Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٣٠٠

Al-Kahf 54-61, Koran - Djuz' 15 - Pagina 300

Djuz'-15, Pagina-300 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-15, Pagina-300 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-15, Pagina-300 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلَقَدْ صَرَّفْنَا فِي هَذَا الْقُرْآنِ لِلنَّاسِ مِن كُلِّ مَثَلٍ وَكَانَ الْإِنسَانُ أَكْثَرَ شَيْءٍ جَدَلًا ﴿٥٤﴾
18/Al-Kahf-54: Walaqad sarrafna fee hatha alqur-ani lilnnasi min kulli mathalin wakana al-insanu akthara shay-in jadalan
En Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei vergelijkingen uitgelegd. Maar de mensen zijn het meest over ich twistziek. (54)
وَمَا مَنَعَ النَّاسَ أَن يُؤْمِنُوا إِذْ جَاءهُمُ الْهُدَى وَيَسْتَغْفِرُوا رَبَّهُمْ إِلَّا أَن تَأْتِيَهُمْ سُنَّةُ الْأَوَّلِينَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ الْعَذَابُ قُبُلًا ﴿٥٥﴾
18/Al-Kahf-55: Wama manaAAa alnnasa an yu/minoo ith jaahumu alhuda wayastaghfiroo rabbahum illa an ta/tiyahum sunnatu al-awwaleena aw ya/tiyahumu alAAathabu qubulan
En er is niets dat de mens verhindert om te geloven als de Leiding tot hen komt en om vergeving te vragen bij hun Heer, behalve de handelwijze die de vroegeren trof, of de bestraffing die zichtbaar over hen kwam. (55)
وَمَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِينَ إِلَّا مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ وَيُجَادِلُ الَّذِينَ كَفَرُوا بِالْبَاطِلِ لِيُدْحِضُوا بِهِ الْحَقَّ وَاتَّخَذُوا آيَاتِي وَمَا أُنذِرُوا هُزُوًا ﴿٥٦﴾
18/Al-Kahf-56: Wama nursilu almursaleena illa mubashshireena wamunthireena wayujadilu allatheena kafaroo bialbatili liyudhidoo bihi alhaqqa waittakhathoo ayatee wama onthiroo huzuwan
En Wij zenden de Boodschappers slechts als verkondigers van goede tijdingen en waarschuwers. En degenen die ongelovig zijn twisten slechts op valse wijze om daarmee de Waarheid te vernietigen. En zij nemen Mijn Verzen en dat waarvoor gewaarschuwd werd, ter bespotting. (56)
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن ذُكِّرَ بِآيَاتِ رَبِّهِ فَأَعْرَضَ عَنْهَا وَنَسِيَ مَا قَدَّمَتْ يَدَاهُ إِنَّا جَعَلْنَا عَلَى قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِي آذَانِهِمْ وَقْرًا وَإِن تَدْعُهُمْ إِلَى الْهُدَى فَلَن يَهْتَدُوا إِذًا أَبَدًا ﴿٥٧﴾
18/Al-Kahf-57: Waman athlamu mimman thukkira bi-ayati rabbihi faaAArada AAanha wanasiya ma qaddamat yadahu inna jaAAalna AAala quloobihim akinnatan an yafqahoohu wafee athanihim waqran wa-in tadAAuhum ila alhuda falan yahtadoo ithan abadan
En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met Verzen van zijn Heer vermaand wordt, maar zich daarvan afwendt en vergeet wat zijn handen gedaan hebben? Voorwaar, Wij hebben over hun harten een versluiering aangebracht, zodat zij het niet begrijpen, en in hun oren doofheid. En indien jij hen tot de Leiding oproept: zij zullen nooit en te nimmer Leiding volgen. (57)
وَرَبُّكَ الْغَفُورُ ذُو الرَّحْمَةِ لَوْ يُؤَاخِذُهُم بِمَا كَسَبُوا لَعَجَّلَ لَهُمُ الْعَذَابَ بَل لَّهُم مَّوْعِدٌ لَّن يَجِدُوا مِن دُونِهِ مَوْئِلًا ﴿٥٨﴾
18/Al-Kahf-58: Warabbuka alghafooru thoo alrrahmati law yu-akhithuhum bima kasaboo laAAajjala lahumu alAAathaba bal lahum mawAAidun lan yajidoo min doonihi maw-ilan
En jouw Heer is de Vergevensgezind, Bezitter van de Barmhartigheid. Indien Hij hen zou grijpen voor wat zij verricht hebben, dan zou bij zeker de bestraffing voor hen versneld hebben. Maar voor hen is er de afspraak (op de Dag van de Opstanding), nooit zullen zij buiten Hem een toevlucht vinden. (58)
وَتِلْكَ الْقُرَى أَهْلَكْنَاهُمْ لَمَّا ظَلَمُوا وَجَعَلْنَا لِمَهْلِكِهِم مَّوْعِدًا ﴿٥٩﴾
18/Al-Kahf-59: Watilka alqura ahlaknahum lamma thalamoo wajaAAalna limahlikihim mawAAidan
En dat zijn de steden die Wij vernietigd hebben toen zij onrechtvaardig waren; en Wij hebben voor hun vernietiging een tijdstip bepaald. (59)
وَإِذْ قَالَ مُوسَى لِفَتَاهُ لَا أَبْرَحُ حَتَّى أَبْلُغَ مَجْمَعَ الْبَحْرَيْنِ أَوْ أَمْضِيَ حُقُبًا ﴿٦٠﴾
18/Al-Kahf-60: Wa-ith qala moosa lifatahu la abrahu hatta ablugha majmaAAa albahrayni aw amdiya huquban
En (gedenkt) toein Môesa tot zijn gezel zei: "Ik zal niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van de twee zeeën bereik, of ik zal altijd doorgaan." (60)
فَلَمَّا بَلَغَا مَجْمَعَ بَيْنِهِمَا نَسِيَا حُوتَهُمَا فَاتَّخَذَ سَبِيلَهُ فِي الْبَحْرِ سَرَبًا ﴿٦١﴾
18/Al-Kahf-61: Falamma balagha majmaAAa baynihima nasiya hootahuma faittakhatha sabeelahu fee albahri saraban
En toen zij de samenvloeiing van belde bereikten, vergaten zij hun vis, die zich vrijelijk zijn weg in de zee zocht. (61)