamarihi itha athmara waatoo haqqahu yawma hasadihi wala tusrifoo inn
En Hij is Degene Die tuinen heeft voortgebracht, gestuttc en niet gestutte, en dadelpalmen en gewassen met verschillende vruchten, en olijfbomen en granaatappelbomen, gelijkend en niet gelijkend. Eet van hun vruchten wanneer zij vrucht geven, en geeft er het rechtmatige deal (de zakât) van op de dag van hun oogst. En overdrijft niet. Voorwaar, Hij houdt niet van de buitensporigen. (141)
وَمِنَ الأَنْعَامِ حَمُولَةً وَفَرْشًا كُلُواْ مِمَّا رَزَقَكُمُ اللّهُ وَلاَ تَتَّبِعُواْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ ﴿١٤٢﴾
6/Al-An'am-142: Wamina al-anAAami hamoolatan wafarshan kuloo mimma razaqakumu Allahu wala tattabiAAoo khutuwati alshshaytani innahu lakum AAaduwwun mubeenun
En (Hij maakte) onder het vee rijdieren en slachtdiejren. Eet van dat waar Allah jullie mee voorzien heeft, en volgt niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. (142)
ثَمَانِيَةَ أَزْوَاجٍ مِّنَ الضَّأْنِ اثْنَيْنِ وَمِنَ الْمَعْزِ اثْنَيْنِ قُلْ آلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ الأُنثَيَيْنِ أَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ الأُنثَيَيْنِ نَبِّؤُونِي بِعِلْمٍ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١٤٣﴾
6/Al-An'am-143: Thamaniyata azwajin mina aldda/ni ithnayni wamina almaAAzi ithnayni qul alththakarayni harrama ami alonthayayni amma ishtamalat AAalayhi arhamu alonthayayni nabbi-oonee biAAilmin in kuntum sadiqeena
Acht, in paren: van de schapen een koppcl en van de geiten een koppel. Zeg (O Moehammad): "Heeft Hij de twee mannelijke dieren verboden of de twee vrouwelijke, of wat de schoten van de vrouwelijke dieren bevatten? Licht mij in op grond van kennis indien jullie waarachtigen zijn." (143)
وَمِنَ الإِبْلِ اثْنَيْنِ وَمِنَ الْبَقَرِ اثْنَيْنِ قُلْ آلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ الأُنثَيَيْنِ أَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ الأُنثَيَيْنِ أَمْ كُنتُمْ شُهَدَاء إِذْ وَصَّاكُمُ اللّهُ بِهَذَا فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا لِيُضِلَّ النَّاسَ بِغَيْرِ عِلْمٍ إِنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿١٤٤﴾
6/Al-An'am-144: Wamina al-ibili ithnayni wamina albaqari ithnayni qul alththakarayni harrama ami alonthayayni amma ishtamalat AAalayhi arhamu alonthayayni am kuntum shuhadaa ith wassakumu Allahu bihatha faman athlamu mimmani iftara AAala Allahi kathiban liyudilla alnnasa
En van de kamelen een koppel en van de koei en een koppel. Zeg: "Heeft Hij de twee mannelijke dieren verboden of de twee vrouwelijke, of wat de schoten van de vrouwelijke dieren bevatten? Of waren jullie getuigen toen Allah dit voor jullie bepaalde? Wie is er dan onrechtvaardiger dan degene die een leugen over Allah verzint om de mensen te doen dwalen, zonder kennis." Voorwaar, Allah leidt het onrechtplegende volk niet. (144)
قُل لاَّ أَجِدُ فِي مَا أُوْحِيَ إِلَيَّ مُحَرَّمًا عَلَى طَاعِمٍ يَطْعَمُهُ إِلاَّ أَن يَكُونَ مَيْتَةً أَوْ دَمًا مَّسْفُوحًا أَوْ لَحْمَ خِنزِيرٍ فَإِنَّهُ رِجْسٌ أَوْ فِسْقًا أُهِلَّ لِغَيْرِ اللّهِ بِهِ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلاَ عَادٍ فَإِنَّ رَبَّكَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٤٥﴾
6/Al-An'am-145: Qul la ajidu feema oohiya ilayya muharraman AAala taAAimin yatAAamuhu illa an yakoona maytatan aw daman masfoohan aw lahma khinzeerin fa-innahu rijsun aw fisqan ohilla lighayri Allahi bihi famani idturra ghayra baghin wala AAadin fa-inna rabbaka ghafoorun
Zeg: "Ik vind in wat aan mij is geopenbaard geen verbod dat een eter iets eet, behalve wanneer het een kadaver dier is, of stromend bloed of vakensvlees. Want voorwaar, het is onrein, of zwaar zondig waarover iets anders dan de Naam van Allah is uitgesproken. Wie dan door nood gedwongen is (daarvan te eten), zonder dat hij het wenst en zonder dat hij overdrijft: voorwaar, dan is jouw Heer Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (145)
وَعَلَى الَّذِينَ هَادُواْ حَرَّمْنَا كُلَّ ذِي ظُفُرٍ وَمِنَ الْبَقَرِ وَالْغَنَمِ حَرَّمْنَا عَلَيْهِمْ شُحُومَهُمَا إِلاَّ مَا حَمَلَتْ ظُهُورُهُمَا أَوِ الْحَوَايَا أَوْ مَا اخْتَلَطَ بِعَظْمٍ ذَلِكَ جَزَيْنَاهُم بِبَغْيِهِمْ وِإِنَّا لَصَادِقُونَ ﴿١٤٦﴾
6/Al-An'am-146: WaAAala allatheena hadoo harramna kulla thee thufurin wamina albaqari waalghanami harramna AAalayhim shuhoomahuma illa ma hamalat thuhooruhuma awi alhawaya aw ma ikhtalata biAAathmin thalika jazaynahum bibaghyihim wa-inna lasadiqoona
En voor de Joden verboden Wij alle (dieren) met (ongesplitste) hoeven. En van de koeien en de schapen verboden Wij voor hen hun vet, behalve wat hun ruggen dragen, het vet van de ingewanden en het vet dat aan het bot is vergroeid. Zo vergolden Wij hun vanwege hun begerigheid. En voorwaar, Wij zijn zeker waarachtig. (146)
فَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل رَّبُّكُمْ ذُو رَحْمَةٍ وَاسِعَةٍ وَلاَ يُرَدُّ بَأْسُهُ عَنِ الْقَوْمِ الْمُجْرِمِينَ ﴿١٤٧﴾
6/Al-An'am-147: Fa-in kaththabooka faqul rabbukum thoo rahmatin wasiAAatin wala yuraddu ba/suhu AAani alqawmi almujrimeena
Als zij jou dan loochenen, zeg dan: "Jullie Heer is de Bezitter van Alomvattende Barmhartigheid, maar Zijn geweld kan niet worden afgewend van het misdadige volk." (147)
سَيَقُولُ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ لَوْ شَاء اللّهُ مَا أَشْرَكْنَا وَلاَ آبَاؤُنَا وَلاَ حَرَّمْنَا مِن شَيْءٍ كَذَلِكَ كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِم حَتَّى ذَاقُواْ بَأْسَنَا قُلْ هَلْ عِندَكُم مِّنْ عِلْمٍ فَتُخْرِجُوهُ لَنَا إِن تَتَّبِعُونَ إِلاَّ الظَّنَّ وَإِنْ أَنتُمْ إَلاَّ تَخْرُصُونَ ﴿١٤٨﴾
6/Al-An'am-148: Sayaqoolu allatheena ashrakoo law shaa Allahu ma ashrakna wala abaona wala harramna min shay-in kathalika kaththaba allatheena min qablihim hatta thaqoo ba/sana qul hal AAindakum min AAilmin fatukhrijoohu lana in tattabiAAoona illa alththanna wa-in antum
Degenen die deelgenoten (aan Allah) toekenden, zullen zeggen: "Als Allah het had gewild, dan hadden wij geen deelgenoten (aan Allah) toegekend en evenmin onze vaderen, en hadden wij niet (dat wat toegestaan was) verboden verklaard." Zo loochenden zij ook degenen vóór hen (de Boodschappers), totdat zij Ons geweld proefden. Zeg: "Hebben jullie kennis? Brengt het dan naar buiten voor Ons. Jullie volgen slechts vermoedens en jullie liegen slechts." (148)
قُلْ فَلِلّهِ الْحُجَّةُ الْبَالِغَةُ فَلَوْ شَاء لَهَدَاكُمْ أَجْمَعِينَ ﴿١٤٩﴾
6/Al-An'am-149: Qul falillahi alhujjatu albalighatu falaw shaa lahadakum ajmaAAeena
Zeg: "Maar Allah heeft het doeltreffende argument. Als Hij het dan had gewild, dan had Hij jullie allen geleid." (149)
قُلْ هَلُمَّ شُهَدَاءكُمُ الَّذِينَ يَشْهَدُونَ أَنَّ اللّهَ حَرَّمَ هَذَا فَإِن شَهِدُواْ فَلاَ تَشْهَدْ مَعَهُمْ وَلاَ تَتَّبِعْ أَهْوَاء الَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا وَالَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ وَهُم بِرَبِّهِمْ يَعْدِلُونَ ﴿١٥٠﴾
6/Al-An'am-150: Qul halumma shuhadaakumu allatheena yashhadoona anna Allaha harrama hatha fa-in shahidoo fala tashhad maAAahum wala tattabiAA ahwaa allatheena kaththaboo bi-ayatina waallatheena la yu/minoona bial-akhirati wahum birabbihim yaAAdiloona
Zeg (O Moehammad): "Komt met jullie getuigen die kunnen getuigen dat Allah dat verboden heeft verklaard." Als zij dan getuigen, getuig dan niet met hen. En volg niet de begeerten van degenen die Onze Verzen loochenen, en evenmin degenen die niet in het Hiernamaals geloven, terwijl zij deelgenoten toekennen aan hun Heer. (150)
قُلْ تَعَالَوْاْ أَتْلُ مَا حَرَّمَ رَبُّكُمْ عَلَيْكُمْ أَلاَّ تُشْرِكُواْ بِهِ شَيْئًا وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَانًا وَلاَ تَقْتُلُواْ أَوْلاَدَكُم مِّنْ إمْلاَقٍ نَّحْنُ نَرْزُقُكُمْ وَإِيَّاهُمْ وَلاَ تَقْرَبُواْ الْفَوَاحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ وَلاَ تَقْتُلُواْ النَّفْسَ الَّتِي حَرَّمَ اللّهُ إِلاَّ بِالْحَقِّ ذَلِكُمْ وَصَّاكُمْ بِهِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿١٥١﴾
6/Al-An'am-151: Qul taAAalaw atlu ma harrama rabbukum AAalaykum alla tushrikoo bihi shay-an wabialwalidayni ihsanan wala taqtuloo awladakum min imlaqin nahnu narzuqukum wa-iyyahum wala taqraboo alfawahisha ma thahara minha wama batana wala taqtuloo alnnafsa allatee harra
Zeg: "Komt, ik zal voorlezen wat jullie Heer jullie verboden heeft verklaard: dat jullie iets als deelgenoot aan Hem toekennen. Weest goed voor jullie ouders, en doodt niet jullie kinderen uit (angst voor) armoede. Wij schenken voorzieningen aan jullie en aan hen. En nadert niet de zedeloosheid, de openlijke noch de verborgene, en doodt niet de ziel die Allah verboden heeft verklaard, tenzij volgens het recht. Dat is wat Hij jullie heeft opgedragen, hopelijk zullen jullie begrijpen. (151)
وَلاَ تَقْرَبُواْ مَالَ الْيَتِيمِ إِلاَّ بِالَّتِي هِيَ أَحْسَنُ حَتَّى يَبْلُغَ أَشُدَّهُ وَأَوْفُواْ الْكَيْلَ وَالْمِيزَانَ بِالْقِسْطِ لاَ نُكَلِّفُ نَفْسًا إِلاَّ وُسْعَهَا وَإِذَا قُلْتُمْ فَاعْدِلُواْ وَلَوْ كَانَ ذَا قُرْبَى وَبِعَهْدِ اللّهِ أَوْفُواْ ذَلِكُمْ وَصَّاكُم بِهِ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ ﴿١٥٢﴾
6/Al-An'am-152: Wala taqraboo mala alyateemi illa biallatee hiya ahsanu hatta yablugha ashuddahu waawfoo alkayla waalmeezana bialqisti la nukallifu nafsan illa wusAAaha wa-itha qultum faiAAdiloo walaw kana tha qurba wabiAAahdi Allahi awfoo thalikum wassakum bihi laAAalla
En nadert het bezit van de wees niet, tenzij op ten wijze die meet voordeel (aan de wees) geeft, totdat hij de volwassenheid bereikt. En geeft de volle maat en vult de weegschaal met het gelijke gewicht. Wij (Allah) belasten niemand dan volgens zijn vermogen. En wanneer jullie rechtspreken, weest dan rechtvaardig, ook al betreft het een verwant. En vervult het verbond met Allah. Dat is wat Hij jullie heeft opdragen, hopelijk zullen jullie je laten vermanen. (152)
وَأَنَّ هَذَا صِرَاطِي مُسْتَقِيمًا فَاتَّبِعُوهُ وَلاَ تَتَّبِعُواْ السُّبُلَ فَتَفَرَّقَ بِكُمْ عَن سَبِيلِهِ ذَلِكُمْ وَصَّاكُم بِهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿١٥٣﴾
6/Al-An'am-153: Waanna hatha siratee mustaqeeman faittabiAAoohu wala tattabiAAoo alssubula fatafarraqa bikum AAan sabeelihi thalikum wassakum bihi laAAallakum tattaqoona
En dat dit Mijn Pad is, een recht Pad, volgt het dan, en volgt geen (andere) paden, want die zullen jullie doen afsplitsen van Zijn Pad. Dat is wat Hij jullie heeft opgedragen, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen." (153)
ثُمَّ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ تَمَامًا عَلَى الَّذِيَ أَحْسَنَ وَتَفْصِيلاً لِّكُلِّ شَيْءٍ وَهُدًى وَرَحْمَةً لَّعَلَّهُم بِلِقَاء رَبِّهِمْ يُؤْمِنُونَ ﴿١٥٤﴾
6/Al-An'am-154: Thumma atayna moosa alkitaba tamaman AAala allathee ahsana watafseelan likulli shay-in wahudan warahmatan laAAallahum biliqa-i rabbihim yu/minoona
Toen pven wij Môesa de Schrift (de Taurât), ter vervolmaking (van de gunst) voor degene die het goede verrichtte en als een uiteenzetting voor alle dingen en leiding en Barmhartigheid. Hopelijk zullen zij in de ontmoeting met hun Heer geloven. (154)
وَهَذَا كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ مُبَارَكٌ فَاتَّبِعُوهُ وَاتَّقُواْ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿١٥٥﴾
6/Al-An'am-155: Wahatha kitabun anzalnahu mubarakun faittabiAAoohu waittaqoo laAAallakum turhamoona
En dit is een Boek dat Wij hebben neergezonden als een zegen, volgt het daarom on vreest (Allah), hopelijk zullen jullie begenadigd worden. (155)
أَن تَقُولُواْ إِنَّمَا أُنزِلَ الْكِتَابُ عَلَى طَآئِفَتَيْنِ مِن قَبْلِنَا وَإِن كُنَّا عَن دِرَاسَتِهِمْ لَغَافِلِينَ ﴿١٥٦﴾
6/Al-An'am-156: An taqooloo innama onzila alkitabu AAala ta-ifatayni min qablina wa-in kunna AAan dirasatihim laghafileena
Opdat zij geen argument zullen hebben om te zeggen: "De Schrift is slechts neergezonden aan de twee groepen (de Joden en Christenen) vóór ons, en wij hebben zeker geen acht geslagen op hun leringen." (156)
أَوْ تَقُولُواْ لَوْ أَنَّا أُنزِلَ عَلَيْنَا الْكِتَابُ لَكُنَّا أَهْدَى مِنْهُمْ فَقَدْ جَاءكُم بَيِّنَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَهُدًى وَرَحْمَةٌ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَذَّبَ بِآيَاتِ اللّهِ وَصَدَفَ عَنْهَا سَنَجْزِي الَّذِينَ يَصْدِفُونَ عَنْ آيَاتِنَا سُوءَ الْعَذَابِ بِمَا كَانُواْ يَصْدِفُونَ ﴿١٥٧﴾
6/Al-An'am-157: Aw taqooloo law anna onzila AAalayna alkitabu lakunna ahda minhum faqad jaakum bayyinatun min rabbikum wahudan warahmatun faman athlamu mimman kaththaba bi-ayati Allahi wasadafa AAanha sanajzee allatheena yasdifoona AAan ayatina soo-a alAAathabi bima kano
Of dat zij zeggen: "Als de Schrift aan ons was neergezonden, dan zouden wij zeker rechter geleid zijn dan zij." En nu is er dan voorzeker een duidelijk bewijs van jullee Heer tot jullie gekomen, en leiding en Barmhartightid. En wie is er onrechtvaardiger dan wie de Verzen van Allah loochent en zich ervan ofkeert. Wij zullen degenen die zich van Onze Verzen afkeerden vergelden met de ergste bestraffing omdat zij zich plachten af to keren. (157)
هَلْ يَنظُرُونَ إِلاَّ أَن تَأْتِيهُمُ الْمَلآئِكَةُ أَوْ يَأْتِيَ رَبُّكَ أَوْ يَأْتِيَ بَعْضُ آيَاتِ رَبِّكَ يَوْمَ يَأْتِي بَعْضُ آيَاتِ رَبِّكَ لاَ يَنفَعُ نَفْسًا إِيمَانُهَا لَمْ تَكُنْ آمَنَتْ مِن قَبْلُ أَوْ كَسَبَتْ فِي إِيمَانِهَا خَيْرًا قُلِ انتَظِرُواْ إِنَّا مُنتَظِرُونَ ﴿١٥٨﴾
6/Al-An'am-158: Hal yanthuroona illa an ta/tiyahumu almala-ikatu aw ya/tiya rabbuka aw ya/tiya baAAdu ayati rabbika yawma ya/tee baAAdu ayati rabbika la yanfaAAu nafsan eemanuha lam takun amanat min qablu aw kasabat fee eemaniha khayran quli intathiroo inna muntathiroona
Zij wachten slechts tot dat de Engelen tot hen komen of dat (de bestraffing) jouw Heer tot hen komt of dat een aantal van de Tekenen van jouw Heer komt. Op de Dag dat een deel van de Tekenen van jouw Heer komt, zal het geloof van iemand niets baten wanneer hij daarvóór niet geloofde of niets goeds verrichtte toen hij geloofde. Zeg (O Moehammad): "Wachten jullie, voorwaar, Wij zijn (ook) wachtenden." (158)
إِنَّ الَّذِينَ فَرَّقُواْ دِينَهُمْ وَكَانُواْ شِيَعًا لَّسْتَ مِنْهُمْ فِي شَيْءٍ إِنَّمَا أَمْرُهُمْ إِلَى اللّهِ ثُمَّ يُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُواْ يَفْعَلُونَ ﴿١٥٩﴾
6/Al-An'am-159: Inna allatheena farraqoo deenahum wakanoo shiyaAAan lasta minhum fee shay-in innama amruhum ila Allahi thumma yunabbi-ohum bima kanoo yafAAaloona
Voorwaar, degenen die hun godsdienst opsplitsten on tot partijen werden, jij (Moehammad) bent in niets verantwoordelijk voor hen, hun kwestie rust slechts bij Allah, Vervolgens zal Hij hun berichten over wat zij plachten te doen. (159)
مَن جَاء بِالْحَسَنَةِ فَلَهُ عَشْرُ أَمْثَالِهَا وَمَن جَاء بِالسَّيِّئَةِ فَلاَ يُجْزَى إِلاَّ مِثْلَهَا وَهُمْ لاَ يُظْلَمُونَ ﴿١٦٠﴾
6/Al-An'am-160: Man jaa bialhasanati falahu AAashru amthaliha waman jaa bialssayyi-ati fala yujza illa mithlaha wahum la yuthlamoona
Wie met een pede (daad) komt; voor hem is er (een beloning) als van tien daarvan; en wie met een slechte (daad) komt, dit wordt dan slechts vergolden met het gelijke, en hun zal geen onrecht worden amgedaan. (160)
قُلْ إِنَّنِي هَدَانِي رَبِّي إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ دِينًا قِيَمًا مِّلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٦١﴾
6/Al-An'am-161: Qul innanee hadanee rabbee ila siratin mustaqeemin deenan qiyaman millata ibraheema haneefan wama kana mina almushrikeena
Zeg (O Moehammad): "Voorwaar, Mijn Heer heeft mij op een reht Pad geleid, de ware godsdienst, de godsdienst van Ibrâhîm, de Hanîf, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders." (161)
قُلْ إِنَّ صَلاَتِي وَنُسُكِي وَمَحْيَايَ وَمَمَاتِي لِلّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٦٢﴾
6/Al-An'am-162: Qul inna salatee wanusukee wamahyaya wamamatee lillahi rabbi alAAalameena
Zeg: "Voorwaar, mijn shalât, mijn aanbidding, mijn leven en mijn sterven zijn opgedragen aan Allah, Heer der Werelden. (162)
لاَ شَرِيكَ لَهُ وَبِذَلِكَ أُمِرْتُ وَأَنَاْ أَوَّلُ الْمُسْلِمِينَ ﴿١٦٣﴾
6/Al-An'am-163: La shareeka lahu wabithalika omirtu waana awwalu almuslimeena
Hij heeft geen deelgenoten, en dat is mij bevolen (te verkondigen). En ik ben de eerste van de Moslims." (163)
قُلْ أَغَيْرَ اللّهِ أَبْغِي رَبًّا وَهُوَ رَبُّ كُلِّ شَيْءٍ وَلاَ تَكْسِبُ كُلُّ نَفْسٍ إِلاَّ عَلَيْهَا وَلاَ تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَى ثُمَّ إِلَى رَبِّكُم مَّرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿١٦٤﴾
6/Al-An'am-164: Qul aghayra Allahi abghee rabban wahuwa rabbu kulli shay-in wala taksibu kullu nafsin illa AAalayha wala taziru waziratun wizra okhra thumma ila rabbikum marjiAAukum fayunabbi-okum bima kuntum feehi takhtalifoona
Zeg: "Zal ik een andere Heer dan Allah zoeken, terwijl Hij de Heer van alle zaken is?" En niemand bedrijft iets of het rust op hemzelf en geen enkele drager draagt de last van een ander. Daarna is jullie terugkeer tot jullie Heer en dan zal Hij jullie inlichten over hetgeen waarover jullie van mening plachten te verschillen." (164)
وَهُوَ الَّذِي جَعَلَكُمْ خَلاَئِفَ الأَرْضِ وَرَفَعَ بَعْضَكُمْ فَوْقَ بَعْضٍ دَرَجَاتٍ لِّيَبْلُوَكُمْ فِي مَا آتَاكُمْ إِنَّ رَبَّكَ سَرِيعُ الْعِقَابِ وَإِنَّهُ لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٦٥﴾
6/Al-An'am-165: Wahuwa allathee jaAAalakum khala-ifa al-ardi warafaAAa baAAdakum fawqa baAAdin darajatin liyabluwakum fee ma atakum inna rabbaka sareeAAu alAAiqabi wa-innahu laghafoorun raheemun
En Hij is het Die jullie heeft aangesteld als gevolmachtigden op de aarde, Hij heeft een deel van jullie in rangen verheven boven anderen, om jullie te beproeven met wat Hij jullie heeft gegeven. Voorwaar, jouw Heer is snel in de bestraffing, en voorwaar, Hij is zeker Vergevensgezind, Meest Bamhartig. (165)