Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢١ / صفحة ٤٠٩

Ar-Rum 42-50, Koran - Djuz' 21 - Pagina 409

Djuz'-21, Pagina-409 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-21, Pagina-409 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-21, Pagina-409 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قُلْ سِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَانظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِينَ مِن قَبْلُ كَانَ أَكْثَرُهُم مُّشْرِكِينَ ﴿٤٢﴾
30/Ar-Rum-42: Qul seeroo fee al-ardi faonthuroo kayfa kana AAaqibatu allatheena min qablu kana aktharuhum mushrikeena
Zeg: "Reist op aarde en zie hoe het einde was van degenen vóór hen." De meegen van hen waren veelgoden aanbidders. (42)
فَأَقِمْ وَجْهَكَ لِلدِّينِ الْقَيِّمِ مِن قَبْلِ أَن يَأْتِيَ يَوْمٌ لَّا مَرَدَّ لَهُ مِنَ اللَّهِ يَوْمَئِذٍ يَصَّدَّعُونَ ﴿٤٣﴾
30/Ar-Rum-43: Faaqim wajhaka lilddeeni alqayyimi min qabli an ya/tiya yawmun la maradda lahu mina Allahi yawma-ithin yassaddaAAoona
Wend daarom jouw aangezicht tot de juiste godsdienst vóórdat er van Allah een Dag komt die onafwendbaar is. Op die Dag worden zij gegroepeerd. (43)
مَن كَفَرَ فَعَلَيْهِ كُفْرُهُ وَمَنْ عَمِلَ صَالِحًا فَلِأَنفُسِهِمْ يَمْهَدُونَ ﴿٤٤﴾
30/Ar-Rum-44: Man kafara faAAalayhi kufruhu waman AAamila salihan fali-anfusihim yamhadoona
Wie niet gelooft is verantwoordelijk voor zijn ongeloof. En degenen die goede daden verrichten, zij hebben voor zichzelf voorbereidingen getroffen. (44)
لِيَجْزِيَ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ مِن فَضْلِهِ إِنَّهُ لَا يُحِبُّ الْكَافِرِينَ ﴿٤٥﴾
30/Ar-Rum-45: Liyajziya allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati min fadlihi innahu la yuhibbu alkafireena
Opdat Hij degenen die geloven en goede werken verrichten zal belonen, van Zijn gunst. Voorwaar, Hij houdt niet van de ongelovigen. (45)
وَمِنْ آيَاتِهِ أَن يُرْسِلَ الرِّيَاحَ مُبَشِّرَاتٍ وَلِيُذِيقَكُم مِّن رَّحْمَتِهِ وَلِتَجْرِيَ الْفُلْكُ بِأَمْرِهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٤٦﴾
30/Ar-Rum-46: Wamin ayatihi an yursila alrriyaha mubashshiratin waliyutheeqakum min rahmatihi walitajriya alfulku bi-amrihi walitabtaghoo min fadlihi walaAAallakum tashkuroona
En tot Zijn Tekenen behoort dat Hij de winden zendt als verkondigers van verheugende tijdingen en om jullie van Zijn Barmhartigheid te doen proeven. En opdat de schepen varen op Zijn bevel en opdat jullie Zijn gunst zoeken. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (46)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ رُسُلًا إِلَى قَوْمِهِمْ فَجَاؤُوهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَانتَقَمْنَا مِنَ الَّذِينَ أَجْرَمُوا وَكَانَ حَقًّا عَلَيْنَا نَصْرُ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٤٧﴾
30/Ar-Rum-47: Walaqad arsalna min qablika rusulan ila qawmihim fajaoohum bialbayyinati faintaqamna mina allatheena ajramoo wakana haqqan AAalayna nasru almu/mineena
En voorzeker, Wij hebben vóór jou Boodschappers tot kan volken gezonden, en zij kwamen tot hen met de duidelijke bewijzen, waarna Wij degenen die zonden begingen vergolden. En Wij hebben Onszelf verplicht de gelovigen te helpen. (47)
اللَّهُ الَّذِي يُرْسِلُ الرِّيَاحَ فَتُثِيرُ سَحَابًا فَيَبْسُطُهُ فِي السَّمَاء كَيْفَ يَشَاء وَيَجْعَلُهُ كِسَفًا فَتَرَى الْوَدْقَ يَخْرُجُ مِنْ خِلَالِهِ فَإِذَا أَصَابَ بِهِ مَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ إِذَا هُمْ يَسْتَبْشِرُونَ ﴿٤٨﴾
30/Ar-Rum-48: Allahu allathee yursilu alrriyaha fatutheeru sahaban fayabsutuhu fee alssama-i kayfa yashao wayajAAaluhu kisafan fatara alwadqa yakhruju min khilalihi fa-itha asaba bihi man yashao min AAibadihi itha hum yastabshiroona
Allah is Degene Die de winden zendt die dan wolken voortdrijven, waarna Hij hen in de hemel uitspreidt hoe Hij wil, en hen in stukken verdeelt. Dan zie jij de regen vanuit hun midden komen. Fn wanneer deze neerkomt op wie Hij wil van Zijn dienaren verheugen zij zich. (48)
وَإِن كَانُوا مِن قَبْلِ أَن يُنَزَّلَ عَلَيْهِم مِّن قَبْلِهِ لَمُبْلِسِينَ ﴿٤٩﴾
30/Ar-Rum-49: Wa-in kanoo min qabli an yunazzala AAalayhim min qablihi lamubliseena
Hoewel zij, vóórdat deze op hen neer wordt gezonden, zeker wanhoopten. (49)
فَانظُرْ إِلَى آثَارِ رَحْمَتِ اللَّهِ كَيْفَ يُحْيِي الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا إِنَّ ذَلِكَ لَمُحْيِي الْمَوْتَى وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٥٠﴾
30/Ar-Rum-50: Faonthur ila athari rahmati Allahi kayfa yuhyee al-arda baAAda mawtiha inna thalika lamuhyee almawta wahuwa AAala kulli shay-in qadeerun
Zie dan de sporen van de Barmhartigheid van Allah: hoe Hij de aarde doet leven na haar dood. Voorwaar, zo is Hij Die de doden zeker doet leven. En Hij is Almachtig over alle zaken. (50)