Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٤١

Yusuf 44-52, Koran - Djuz' 12 - Pagina 241

Djuz'-12, Pagina-241 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-12, Pagina-241 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-12, Pagina-241 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالُواْ أَضْغَاثُ أَحْلاَمٍ وَمَا نَحْنُ بِتَأْوِيلِ الأَحْلاَمِ بِعَالِمِينَ ﴿٤٤﴾
12/Yusuf-44: Qaloo adghathu ahlamin wama nahnu bita/weeli al-ahlami biAAalimeena
Zij zeiden: "Dit is een verwarde mengeling van dromen, en wij zijn geen kenners van de dromenuitleg." (44)
وَقَالَ الَّذِي نَجَا مِنْهُمَا وَادَّكَرَ بَعْدَ أُمَّةٍ أَنَاْ أُنَبِّئُكُم بِتَأْوِيلِهِ فَأَرْسِلُونِ ﴿٤٥﴾
12/Yusuf-45: Waqala allathee naja minhuma waiddakara baAAda ommatin ana onabbi-okum bita/weelihi faarsilooni
En degene die gered werd van hen, herinnerde het zich na een tijd, en zei: "Ik zal jullie de uitleg ervan vertellen, zendt mij daarom." (45)
يُوسُفُ أَيُّهَا الصِّدِّيقُ أَفْتِنَا فِي سَبْعِ بَقَرَاتٍ سِمَانٍ يَأْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَسَبْعِ سُنبُلاَتٍ خُضْرٍ وَأُخَرَ يَابِسَاتٍ لَّعَلِّي أَرْجِعُ إِلَى النَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَعْلَمُونَ ﴿٤٦﴾
12/Yusuf-46: Yoosufu ayyuha alssiddeequ aftina fee sabAAi baqaratin simanin ya/kuluhunna sabAAun AAijafun wasabAAi sunbulatin khudrin waokhara yabisatin laAAallee arjiAAu ila alnnasi laAAallahum yaAAlamoona
(Hij zei:) "O Yôesoef, de zeer waarachtige, leg ons uit over de zeven vette koeien die verslonden werden door zeven magere koeien en over de groene korenaren en de andere (zeven) verdorde, opdat ik terug zal gaan naar de mensen. Hopelijk zullen zij (het) weten." (46)
قَالَ تَزْرَعُونَ سَبْعَ سِنِينَ دَأَبًا فَمَا حَصَدتُّمْ فَذَرُوهُ فِي سُنبُلِهِ إِلاَّ قَلِيلاً مِّمَّا تَأْكُلُونَ ﴿٤٧﴾
12/Yusuf-47: Qala tazraAAoona sabAAa sineena daaban fama hasadtum fatharoohu fee sunbulihi illa qaleelan mimma ta/kuloona
Hij (Yôesoef) zei: "Jullie zullen zeven jaren zaaien zoals gewoonlijk, en wat jullie oogsten, laat het in de aren, behalve een klein gedeelte dat jullie eten. (47)
ثُمَّ يَأْتِي مِن بَعْدِ ذَلِكَ سَبْعٌ شِدَادٌ يَأْكُلْنَ مَا قَدَّمْتُمْ لَهُنَّ إِلاَّ قَلِيلاً مِّمَّا تُحْصِنُونَ ﴿٤٨﴾
12/Yusuf-48: Thumma ya/tee min baAAdi thalika sabAAun shidadun ya/kulna ma qaddamtum lahunna illa qaleelan mimma tuhsinoona
En daarna komen zeven moeilijke jaren die alles verteren wat jullie opgeslagen hebben, behalve wat jullie (veilig) bewaard hebben. (48)
ثُمَّ يَأْتِي مِن بَعْدِ ذَلِكَ عَامٌ فِيهِ يُغَاثُ النَّاسُ وَفِيهِ يَعْصِرُونَ ﴿٤٩﴾
12/Yusuf-49: Thumma ya/tee min baAAdi thalika AAamun feehi yughathu alnnasu wafeehi yaAAsiroona
Vervolgens komt daarna een jeu waarin de mensen regen zullen krijgen en daarin zullen zij persen." (49)
وَقَالَ الْمَلِكُ ائْتُونِي بِهِ فَلَمَّا جَاءهُ الرَّسُولُ قَالَ ارْجِعْ إِلَى رَبِّكَ فَاسْأَلْهُ مَا بَالُ النِّسْوَةِ اللاَّتِي قَطَّعْنَ أَيْدِيَهُنَّ إِنَّ رَبِّي بِكَيْدِهِنَّ عَلِيمٌ ﴿٥٠﴾
12/Yusuf-50: Waqala almaliku i/toonee bihi falamma jaahu alrrasoolu qala irjiAA ila rabbika fais-alhu ma balu alnniswati allatee qattaAAna aydiyahunna inna rabbee bikaydihinna AAaleemun
En hij (de koning) zei: "Brengt hein (Yôesoef) bij mij." En toen de gezant bij hem kwam, zei hij (Yôesoef): "Ga terug naar jouw heer en vraag hem hoe het is met de vrouwen die hun handen verwondden. Voorwaar, mijn Heer weet van hun list." (50)
قَالَ مَا خَطْبُكُنَّ إِذْ رَاوَدتُّنَّ يُوسُفَ عَن نَّفْسِهِ قُلْنَ حَاشَ لِلّهِ مَا عَلِمْنَا عَلَيْهِ مِن سُوءٍ قَالَتِ امْرَأَةُ الْعَزِيزِ الآنَ حَصْحَصَ الْحَقُّ أَنَاْ رَاوَدتُّهُ عَن نَّفْسِهِ وَإِنَّهُ لَمِنَ الصَّادِقِينَ ﴿٥١﴾
12/Yusuf-51: Qala ma khatbukunna ith rawadtunna yoosufa AAan nafsihi qulna hasha lillahi ma AAalimna AAalayhi min soo-in qalati imraatu alAAazeezi al-ana hashasa alhaqqu ana rawadtuhu AAan nafsihi wa-innahu lamina alssadiqeena
Hij (de koning) zei (tot de vrouwen): "Wat was er met jullie toen jullie probeerden hem te verleiden, tegen zijn wil? Zij zeiden: "Heilig is Allah, wij weten geen kwaad van hem." Zij (de vrouw van Al 'Azîz) zei: "De waarheid is gebleken, ik probeerde hem tegen zijn wil te verleiden. En voorwaar, bij behoort zeker tot de waarachtigen." (51)
ذَلِكَ لِيَعْلَمَ أَنِّي لَمْ أَخُنْهُ بِالْغَيْبِ وَأَنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي كَيْدَ الْخَائِنِينَ ﴿٥٢﴾
12/Yusuf-52: Thalika liyaAAlama annee lam akhunhu bialghaybi waanna Allaha la yahdee kayda alkha-ineena
(Yôesoof zei:) "Laat hem (Al 'Azîz) weten dat ik hem niet heb verraden tijdens zijn afwijzigheid. En voorwaar, Allah leidt de at van de verraders niet. (52)