Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٣ / صفحة ٢٥٠

Ar-Ra'd 6-13, Koran - Djuz' 13 - Pagina 250

Djuz'-13, Pagina-250 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-13, Pagina-250 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-13, Pagina-250 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَيَسْتَعْجِلُونَكَ بِالسَّيِّئَةِ قَبْلَ الْحَسَنَةِ وَقَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِمُ الْمَثُلاَتُ وَإِنَّ رَبَّكَ لَذُو مَغْفِرَةٍ لِّلنَّاسِ عَلَى ظُلْمِهِمْ وَإِنَّ رَبَّكَ لَشَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٦﴾
13/Ar-Ra'd-6: WayastaAAjiloonaka bialssayyi-ati qabla alhasanati waqad khalat min qablihimu almathulatu wa-inna rabbaka lathoo maghfiratin lilnnasi AAala thulmihim wa-inna rabbaka lashadeedu alAAiqabi
En zij vragen aan jou (O Moehammad) om verhaasting van het slechte, vóór het goede. En de voorbeelden van de bestraffing zijn reeds voorafgegaan. Voorwaar, jouw Heer is de Bezitter van vergeving voor de mensen, ondanks hun onrechtvaardige daden. En voorwaar, jouw Heer is zeker streng in de bestraffing. (6)
وَيَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَوْلآ أُنزِلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ إِنَّمَا أَنتَ مُنذِرٌ وَلِكُلِّ قَوْمٍ هَادٍ ﴿٧﴾
13/Ar-Ra'd-7: Wayaqoolu allatheena kafaroo lawla onzila AAalayhi ayatun min rabbihi innama anta munthirun walikulli qawmin hadin
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: "Waarom is er geen Teken van zijn Heer naar hem (Moehammad) neergezonden?" Voorwaar, jij bent slechts een waarschuwer en voor elk volk is er een leider (Profeet). (7)
اللّهُ يَعْلَمُ مَا تَحْمِلُ كُلُّ أُنثَى وَمَا تَغِيضُ الأَرْحَامُ وَمَا تَزْدَادُ وَكُلُّ شَيْءٍ عِندَهُ بِمِقْدَارٍ ﴿٨﴾
13/Ar-Ra'd-8: Allahu yaAAlamu ma tahmilu kullu ontha wama tagheedu al-arhamu wama tazdadu wakullu shay-in AAindahu bimiqdarin
Allah weet wat iedere vrouw draagt en wat de baarmoeders verminderen of wat zij vermeerderen. Ein alle dingen hebben bij Hem een maatgeving. (8)
عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ الْكَبِيرُ الْمُتَعَالِ ﴿٩﴾
13/Ar-Ra'd-9: AAalimu alghaybi waalshshahadati alkabeeru almutaAAali
(Hij is) de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, de Grootste, de Allerhoogste. (9)
سَوَاء مِّنكُم مَّنْ أَسَرَّ الْقَوْلَ وَمَن جَهَرَ بِهِ وَمَنْ هُوَ مُسْتَخْفٍ بِاللَّيْلِ وَسَارِبٌ بِالنَّهَارِ ﴿١٠﴾
13/Ar-Ra'd-10: Sawaon minkum man asarra alqawla waman jahara bihi waman huwa mustakhfin biallayli wasaribun bialnnahari
(Voor Hem) is degene onder jullie die het woord verbergt gelijk aan degene die het hardop uitspreekt. En hij die verbergt in de nacht (is gelijk aan wie) overdag bekendmaakt. (10)
لَهُ مُعَقِّبَاتٌ مِّن بَيْنِ يَدَيْهِ وَمِنْ خَلْفِهِ يَحْفَظُونَهُ مِنْ أَمْرِ اللّهِ إِنَّ اللّهَ لاَ يُغَيِّرُ مَا بِقَوْمٍ حَتَّى يُغَيِّرُواْ مَا بِأَنْفُسِهِمْ وَإِذَا أَرَادَ اللّهُ بِقَوْمٍ سُوءًا فَلاَ مَرَدَّ لَهُ وَمَا لَهُم مِّن دُونِهِ مِن وَالٍ ﴿١١﴾
13/Ar-Ra'd-11: Lahu muAAaqqibatun min bayni yadayhi wamin khalfihi yahfathoonahu min amri Allahi inna Allaha la yughayyiru ma biqawmin hatta yughayyiroo ma bi-anfusihim wa-itha arada Allahu biqawmin soo-an fala maradda lahu wama lahum min doonihi min walin
- En voor de mens zijn er bewakers (Engelen), voor hem en achter hem, zij waken over hem op bevel van Allah. Voorwaar, Allah verandert de (goede) toestand van een Yolk niet, totdat zij hun eigen toestand verarderen. En als Allah iets kwaads voor een volk wil, dan is er niemand die het kan afwenden en er is voor hen naast Hem geen Helper. (11)
هُوَ الَّذِي يُرِيكُمُ الْبَرْقَ خَوْفًا وَطَمَعًا وَيُنْشِئُ السَّحَابَ الثِّقَالَ ﴿١٢﴾
13/Ar-Ra'd-12: Huwa allathee yureekumu albarqa khawfan watamaAAan wayunshi-o alssahaba alththiqala
Hij is Degene die de bliksem aan jullie laat zien, om vrees en hoop (regen) te veroorzaken, en Hij doet de zware wolken ontstaan. (12)
وَيُسَبِّحُ الرَّعْدُ بِحَمْدِهِ وَالْمَلاَئِكَةُ مِنْ خِيفَتِهِ وَيُرْسِلُ الصَّوَاعِقَ فَيُصِيبُ بِهَا مَن يَشَاء وَهُمْ يُجَادِلُونَ فِي اللّهِ وَهُوَ شَدِيدُ الْمِحَالِ ﴿١٣﴾
13/Ar-Ra'd-13: Wayusabbihu alrraAAdu bihamdihi waalmala-ikatu min kheefatihi wayursilu alssawaAAiqa fayuseebu biha man yashao wahum yujadiloona fee Allahi wahuwa shadeedu almihali
En de donder roemt Hem met Zijn loflprijzing en (ook) de Engelen. uit vrees voor Hem en Hij stuurt de bliksemschichten en treft ermee wie Hij wil. En zij redetwisten over Allah, en Hij is hard in het grijpen. (13)