Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٢٤ / صفحة ٤٧١
القرآن الكريم
»
جزئها ٢٤
»
القرآن الكريم / جزئها ٢٤ / صفحة ٤٧١
Ghafir 34-40, Koran - Djuz' 24 - Pagina 471
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 24
»
Ghafir 34-40, Koran - Djuz' 24 - Pagina 471
Luister Koran Pagina-471
وَلَقَدْ جَاءكُمْ يُوسُفُ مِن قَبْلُ بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا زِلْتُمْ فِي شَكٍّ مِّمَّا جَاءكُم بِهِ حَتَّى إِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَن يَبْعَثَ اللَّهُ مِن بَعْدِهِ رَسُولًا كَذَلِكَ يُضِلُّ اللَّهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ مُّرْتَابٌ
﴿٣٤﴾
40/Ghafir-34: Walaqad jaakum yoosufu min qablu bialbayyinati fama ziltum fee shakkin mimma jaakum bihi hatta itha halaka qultum lan yabAAatha Allahu min baAAdihi rasoolan kathalika yudillu Allahu man huwa musrifun murtabun
En voorzeker, Yôesoef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: "Allah zal na hem nooit meer een Boodschapper sturen." Zo doet Allah degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is. (34)
الَّذِينَ يُجَادِلُونَ فِي آيَاتِ اللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَانٍ أَتَاهُمْ كَبُرَ مَقْتًا عِندَ اللَّهِ وَعِندَ الَّذِينَ آمَنُوا كَذَلِكَ يَطْبَعُ اللَّهُ عَلَى كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍ جَبَّارٍ
﴿٣٥﴾
40/Ghafir-35: Allatheena yujadiloona fee ayati Allahi bighayri sultanin atahum kabura maqtan AAinda Allahi waAAinda allatheena amanoo kathalika yatbaAAu Allahu AAala kulli qalbi mutakabbirin jabbarin
(Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allah en bij degenen die geloven. Ze verzegek Allah het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker. (35)
وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَا هَامَانُ ابْنِ لِي صَرْحًا لَّعَلِّي أَبْلُغُ الْأَسْبَابَ
﴿٣٦﴾
40/Ghafir-36: Waqala firAAawnu ya hamanu ibni lee sarhan laAAallee ablughu al-asbaba
En Fir'aun zei: "O Hâmân, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten. (36)
أَسْبَابَ السَّمَاوَاتِ فَأَطَّلِعَ إِلَى إِلَهِ مُوسَى وَإِنِّي لَأَظُنُّهُ كَاذِبًا وَكَذَلِكَ زُيِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوءُ عَمَلِهِ وَصُدَّ عَنِ السَّبِيلِ وَمَا كَيْدُ فِرْعَوْنَ إِلَّا فِي تَبَابٍ
﴿٣٧﴾
40/Ghafir-37: Asbaba alssamawati faattaliAAa ila ilahi moosa wa-innee laathunnuhu kathiban wakathalika zuyyina lifirAAawna soo-o AAamalihi wasudda AAani alssabeeli wama kaydu firAAawna illa fee tababin
De pomen van de hemelen, zodat ik de God van Môesa kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is." En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de Weg voor Fir'aun schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Fir'aun kan niet anden dan mislukken. (37)
وَقَالَ الَّذِي آمَنَ يَا قَوْمِ اتَّبِعُونِ أَهْدِكُمْ سَبِيلَ الرَّشَادِ
﴿٣٨﴾
40/Ghafir-38: Waqala allathee amana ya qawmi ittabiAAooni ahdikum sabeela alrrashadi
En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte Weg. (38)
يَا قَوْمِ إِنَّمَا هَذِهِ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا مَتَاعٌ وَإِنَّ الْآخِرَةَ هِيَ دَارُ الْقَرَارِ
﴿٣٩﴾
40/Ghafir-39: Ya qawmi innama hathihi alhayatu alddunya mataAAun wa-inna al-akhirata hiya daru alqarari
O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats." (39)
مَنْ عَمِلَ سَيِّئَةً فَلَا يُجْزَى إِلَّا مِثْلَهَا وَمَنْ عَمِلَ صَالِحًا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَى وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَأُوْلَئِكَ يَدْخُلُونَ الْجَنَّةَ يُرْزَقُونَ فِيهَا بِغَيْرِ حِسَابٍ
﴿٤٠﴾
40/Ghafir-40: Man AAamila sayyi-atan fala yujza illa mithlaha waman AAamila salihan min thakarin aw ontha wahuwa mu/minun faola-ika yadkhuloona aljannata yurzaqoona feeha bighayri hisabin
Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening. (40)