Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢١ / صفحة ٤٠٥

Ar-Rum 6-15, Koran - Djuz' 21 - Pagina 405

Djuz'-21, Pagina-405 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-21, Pagina-405 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-21, Pagina-405 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَعْدَ اللَّهِ لَا يُخْلِفُ اللَّهُ وَعْدَهُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٦﴾
30/Ar-Rum-6: WaAAda Allahi la yukhlifu Allahu waAAdahu walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
Als een belofte van Allah. Allah breekt Zijn belofte niet, maar de meeste mensen weten het niet. (6)
يَعْلَمُونَ ظَاهِرًا مِّنَ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَهُمْ عَنِ الْآخِرَةِ هُمْ غَافِلُونَ ﴿٧﴾
30/Ar-Rum-7: YaAAlamoona thahiran mina alhayati alddunya wahum AAani al-akhirati hum ghafiloona
Zij kennen het uiterlijke van het wereldse leven, terwijl zij met betrekking tot het Hiernamaals onachtzamen zijn. (7)
أَوَلَمْ يَتَفَكَّرُوا فِي أَنفُسِهِمْ مَا خَلَقَ اللَّهُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا إِلَّا بِالْحَقِّ وَأَجَلٍ مُّسَمًّى وَإِنَّ كَثِيرًا مِّنَ النَّاسِ بِلِقَاء رَبِّهِمْ لَكَافِرُونَ ﴿٨﴾
30/Ar-Rum-8: Awa lam yatafakkaroo fee anfusihim ma khalaqa Allahu alssamawati waal-arda wama baynahuma illa bialhaqqi waajalin musamman wa-inna katheeran mina alnnasi biliqa-i rabbihim lakafiroona
En denken zij niet na over zichzelf? Allah heet de hemelen en de aarde en wat daartussen is, niet geschapen dan in Waarheid en voor een vastgestelde termijn. En voorwaar, de meeste mensen geloven zeker niet in de ontmoeting met hun Heer. (8)
أَوَلَمْ يَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَيَنظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَانُوا أَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةً وَأَثَارُوا الْأَرْضَ وَعَمَرُوهَا أَكْثَرَ مِمَّا عَمَرُوهَا وَجَاءتْهُمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا كَانَ اللَّهُ لِيَظْلِمَهُمْ وَلَكِن كَانُوا أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٩﴾
30/Ar-Rum-9: Awa lam yaseeroo fee al-ardi fayanthuroo kayfa kana AAaqibatu allatheena min qablihim kanoo ashadda minhum quwwatan waatharoo al-arda waAAamarooha akthara mimma AAamarooha wajaat-hum rusuluhum bialbayyinati fama kana Allahu liyathlimahum walakin kanoo anf
En reizen zij (ongelovigen) niet op de aarde, zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij waren sterker in kracht dan zij. En zij bewerkten de aarde en zij bebouwden haar meer dan zij (de ongelovigen) haar bebouwden. En hun Boodschappers waren tot hen gekomen met de duidelijke bewijzen. Het was Allah niet die hun onrecht aandeed, maar zij deden zichzelf onrecht aan. (9)
ثُمَّ كَانَ عَاقِبَةَ الَّذِينَ أَسَاؤُوا السُّوأَى أَن كَذَّبُوا بِآيَاتِ اللَّهِ وَكَانُوا بِهَا يَسْتَهْزِؤُون ﴿١٠﴾
30/Ar-Rum-10: Thumma kana AAaqibata allatheena asaoo alssoo-a an kaththaboo bi-ayati Allahi wakanoo biha yastahzi-oona
Daarna was de ergste bestraffing het einde van degenen die slechte werken verrichtten, omdat zij de Verzen van Allah loochenden en zij er de spot mee plachten te drijven. (10)
اللَّهُ يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿١١﴾
30/Ar-Rum-11: Allahu yabdao alkhalqa thumma yuAAeeduhu thumma ilayhi turjaAAoona
Allah schept de schepping, daarop wekt Hij haar op en tenslotte worden jullie tot Hem terruggekeerd. (11)
وَيَوْمَ تَقُومُ السَّاعَةُ يُبْلِسُ الْمُجْرِمُونَ ﴿١٢﴾
30/Ar-Rum-12: Wayawma taqoomu alssaAAatu yublisu almujrimoona
En op de Dag waarop het Uur valt wanhopen de zondaren. (12)
وَلَمْ يَكُن لَّهُم مِّن شُرَكَائِهِمْ شُفَعَاء وَكَانُوا بِشُرَكَائِهِمْ كَافِرِينَ ﴿١٣﴾
30/Ar-Rum-13: Walam yakun lahum min shuraka-ihim shufaAAao wakanoo bishuraka-ihim kafireena
Er is voor hen onder hun afgoden geen voorspreker en zij zullen hun afgoden ontkennen. (13)
وَيَوْمَ تَقُومُ السَّاعَةُ يَوْمَئِذٍ يَتَفَرَّقُونَ ﴿١٤﴾
30/Ar-Rum-14: Wayawma taqoomu alssaAAatu yawma-ithin yatafarraqoona
Op de Dag waarop het Uur valt, op die Dag zullen zij gegroepeerd worden. (14)
فَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ فَهُمْ فِي رَوْضَةٍ يُحْبَرُونَ ﴿١٥﴾
30/Ar-Rum-15: Faamma allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati fahum fee rawdatin yuhbaroona
Wat degenen die geloven en goede daden verrichten betreft: zij zullen in een hof worden verblijd. (15)