Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٢٨٨
القرآن الكريم
»
جزئها ١٥
»
القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٢٨٨
Al-Isra 59-66, Koran - Djuz' 15 - Pagina 288
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 15
»
Al-Isra 59-66, Koran - Djuz' 15 - Pagina 288
Luister Koran Pagina-288
وَمَا مَنَعَنَا أَن نُّرْسِلَ بِالآيَاتِ إِلاَّ أَن كَذَّبَ بِهَا الأَوَّلُونَ وَآتَيْنَا ثَمُودَ النَّاقَةَ مُبْصِرَةً فَظَلَمُواْ بِهَا وَمَا نُرْسِلُ بِالآيَاتِ إِلاَّ تَخْوِيفًا
﴿٥٩﴾
17/Al-Isra-59: Wama manaAAana an nursila bial-ayati illa an kaththaba biha al-awwaloona waatayna thamooda alnnaqata mubsiratan fathalamoo biha wama nursilu bial-ayati illa takhweefan
En niets verhinderde Ons de Tekenen neer te zenden dan dat de voorafgaaden hen loochenden. En Wij gaven de Tsamôed de vrouwtjeskameel, als een duidelijk zichtbaar (Teken) maar zij behandelden haar onrechtvaardig. En Wij zenden de Tekenen alleen maar om (hen) te doen vrezen. (59)
وَإِذْ قُلْنَا لَكَ إِنَّ رَبَّكَ أَحَاطَ بِالنَّاسِ وَمَا جَعَلْنَا الرُّؤيَا الَّتِي أَرَيْنَاكَ إِلاَّ فِتْنَةً لِّلنَّاسِ وَالشَّجَرَةَ الْمَلْعُونَةَ فِي القُرْآنِ وَنُخَوِّفُهُمْ فَمَا يَزِيدُهُمْ إِلاَّ طُغْيَانًا كَبِيرًا
﴿٦٠﴾
17/Al-Isra-60: Wa-ith qulna laka inna rabbaka ahata bialnnasi wama jaAAalna alrru/ya allatee araynaka illa fitnatan lilnnasi waalshshajarata almalAAoonata fee alqur-ani wanukhawwifuhum fama yazeeduhum illa tughyanan kabeeran
En (gedenk) toen Wij zeiden dat jouw Heer de mensheid omvat. En Wij hebben jou de waarneming die wij jou lieten zien slechts als een beproeving voor mensen gegeven; en (ook) de vervloekte boom in de Koran. En Wij jagen hen vrees aan: maar het venneerdert bij hen niets dan een grote overtreding. (60)
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلآئِكَةِ اسْجُدُواْ لآدَمَ فَسَجَدُواْ إَلاَّ إِبْلِيسَ قَالَ أَأَسْجُدُ لِمَنْ خَلَقْتَ طِينًا
﴿٦١﴾
17/Al-Isra-61: Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa qala aasjudu liman khalaqta teenan
En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Kniel jullie neer voor Adam," toen knielden zij allen, behalve Iblîs (Satan). Hij zei: "Moet ik (mij) neerknielen voor iemand die U uit aarde heeft geschapen?" (61)
قَالَ أَرَأَيْتَكَ هَذَا الَّذِي كَرَّمْتَ عَلَيَّ لَئِنْ أَخَّرْتَنِ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ لأَحْتَنِكَنَّ ذُرِّيَّتَهُ إَلاَّ قَلِيلاً
﴿٦٢﴾
17/Al-Isra-62: Qala araaytaka hatha allathee karramta AAalayya la-in akhkhartani ila yawmi alqiyamati laahtanikanna thurriyyatahu illa qaleelan
Hij (Iblîs) zei: "Ziet U? Dat is degene die U boven mij geëerd hebt. Indien U mij uitstel geeft tot de Dag der Opstanding zal ik zeker zijn nageslacht doen dwalen, op weinigen na." (62)
قَالَ اذْهَبْ فَمَن تَبِعَكَ مِنْهُمْ فَإِنَّ جَهَنَّمَ جَزَآؤُكُمْ جَزَاء مَّوْفُورًا
﴿٦٣﴾
17/Al-Isra-63: Qala ithhab faman tabiAAaka minhum fa-inna jahannama jazaokum jazaan mawfooran
Hij (Allah) zei: "Ga heen; wie van hen jou volgt: voorwaar: de Hel zal jullie beloning zijn, als een volledige beloning! (63)
وَاسْتَفْزِزْ مَنِ اسْتَطَعْتَ مِنْهُمْ بِصَوْتِكَ وَأَجْلِبْ عَلَيْهِم بِخَيْلِكَ وَرَجِلِكَ وَشَارِكْهُمْ فِي الأَمْوَالِ وَالأَوْلادِ وَعِدْهُمْ وَمَا يَعِدُهُمُ الشَّيْطَانُ إِلاَّ غُرُورًا
﴿٦٤﴾
17/Al-Isra-64: Waistafziz mani istataAAta minhum bisawtika waajlib AAalayhim bikhaylika warajlika washarik-hum fee al-amwali waal-awladi waAAidhum wama yaAAiduhumu alshshaytanu illa ghurooran
En rui van hen op wie jij kan met jouw stem, en val hen aan met je paarden en je voetvolk, en deel rijkdommem en kinderen met hen en doe hen beloften." En de Satan belooft ben niets dan bedrog. (64)
إِنَّ عِبَادِي لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَانٌ وَكَفَى بِرَبِّكَ وَكِيلاً
﴿٦٥﴾
17/Al-Isra-65: Inna AAibadee laysa laka AAalayhim sultanun wakafa birabbika wakeelan
Voorwaar, jij hebt geen macht over Mijn dienaren. En jouw Heer is voldoende als Beschemer." (65)
رَّبُّكُمُ الَّذِي يُزْجِي لَكُمُ الْفُلْكَ فِي الْبَحْرِ لِتَبْتَغُواْ مِن فَضْلِهِ إِنَّهُ كَانَ بِكُمْ رَحِيمًا
﴿٦٦﴾
17/Al-Isra-66: Rabbukumu allathee yuzjee lakumu alfulka fee albahri litabtaghoo min fadlihi innahu kana bikum raheeman
Jullie Heer is Degene Die voor jullie de schepen op zee doet varen, opdat jullie van Zijn gunsten zoeken. Voorwaar, Hij is voor jullie Meest Barmhartig. (66)