Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٦ / صفحة ٣٠٩

Maryam 52-64, Koran - Djuz' 16 - Pagina 309

Djuz'-16, Pagina-309 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-16, Pagina-309 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-16, Pagina-309 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَنَادَيْنَاهُ مِن جَانِبِ الطُّورِ الْأَيْمَنِ وَقَرَّبْنَاهُ نَجِيًّا ﴿٥٢﴾
19/Maryam-52: Wanadaynahu min janibi alttoori al-aymani waqarrabnahu najiyyan
En Wij riepen hem van de rechterzijde van (de berg) Thôer en Wij brachten hem dichterbij Ons, zachtjes smekend. (52)
وَوَهَبْنَا لَهُ مِن رَّحْمَتِنَا أَخَاهُ هَارُونَ نَبِيًّا ﴿٥٣﴾
19/Maryam-53: Wawahabna lahu min rahmatina akhahu haroona nabiyyan
En Wij schonken hem van Onze Barnhartigheid zijn broeder Hârôen, een Profeet. (53)
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ إِسْمَاعِيلَ إِنَّهُ كَانَ صَادِقَ الْوَعْدِ وَكَانَ رَسُولًا نَّبِيًّا ﴿٥٤﴾
19/Maryam-54: Waothkur fee alkitabi ismaAAeela innahu kana sadiqa alwaAAdi wakana rasoolan nabiyyan
En vertel in het Boek over Ismâ'îl: hij was trouw aan zijn beloften en hij was een Boodschapper, een Profeet. (54)
وَكَانَ يَأْمُرُ أَهْلَهُ بِالصَّلَاةِ وَالزَّكَاةِ وَكَانَ عِندَ رَبِّهِ مَرْضِيًّا ﴿٥٥﴾
19/Maryam-55: Wakana ya/muru ahlahu bialssalati waalzzakati wakana AAinda rabbihi mardiyyan
En hij placht zijn familie de shalât en de zakât te bevelen en hij vond welbehagen bij zijn Heer. (55)
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ إِدْرِيسَ إِنَّهُ كَانَ صِدِّيقًا نَّبِيًّا ﴿٥٦﴾
19/Maryam-56: Waothkur fee alkitabi idreesa innahu kana siddeeqan nabiyyan
En vertel in het Boek over Isrîs: hij was een oprechte, een Profeet. (56)
وَرَفَعْنَاهُ مَكَانًا عَلِيًّا ﴿٥٧﴾
19/Maryam-57: WarafaAAnahu makanan AAaliyyan
En Wij verhieven hem in een verheven positie. (57)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ أَنْعَمَ اللَّهُ عَلَيْهِم مِّنَ النَّبِيِّينَ مِن ذُرِّيَّةِ آدَمَ وَمِمَّنْ حَمَلْنَا مَعَ نُوحٍ وَمِن ذُرِّيَّةِ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْرَائِيلَ وَمِمَّنْ هَدَيْنَا وَاجْتَبَيْنَا إِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُ الرَّحْمَن خَرُّوا سُجَّدًا وَبُكِيًّا* ﴿٥٨﴾
19/Maryam-58: Ola-ika allatheena anAAama Allahu AAalayhim mina alnnabiyyeena min thurriyyati adama wamimman hamalna maAAa noohin wamin thurriyyati ibraheema wa-isra-eela wamimman hadayna waijtabayna itha tutla AAalayhim ayatu alrrahmani kharroo sujjadan wabukiyyan
Zij zijn degenen die Allah begenadigd heeft onder de Profeten van de nakomelingen van Adam en degenen die Wij met Nôeh (in de ark) droegen en onder de nakomelingen van Ibrâhîm en Isrâ'îl en onder hen die Wij geleid en uitgekozen hebben. Wanneer aan ben de Verzen van de Barmhartige worden voorgedragen, buigen zij knielend neer en huilen. (58)
فَخَلَفَ مِن بَعْدِهِمْ خَلْفٌ أَضَاعُوا الصَّلَاةَ وَاتَّبَعُوا الشَّهَوَاتِ فَسَوْفَ يَلْقَوْنَ غَيًّا ﴿٥٩﴾
19/Maryam-59: Fakhalafa min baAAdihim khalfun adaAAoo alssalata waittabaAAoo alshshahawati fasawfa yalqawna ghayyan
Maar na ben volgden andere generaties, die de shalât achterwege lieten en de begeerten volgden. Daarom zullen zij verlies tegemoet zien. (59)
إِلَّا مَن تَابَ وَآمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا فَأُوْلَئِكَ يَدْخُلُونَ الْجَنَّةَ وَلَا يُظْلَمُونَ شَيْئًا ﴿٦٠﴾
19/Maryam-60: Illa man taba waamana waAAamila salihan faola-ika yadkhuloona aljannata wala yuthlamoona shay-an
Behalve wie berouw toont en gelooft en goede daden verricht. Zij zijn het die het Paradijs zullen binnentreden en hun zal geen onkel onrecht aangedaan worden. (60)
جَنَّاتِ عَدْنٍ الَّتِي وَعَدَ الرَّحْمَنُ عِبَادَهُ بِالْغَيْبِ إِنَّهُ كَانَ وَعْدُهُ مَأْتِيًّا ﴿٦١﴾
19/Maryam-61: Jannati AAadnin allatee waAAada alrrahmanu AAibadahu bialghaybi innahu kana waAAduhu ma/tiyyan
Tuinen van 'Adn (het Paradijs) die de Barmhartige aan zijn dienaren in het onwaarneembare beloofde. Voorwaar, (de vervulling van) Zijn belofse vindt zeker plaats. (61)
لَا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًا إِلَّا سَلَامًا وَلَهُمْ رِزْقُهُمْ فِيهَا بُكْرَةً وَعَشِيًّا ﴿٦٢﴾
19/Maryam-62: La yasmaAAoona feeha laghwan illa salaman walahum rizquhum feeha bukratan waAAashiyyan
Zij zullen daarin geen onzinnige gesprekken horen, maar slechts 'Vrede' en daarin is voor hen levensonderhoud, 's ochtends en 's avonds. (62)
تِلْكَ الْجَنَّةُ الَّتِي نُورِثُ مِنْ عِبَادِنَا مَن كَانَ تَقِيًّا ﴿٦٣﴾
19/Maryam-63: Tilka aljannatu allatee noorithu min AAibadina man kana taqiyyan
Dat is het Paradijs dat Wij Onze dienaren die (Allah) vrezen doen erven. (63)
وَمَا نَتَنَزَّلُ إِلَّا بِأَمْرِ رَبِّكَ لَهُ مَا بَيْنَ أَيْدِينَا وَمَا خَلْفَنَا وَمَا بَيْنَ ذَلِكَ وَمَا كَانَ رَبُّكَ نَسِيًّا ﴿٦٤﴾
19/Maryam-64: Wama natanazzalu illa bi-amri rabbika lahu ma bayna aydeena wama khalfana wama bayna thalika wama kana rabbuka nasiyyan
Wij (Engelen) dalen slechts op bevel van jouw Heer neer. Aan Hem behoort alles wat voor ons is en wat achter ons is en wat ertussen is. En jouw Heer is niet vergeetachtig. (64)