Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٣

Hud 13-19, Koran - Djuz' 12 - Pagina 223

Djuz'-12, Pagina-223 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-12, Pagina-223 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-12, Pagina-223 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
أَمْ يَقُولُونَ افْتَرَاهُ قُلْ فَأْتُواْ بِعَشْرِ سُوَرٍ مِّثْلِهِ مُفْتَرَيَاتٍ وَادْعُواْ مَنِ اسْتَطَعْتُم مِّن دُونِ اللّهِ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿١٣﴾
11/Hud-13: Am yaqooloona iftarahu qul fa/too biAAashri suwarin mithlihi muftarayatin waodAAoo mani istataAAtum min dooni Allahi in kuntum sadiqeena
Of zij zeggen: "Hij (Moehammad) heeft hem (de Koran) verzonnen." Zeg: "Brengt dan tien verzonnen hoofdstukken voort die daaraan gelijk zijn, en roept op wie jullie kunnen, buiten Allah, als jullie waarachtigen zijn." (13)
فَإِن لَّمْ يَسْتَجِيبُواْ لَكُمْ فَاعْلَمُواْ أَنَّمَا أُنزِلِ بِعِلْمِ اللّهِ وَأَن لاَّ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ فَهَلْ أَنتُم مُّسْلِمُونَ ﴿١٤﴾
11/Hud-14: Fa-illam yastajeeboo lakum faiAAlamoo annama onzila biAAilmi Allahi waan la ilaha illa huwa fahal antum muslimoona
En als zij geen gehoor geven aan jullie, weet dan dat hij met de Kennis van Allah neergezonden is, en er geen god is dan Hij. Zullen jullie je dan (aan Allah) overgeven? (14)
مَن كَانَ يُرِيدُ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا وَزِينَتَهَا نُوَفِّ إِلَيْهِمْ أَعْمَالَهُمْ فِيهَا وَهُمْ فِيهَا لاَ يُبْخَسُونَ ﴿١٥﴾
11/Hud-15: Man kana yureedu alhayata alddunya wazeenataha nuwaffi ilayhim aAAmalahum feeha wahum feeha la yubkhasoona
(Voor) wie het wereldse leven en haar versiering wensen zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadccld. (15)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ لَيْسَ لَهُمْ فِي الآخِرَةِ إِلاَّ النَّارُ وَحَبِطَ مَا صَنَعُواْ فِيهَا وَبَاطِلٌ مَّا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٦﴾
11/Hud-16: Ola-ika allatheena laysa lahum fee al-akhirati illa alnnaru wahabita ma sanaAAoo feeha wabatilun ma kanoo yaAAmaloona
Zij zijn degenen voor wie er in het lliernamaals niets dan de Hel is, en vruchteloos is wat zij daarin (op aarde) verrichtten. En wat zij plachten te doen is verloren gegaan. (16)
أَفَمَن كَانَ عَلَى بَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّهِ وَيَتْلُوهُ شَاهِدٌ مِّنْهُ وَمِن قَبْلِهِ كِتَابُ مُوسَى إَمَامًا وَرَحْمَةً أُوْلَئِكَ يُؤْمِنُونَ بِهِ وَمَن يَكْفُرْ بِهِ مِنَ الأَحْزَابِ فَالنَّارُ مَوْعِدُهُ فَلاَ تَكُ فِي مِرْيَةٍ مِّنْهُ إِنَّهُ الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٧﴾
11/Hud-17: Afaman kana AAala bayyinatin min rabbihi wayatloohu shahidun minhu wamin qablihi kitabu moosa imaman warahmatan ola-ika yu/minoona bihi waman yakfur bihi mina al-ahzabi faalnnaru mawAAiduhu fala taku fee miryatin minhu innahu alhaqqu min rabbika walakinna
Is hij (niet beter) die op een duidelijk bewijs van zijn Heer steunt en die een getuige van Hem volgt? En hiervôôr was er de Schrift van Môesa, als Leiding en Barmhartigheid. Zij zijn degenen die erin geloven en wie er niet in gelooft van de bondgenoten: de Hel is zijn aanzegging. Twijfel daarom hier niet aan: voorwaar, het is de Waarheid van jouw Heer, maar de meeste mensen geloven het niet. (17)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أُوْلَئِكَ يُعْرَضُونَ عَلَى رَبِّهِمْ وَيَقُولُ الأَشْهَادُ هَؤُلاء الَّذِينَ كَذَبُواْ عَلَى رَبِّهِمْ أَلاَ لَعْنَةُ اللّهِ عَلَى الظَّالِمِينَ ﴿١٨﴾
11/Hud-18: Waman athlamu mimmani iftara AAala Allahi kathiban ola-ika yuAAradoona AAala rabbihim wayaqoolu al-ashhadu haola-i allatheena kathaboo AAala rabbihim ala laAAnatu Allahi AAala alththalimeena
En wie is onrechtvaardiger dan degene die leugens over Allah verzonnen heeft? Zij zijn degenen die zullen worden voorgeleid bij hun Heer. En de getuigen zullen zeggen: "Zij zijn degenen die logen over hun Heer." Weet, Allah's vloek rust op de onrechtvaardigen. (18)
الَّذِينَ يَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللّهِ وَيَبْغُونَهَا عِوَجًا وَهُم بِالآخِرَةِ هُمْ كَافِرُونَ ﴿١٩﴾
11/Hud-19: Allatheena yasuddoona AAan sabeeli Allahi wayabghoonaha AAiwajan wahum bial-akhirati hum kafiroona
Degenen die aflhouden van de Weg van Allah en die het krom wensen, en zij geloven niet in het Hiernamaals. (19)