Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٠ / صفحة ٣٨٢

An-Naml 56-63, Koran - Djuz' 20 - Pagina 382

Djuz'-20, Pagina-382 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-20, Pagina-382 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-20, Pagina-382 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِ إِلَّا أَن قَالُوا أَخْرِجُوا آلَ لُوطٍ مِّن قَرْيَتِكُمْ إِنَّهُمْ أُنَاسٌ يَتَطَهَّرُونَ ﴿٥٦﴾
27/An-Naml-56: Fama kana jawaba qawmihi illa an qaloo akhrijoo ala lootin min qaryatikum innahum onasun yatatahharoona
Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: "Verdrijft de familie van Lôeth uit jullie stad: voorwaar, zij zijn mensen die zich reinigen." (56)
فَأَنجَيْنَاهُ وَأَهْلَهُ إِلَّا امْرَأَتَهُ قَدَّرْنَاهَا مِنَ الْغَابِرِينَ ﴿٥٧﴾
27/An-Naml-57: Faanjaynahu waahlahu illa imraatahu qaddarnaha mina alghabireena
Toen redden Wij hem en zijn familie, behalve zijn vrouw: Wij bepaalden dat zij tot de achterblijvers behoorde. (57)
وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِم مَّطَرًا فَسَاء مَطَرُ الْمُنذَرِينَ ﴿٥٨﴾
27/An-Naml-58: Waamtarna AAalayhim mataran fasaa mataru almunthareena
En Wij deden op hen een (vulkanische) regen neerdalen: en slecht was de regen voor de gewaarschuwden. (58)
قُلِ الْحَمْدُ لِلَّهِ وَسَلَامٌ عَلَى عِبَادِهِ الَّذِينَ اصْطَفَى آللَّهُ خَيْرٌ أَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٥٩﴾
27/An-Naml-59: Quli alhamdu lillahi wasalamun AAala AAibadihi allatheena istafa allahu khayrun amma yushrikoona
Zeg (O Moehammad): "Alle lof zij Allah en vrede voor Zijn dienaren en degenen die Hij verkoos." Is Allah beter, of wat zij (Hem) aan deelgenoten toekennen? (59)
أَمَّنْ خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَأَنزَلَ لَكُم مِّنَ السَّمَاء مَاء فَأَنبَتْنَا بِهِ حَدَائِقَ ذَاتَ بَهْجَةٍ مَّا كَانَ لَكُمْ أَن تُنبِتُوا شَجَرَهَا أَإِلَهٌ مَّعَ اللَّهِ بَلْ هُمْ قَوْمٌ يَعْدِلُونَ ﴿٦٠﴾
27/An-Naml-60: Amman khalaqa alssamawati waal-arda waanzala lakum mina alssama-i maan faanbatna bihi hada-iqa thata bahjatin ma kana lakum an tunbitoo shajaraha a-ilahun maAAa Allahi bal hum qawmun yaAAdiloona
Of wie heeft de hemelen en de aarde geschapen en water uit de hemel neergezonden, waarmee Wij prachtige tuinen doen groeien? Jullie zijn niet in staat haar bomen te doen groeien. Is er een god naast Allah? Welnee, zij (die dit beweren) behoren tot een volk dat afwijkt (van de Waarheid). (60)
أَمَّن جَعَلَ الْأَرْضَ قَرَارًا وَجَعَلَ خِلَالَهَا أَنْهَارًا وَجَعَلَ لَهَا رَوَاسِيَ وَجَعَلَ بَيْنَ الْبَحْرَيْنِ حَاجِزًا أَإِلَهٌ مَّعَ اللَّهِ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٦١﴾
27/An-Naml-61: Amman jaAAala al-arda qararan wajaAAala khilalaha anharan wajaAAala laha rawasiya wajaAAala bayna albahrayni hajizan a-ilahun maAAa Allahi bal aktharuhum la yaAAlamoona
Of wie heeft de aarde als een verblijfplaats gemaakt en daardoor rivieren getrokken en daarop stevige bergen geplaatst en een scheiding tussen de twee zeeën gemaakt? Is er een god naast Allah? Maar de meesten van hen weten het niet. (61)
أَمَّن يُجِيبُ الْمُضْطَرَّ إِذَا دَعَاهُ وَيَكْشِفُ السُّوءَ وَيَجْعَلُكُمْ خُلَفَاء الْأَرْضِ أَإِلَهٌ مَّعَ اللَّهِ قَلِيلًا مَّا تَذَكَّرُونَ ﴿٦٢﴾
27/An-Naml-62: Amman yujeebu almudtarra itha daAAahu wayakshifu alssoo-a wayajAAalukum khulafaa al-ardi a-ilahun maAAa Allahi qaleelan ma tathakkaroona
Of wie heeft de in nood verkerende verhoord, wanneer hij Hem aanroept, en het onheil van hem weggenomen en jullie gevolmachtigden gemaakt op de aarde? Is er een god naast Allah? En weinig is het dat jullie je laten vermanen! (62)
أَمَّن يَهْدِيكُمْ فِي ظُلُمَاتِ الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَمَن يُرْسِلُ الرِّيَاحَ بُشْرًا بَيْنَ يَدَيْ رَحْمَتِهِ أَإِلَهٌ مَّعَ اللَّهِ تَعَالَى اللَّهُ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٦٣﴾
27/An-Naml-63: Amman yahdeekum fee thulumati albarri waalbahri waman yursilu alrriyaha bushran bayna yaday rahmatihi a-ilahun maAAa Allahi taAAala Allahu AAamma yushrikoona
Of wie heeft jullie geleid in de duisternissen op het land en op de zee en wie heeft de winden als dragers van verheugende tijdingen voor Zijn Barmhartigheid uitgestuurd? Is er een god naast Allah? Verheven is Allah boven wat zij Hem aan deelgenoten toekennen! (63)