Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٢٠ / صفحة ٣٨٩
القرآن الكريم
»
جزئها ٢٠
»
القرآن الكريم / جزئها ٢٠ / صفحة ٣٨٩
Al-Qasas 29-35, Koran - Djuz' 20 - Pagina 389
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 20
»
Al-Qasas 29-35, Koran - Djuz' 20 - Pagina 389
Luister Koran Pagina-389
فَلَمَّا قَضَى مُوسَىالْأَجَلَ وَسَارَ بِأَهْلِهِ آنَسَ مِن جَانِبِ الطُّورِ نَارًا قَالَ لِأَهْلِهِ امْكُثُوا إِنِّي آنَسْتُ نَارًا لَّعَلِّي آتِيكُم مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ جَذْوَةٍ مِنَ النَّارِ لَعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ
﴿٢٩﴾
28/Al-Qasas-29: Falamma qada moosa al-ajala wasara bi-ahlihi anasa min janibi alttoori naran qala li-ahlihi omkuthoo innee anastu naran laAAallee ateekum minha bikhabarin aw jathwatin mina alnnari laAAallakum tastaloona
En toen Môesa de termijn vervuld had, en niet zijn familie reisde, zag hij aan de zijkant van (de berg) Thôer vuur. Hij zei tot zijn familie: "Blijft, want ik heb een vuur gezien. Moge ik jullie daarover nieuws brengen of een fakkel van het vuur meenemen, hopelijk verwarmen jullie (je ermee)." (29)
فَلَمَّا أَتَاهَا نُودِي مِن شَاطِئِ الْوَادِي الْأَيْمَنِ فِي الْبُقْعَةِ الْمُبَارَكَةِ مِنَ الشَّجَرَةِ أَن يَا مُوسَى إِنِّي أَنَا اللَّهُ رَبُّ الْعَالَمِينَ
﴿٣٠﴾
28/Al-Qasas-30: Falamma ataha noodiya min shati-i alwadi al-aymani fee albuqAAati almubarakati mina alshshajarati an ya moosa innee ana Allahu rabbu alAAalameena
Maar toen hij daar ankwam, werd hij geroepen vanaf de rechterzijde van de vallei, op de gezegende plaats, van bij een boom: "O Môesa, voorwaar, Ik ben Allah, Heer der Werelden! (30)
وَأَنْ أَلْقِ عَصَاكَ فَلَمَّا رَآهَا تَهْتَزُّ كَأَنَّهَا جَانٌّ وَلَّى مُدْبِرًا وَلَمْ يُعَقِّبْ يَا مُوسَى أَقْبِلْ وَلَا تَخَفْ إِنَّكَ مِنَ الْآمِنِينَ
﴿٣١﴾
28/Al-Qasas-31: Waan alqi AAasaka falamma raaha tahtazzu kaannaha jannun walla mudbiran walam yuAAaqqib ya moosa aqbil wala takhaf innaka mina al-amineena
En werp jouw staf neer!" Toen hij deze zag, bewoog die alsof zij een slang was, toen keerde hij zich haastig om, en koek niet om. (Allah zei:) "O Môesa, kom naderbij, en wees niet bang: voorwaar, jij behoort tot hen die veilig zijn. (31)
اسْلُكْ يَدَكَ فِي جَيْبِكَ تَخْرُجْ بَيْضَاء مِنْ غَيْرِ سُوءٍ وَاضْمُمْ إِلَيْكَ جَنَاحَكَ مِنَ الرَّهْبِ فَذَانِكَ بُرْهَانَانِ مِن رَّبِّكَ إِلَى فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ إِنَّهُمْ كَانُوا قَوْمًا فَاسِقِينَ
﴿٣٢﴾
28/Al-Qasas-32: Osluk yadaka fee jaybika takhruj baydaa min ghayri soo-in waodmum ilayka janahaka mina alrrahbi fathanika burhanani min rabbika ila firAAawna wamala-ihi innahum kanoo qawman fasiqeena
Stop jouw hand onder jouw kraag, en hij zal wit schijnen, zonder ziek te zijn. En hou jouw arm tegen jouw zijde tegen de angst. Dit zijn twee Tekenen van jouw Heer tegen Fir'aun en zijn vooraanstanden. Voorwaar, zij zijn een zwaar zondig volk."' (32)
قَالَ رَبِّ إِنِّي قَتَلْتُ مِنْهُمْ نَفْسًا فَأَخَافُ أَن يَقْتُلُونِ
﴿٣٣﴾
28/Al-Qasas-33: Qala rabbi innee qataltu minhum nafsan faakhafu an yaqtulooni
Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb iemand van hen doodgeslagen en ik ben bang dat zij mij doden. (33)
وَأَخِي هَارُونُ هُوَ أَفْصَحُ مِنِّي لِسَانًا فَأَرْسِلْهُ مَعِيَ رِدْءًا يُصَدِّقُنِي إِنِّي أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ
﴿٣٤﴾
28/Al-Qasas-34: Waakhee haroonu huwa afsahu minnee lisanan faarsilhu maAAiya rid-an yusaddiqunee innee akhafu an yukaththibooni
Mijn broeder Hârôen kan beter spreken dan ik. Stuur hem daarom met mij als een helper die mij bevestigt: voorwaar, ik ben bang dat zij mij loochenen." (34)
قَالَ سَنَشُدُّ عَضُدَكَ بِأَخِيكَ وَنَجْعَلُ لَكُمَا سُلْطَانًا فَلَا يَصِلُونَ إِلَيْكُمَا بِآيَاتِنَا أَنتُمَا وَمَنِ اتَّبَعَكُمَا الْغَالِبُونَ
﴿٣٥﴾
28/Al-Qasas-35: Qala sanashuddu AAadudaka bi-akheeka wanajAAalu lakuma sultanan fala yasiloona ilaykuma bi-ayatina antuma wamani ittabaAAakuma alghaliboona
Hij (Allah) zei: "Wij zallen jou versterken met jouw broeder en Wij zullen jullie beiden gezag geven, zodat zij jullie niet kunnen bereiken. (Vertrek) met Onze Tekenen, jullie beiden en degenen die jullie volgen zullen overwinnaars zijn." (35)