Nederlands [Veranderen]

Qaf 1-45, Soera Qaf (50/Qaf)

Soera Qaf - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Qaf - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Qaf - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة ق

Soera Qaf

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

ق وَالْقُرْآنِ الْمَجِيدِ ﴿١﴾
50/Qaf-1: Qaf waalqur-ani almajeedi
Qaf, bij de edelmoedige Koran. (1)
بَلْ عَجِبُوا أَن جَاءهُمْ مُنذِرٌ مِّنْهُمْ فَقَالَ الْكَافِرُونَ هَذَا شَيْءٌ عَجِيبٌ ﴿٢﴾
50/Qaf-2: Bal AAajiboo an jaahum munthirun minhum faqala alkafiroona hatha shay-on AAajeebun
Zij zijn zelfs verbaasd dat er uit hun midden een waarschuwer tot hen is gekomen, zodat de ongelovigen zeggen: "Dat is een verbazingwekkende zaak! (2)
أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًا ذَلِكَ رَجْعٌ بَعِيدٌ ﴿٣﴾
50/Qaf-3: A-itha mitna wakunna turaban thalika rajAAun baAAeedun
Als wij gestorven zijn, en stof zijn geworden (worden wij dan weer opgewekt?) Dat is een onwaarschijnlijke terugkeer." (3)
قَدْ عَلِمْنَا مَا تَنقُصُ الْأَرْضُ مِنْهُمْ وَعِندَنَا كِتَابٌ حَفِيظٌ ﴿٤﴾
50/Qaf-4: Qad AAalimna ma tanqusu al-ardu minhum waAAindana kitabun hafeethun
Waarlijk, Wij weten wat de aarde van hen zal wegnemen, en aan Onze Zijde is een Boek dat nauwkeurig bijgehouden wordt. (4)
بَلْ كَذَّبُوا بِالْحَقِّ لَمَّا جَاءهُمْ فَهُمْ فِي أَمْرٍ مَّرِيجٍ ﴿٥﴾
50/Qaf-5: Bal kaththaboo bialhaqqi lamma jaahum fahum fee amrin mareejin
Zij loochenden zelfs de Waarheid toen die tot hen kwam, daarom nemen zij een verward standpunt in. (5)
أَفَلَمْ يَنظُرُوا إِلَى السَّمَاء فَوْقَهُمْ كَيْفَ بَنَيْنَاهَا وَزَيَّنَّاهَا وَمَا لَهَا مِن فُرُوجٍ ﴿٦﴾
50/Qaf-6: Afalam yanthuroo ila alssama-i fawqahum kayfa banaynaha wazayyannaha wama laha min furoojin
Kijken zij dan niet naar de hemel boven hen, hoe Wij die gebouwd hebben en hoe Wij die versierd hebben en hoe die geen enkele scheur heeft? (6)
وَالْأَرْضَ مَدَدْنَاهَا وَأَلْقَيْنَا فِيهَا رَوَاسِيَ وَأَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ زَوْجٍ بَهِيجٍ ﴿٧﴾
50/Qaf-7: Waal-arda madadnaha waalqayna feeha rawasiya waanbatna feeha min kulli zawjin baheejin
En hoe Wij de aarde uitgespreid hebben en Wij daarop stevige bergen geplaatst hebben en Wij daarop allerlei mooie gewassen deden groeien? (7)
تَبْصِرَةً وَذِكْرَى لِكُلِّ عَبْدٍ مُّنِيبٍ ﴿٨﴾
50/Qaf-8: Tabsiratan wathikra likulli AAabdin muneebin
Als lering en herinnering voor iedere berouwvolle dienaar. (8)
وَنَزَّلْنَا مِنَ السَّمَاء مَاء مُّبَارَكًا فَأَنبَتْنَا بِهِ جَنَّاتٍ وَحَبَّ الْحَصِيدِ ﴿٩﴾
50/Qaf-9: Wanazzalna mina alssama-i maan mubarakan faanbatna bihi jannatin wahabba alhaseedi
En Wij hebben uit de hemel gezegend water neer doen dalen, waarna Wij daarmee tuinen deden groeien en graan van oogstbare gewassen. (9)
وَالنَّخْلَ بَاسِقَاتٍ لَّهَا طَلْعٌ نَّضِيدٌ ﴿١٠﴾
50/Qaf-10: Waalnnakhla basiqatin laha talAAun nadeedun
En rijzige dadelpalmen met boven elkaar gevoegde kolven. (10)
رِزْقًا لِّلْعِبَادِ وَأَحْيَيْنَا بِهِ بَلْدَةً مَّيْتًا كَذَلِكَ الْخُرُوجُ ﴿١١﴾
50/Qaf-11: Rizqan lilAAibadi waahyayna bihi baldatan maytan kathalika alkhurooju
Als een voorziening voor de dienaren. En Wij brengen daarmee (water) het dode land tot leven. Zo zal ook de Opwekking zijn. (11)
كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍ وَأَصْحَابُ الرَّسِّ وَثَمُودُ ﴿١٢﴾
50/Qaf-12: Kaththabat qablahum qawmu noohin waas-habu alrrassi wathamoodu
Vóór hen loochende het volk van Nôeh, en de bewoners van Rass en de Tsamôed. (12)
وَعَادٌ وَفِرْعَوْنُ وَإِخْوَانُ لُوطٍ ﴿١٣﴾
50/Qaf-13: WaAAadun wafirAAawnu wa-ikhwanu lootin
En de 'Ad, en Fir'aun en de broeders van Lôeth. (13)
وَأَصْحَابُ الْأَيْكَةِ وَقَوْمُ تُبَّعٍ كُلٌّ كَذَّبَ الرُّسُلَ فَحَقَّ وَعِيدِ ﴿١٤﴾
50/Qaf-14: Waas-habu al-aykati waqawmu tubbaAAin kullun kaththaba alrrusula fahaqqa waAAeedi
En de bewoners van Aikah en het volk van Toebba'. Allen loochenden de Boodschappers. Daarom was de bestraffing terecht. (14)
أَفَعَيِينَا بِالْخَلْقِ الْأَوَّلِ بَلْ هُمْ فِي لَبْسٍ مِّنْ خَلْقٍ جَدِيدٍ ﴿١٥﴾
50/Qaf-15: AfaAAayeena bialkhalqi al-awwali bal hum fee labsin min khalqin jadeedin
Waren Wij dan niet in staat tot de eerste schepping? Zij verkeren beslist in twijfel over een nieuwe schepping. (15)
وَلَقَدْ خَلَقْنَا الْإِنسَانَ وَنَعْلَمُ مَا تُوَسْوِسُ بِهِ نَفْسُهُ وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنْ حَبْلِ الْوَرِيدِ ﴿١٦﴾
50/Qaf-16: Walaqad khalaqna al-insana wanaAAlamu ma tuwaswisu bihi nafsuhu wanahnu aqrabu ilayhi min habli alwareedi
En voorzeker, Wij hebben de mens geschapen en Wij weten wat zijn ziel hem influistert en Wij zijn dichter bij hem dan zijn halsslagader. (16)
إِذْ يَتَلَقَّى الْمُتَلَقِّيَانِ عَنِ الْيَمِينِ وَعَنِ الشِّمَالِ قَعِيدٌ ﴿١٧﴾
50/Qaf-17: Ith yatalaqqa almutalaqqiyani AAani alyameeni waAAani alshshimali qaAAeedun
Wanneer de twee ontvangers (Engelen) aan de rechterzijde en aan de linkerzijde zitten te schrijven. (17)
مَا يَلْفِظُ مِن قَوْلٍ إِلَّا لَدَيْهِ رَقِيبٌ عَتِيدٌ ﴿١٨﴾
50/Qaf-18: Ma yalfithu min qawlin illa ladayhi raqeebun AAateedun
Is er geen woord dat Hij uit, of aan zijn Zijde bevindt zich een waker die gereed is. (18)
وَجَاءتْ سَكْرَةُ الْمَوْتِ بِالْحَقِّ ذَلِكَ مَا كُنتَ مِنْهُ تَحِيدُ ﴿١٩﴾
50/Qaf-19: Wajaat sakratu almawti bialhaqqi thalika ma kunta minhu taheedu
En de doodsstrijd zal werkelijk komen, dat is waarvoor jullie proberen te vluchten. (19)
وَنُفِخَ فِي الصُّورِ ذَلِكَ يَوْمُ الْوَعِيدِ ﴿٢٠﴾
50/Qaf-20: Wanufikha fee alssoori thalika yawmu alwaAAeedi
En er zal op de bazuin geblazen worden. Dat is de Dag waarvoor gewaarschuwd is. (20)
وَجَاءتْ كُلُّ نَفْسٍ مَّعَهَا سَائِقٌ وَشَهِيدٌ ﴿٢١﴾
50/Qaf-21: Wajaat kullu nafsin maAAaha sa-iqun washaheedun
En elke ziel zal naar voren komen, met bij haar een (Engel als) voortdrijver en een (Engel als) getuige. (21)
لَقَدْ كُنتَ فِي غَفْلَةٍ مِّنْ هَذَا فَكَشَفْنَا عَنكَ غِطَاءكَ فَبَصَرُكَ الْيَوْمَ حَدِيدٌ ﴿٢٢﴾
50/Qaf-22: Laqad kunta fee ghaflatin min hatha fakashafna AAanka ghitaaka fabasaruka alyawma hadeedun
(Er wordt hem gezegd:) "Voorzeker, jij verkeerde hiervoor in onachtzaamheid, toen hieven Wij van jou de bedekking van jouw (hart) op, toen was jouw waarneming op deze Dag scherp." (22)
وَقَالَ قَرِينُهُ هَذَا مَا لَدَيَّ عَتِيدٌ ﴿٢٣﴾
50/Qaf-23: Waqala qareenuhu hatha ma ladayya AAateedun
En zijn metgezel (een Engel) zegt: "Dit is wat bij mij gereed is." (23)
أَلْقِيَا فِي جَهَنَّمَ كُلَّ كَفَّارٍ عَنِيدٍ ﴿٢٤﴾
50/Qaf-24: Alqiya fee jahannama kulla kaffarin AAaneedin
(Allah zegt tegen de twee Engelen:) "Werpt iedere opstandige ongelovige in de Hel. (24)
مَّنَّاعٍ لِّلْخَيْرِ مُعْتَدٍ مُّرِيبٍ ﴿٢٥﴾
50/Qaf-25: MannaAAin lilkhayri muAAtadin mureebin
Een tegenhouder van het goede, een overtreder een twijfelaar. (25)
الَّذِي جَعَلَ مَعَ اللَّهِ إِلَهًا آخَرَ فَأَلْقِيَاهُ فِي الْعَذَابِ الشَّدِيدِ ﴿٢٦﴾
50/Qaf-26: Allathee jaAAala maAAa Allahi ilahan akhara faalqiyahu fee alAAathabi alshshadeedi
Degene die een andere god naast Allah nam: werpt hem daarom in de harde bestraffing." (26)
قَالَ قَرِينُهُ رَبَّنَا مَا أَطْغَيْتُهُ وَلَكِن كَانَ فِي ضَلَالٍ بَعِيدٍ ﴿٢٧﴾
50/Qaf-27: Qala qareenuhu rabbana ma atghaytuhu walakin kana fee dalalin baAAeedin
En zijn metgezel (de Satan) zegt: "Onze Heer, ik heb hem niet tot dwaling gebracht; hij verkeerde zelf in vergaande dwaling." (27)
قَالَ لَا تَخْتَصِمُوا لَدَيَّ وَقَدْ قَدَّمْتُ إِلَيْكُم بِالْوَعِيدِ ﴿٢٨﴾
50/Qaf-28: Qala la takhtasimoo ladayya waqad qaddamtu ilaykum bialwaAAeedi
Hij (Allah) zegt: "Redetwist niet in Mijn aanwezigheid, en Ik heb waarlijk een waarschuwing tot jullie gericht. (28)
مَا يُبَدَّلُ الْقَوْلُ لَدَيَّ وَمَا أَنَا بِظَلَّامٍ لِّلْعَبِيدِ ﴿٢٩﴾
50/Qaf-29: Ma yubaddalu alqawlu ladayya wama ana bithallamin lilAAabeedi
Het Woord van Mijn Zijde verandert niet en Ik ben niet onrechtvaardig jegens de dienaren." (29)
يَوْمَ نَقُولُ لِجَهَنَّمَ هَلِ امْتَلَأْتِ وَتَقُولُ هَلْ مِن مَّزِيدٍ ﴿٣٠﴾
50/Qaf-30: Yawma naqoolu lijahannama hali imtala/ti wataqoolu hal min mazeedin
(Gedenkt) de Dag dat Wij de Hel zeggen: "Ben jij al vol?" En zij zegt: "Is er nog meer?" (30)
وَأُزْلِفَتِ الْجَنَّةُ لِلْمُتَّقِينَ غَيْرَ بَعِيدٍ ﴿٣١﴾
50/Qaf-31: Waozlifati aljannatu lilmuttaqeena ghayra baAAeedin
En het Paradijs zal dicht bij de Moettaqoen gebracht worden, zonder ver te zijn. (31)
هَذَا مَا تُوعَدُونَ لِكُلِّ أَوَّابٍ حَفِيظٍ ﴿٣٢﴾
50/Qaf-32: Hatha ma tooAAadoona likulli awwabin hafeethin
(Er wordt gezegd:) "Dit is wat jullie beloofd is, aan iedere berouwvolle, wakende. (32)
مَنْ خَشِيَ الرَّحْمَن بِالْغَيْبِ وَجَاء بِقَلْبٍ مُّنِيبٍ ﴿٣٣﴾
50/Qaf-33: Man khashiya alrrahmana bialghaybi wajaa biqalbin muneebin
Die de Barmhartige ongezien vreesde en die met een berouwvol hart kwam. (33)
ادْخُلُوهَا بِسَلَامٍ ذَلِكَ يَوْمُ الْخُلُودِ ﴿٣٤﴾
50/Qaf-34: Odkhulooha bisalamin thalika yawmu alkhuloodi
Treed haar binnen in vrede, dit is de Dag van de eeuwigheid." (34)
لَهُم مَّا يَشَاؤُونَ فِيهَا وَلَدَيْنَا مَزِيدٌ ﴿٣٥﴾
50/Qaf-35: Lahum ma yashaoona feeha waladayna mazeedun
Voor hen is daarin wat zij wensen en aan Onze Zijde is er nog meer. (35)
وَكَمْ أَهْلَكْنَا قَبْلَهُم مِّن قَرْنٍ هُمْ أَشَدُّ مِنْهُم بَطْشًا فَنَقَّبُوا فِي الْبِلَادِ هَلْ مِن مَّحِيصٍ ﴿٣٦﴾
50/Qaf-36: Wakam ahlakna qablahum min qarnin hum ashaddu minhum batshan fanaqqaboo fee albiladi hal min maheesin
En hoeveel generaties vóór hen hebben Wij niet vernietigd, die machtiger waren dan zij? Zij reisden toen in de landen, was er een kans om te vluchten? (36)
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَذِكْرَى لِمَن كَانَ لَهُ قَلْبٌ أَوْ أَلْقَى السَّمْعَ وَهُوَ شَهِيدٌ ﴿٣٧﴾
50/Qaf-37: Inna fee thalika lathikra liman kana lahu qalbun aw alqa alssamAAa wahuwa shaheedun
Voorwaar, daarin is zeker een vermaning voor wie verstand heeft of wie luistert terwijl hij een getuige is. (37)
وَلَقَدْ خَلَقْنَا السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا فِي سِتَّةِ أَيَّامٍ وَمَا مَسَّنَا مِن لُّغُوبٍ ﴿٣٨﴾
50/Qaf-38: Walaqad khalaqna alssamawati waal-arda wama baynahuma fee sittati ayyamin wama massana min lughoobin
En voorzeker, Wij hebben de hemelen en de aarde en wat ertussen is in zes dagen (perioden) geschapen, en vermoeienis raakte Ons niet. (38)
فَاصْبِرْ عَلَى مَا يَقُولُونَ وَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ قَبْلَ طُلُوعِ الشَّمْسِ وَقَبْلَ الْغُرُوبِ ﴿٣٩﴾
50/Qaf-39: Faisbir AAala ma yaqooloona wasabbih bihamdi rabbika qabla tulooAAi alshshamsi waqabla alghuroobi
Wees daarom geduldig met wat zij zeggen en prijs de Glorie met een lofprijzing van jouw Heer, vóór zonsopgang en vóór zonsondergang. (39)
وَمِنَ اللَّيْلِ فَسَبِّحْهُ وَأَدْبَارَ السُّجُودِ ﴿٤٠﴾
50/Qaf-40: Wamina allayli fasabbihhu waadbara alssujoodi
En prijs Hem in de nacht en na afloop van de neerknielingen (shalât). (40)
وَاسْتَمِعْ يَوْمَ يُنَادِ الْمُنَادِ مِن مَّكَانٍ قَرِيبٍ ﴿٤١﴾
50/Qaf-41: WaistamiAA yawma yunadi almunadi min makanin qareebin
En luister die Dag naar de roeper die vanaf een nabije plaats roept. (41)
يَوْمَ يَسْمَعُونَ الصَّيْحَةَ بِالْحَقِّ ذَلِكَ يَوْمُ الْخُرُوجِ ﴿٤٢﴾
50/Qaf-42: Yawma yasmaAAoona alssayhata bialhaqqi thalika yawmu alkhurooji
Op die Dag zullen zij het blazen (op de bazuin) in werkelijkheid horen. Dat is de Dag van de Opwekking. (42)
إِنَّا نَحْنُ نُحْيِي وَنُمِيتُ وَإِلَيْنَا الْمَصِيرُ ﴿٤٣﴾
50/Qaf-43: Inna nahnu nuhyee wanumeetu wa-ilayna almaseeru
Voorwaar, Wij doen leven en Wij doen sterven en tot Ons is de terugkeer. (43)
يَوْمَ تَشَقَّقُ الْأَرْضُ عَنْهُمْ سِرَاعًا ذَلِكَ حَشْرٌ عَلَيْنَا يَسِيرٌ ﴿٤٤﴾
50/Qaf-44: Yawma tashaqqaqu al-ardu AAanhum siraAAan thalika hashrun AAalayna yaseerun
Op de Dag waarop de aarde over hen gespleten zal worden, haasten (zij zich te verzamelen). Dat is een gemakkelijke verzameling voor Ons. (44)
نَحْنُ أَعْلَمُ بِمَا يَقُولُونَ وَمَا أَنتَ عَلَيْهِم بِجَبَّارٍ فَذَكِّرْ بِالْقُرْآنِ مَن يَخَافُ وَعِيدِ ﴿٤٥﴾
50/Qaf-45: Nahnu aAAlamu bima yaqooloona wama anta AAalayhim bijabbarin fathakkir bialqur-ani man yakhafu waAAeedi
Wij weten het beste wat zij zeggen. En jij (Moehammad) bent niet als een dwinger over hen aangesteld. Vermaan daarom met de Koran degenen die Mijn Waarschuwing vrezen. (45)