Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٧ / صفحة ٥٤١

Al-Hadid 25-29, Koran - Djuz' 27 - Pagina 541

Djuz'-27, Pagina-541 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-27, Pagina-541 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-27, Pagina-541 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
لَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلَنَا بِالْبَيِّنَاتِ وَأَنزَلْنَا مَعَهُمُ الْكِتَابَ وَالْمِيزَانَ لِيَقُومَ النَّاسُ بِالْقِسْطِ وَأَنزَلْنَا الْحَدِيدَ فِيهِ بَأْسٌ شَدِيدٌ وَمَنَافِعُ لِلنَّاسِ وَلِيَعْلَمَ اللَّهُ مَن يَنصُرُهُ وَرُسُلَهُ بِالْغَيْبِ إِنَّ اللَّهَ قَوِيٌّ عَزِيزٌ ﴿٢٥﴾
57/Al-Hadid-25: Laqad arsalna rusulana bialbayyinati waanzalna maAAahumu alkitaba waalmeezana liyaqooma alnnasu bialqisti waanzalna alhadeeda feehi ba/sun shadeedun wamanafiAAu lilnnasi waliyaAAlama Allahu man yansuruhu warusulahu bialghaybi inna Allaha qawiyyun AAazeezu
Voorzeker, Wij hebben Onze Boodschappers met de duidelijke bewijzen gezonden en Wij hebben met hen het Boek en de wetgeving neergezonden, opdat de mens in het midden zou staan (rechtvaardig zou handelen). En Wij hebben het ijzer neergezonden, waarin grote macht is en voordelen voor de mensheid, opdat Allah zou doen weten wie Hem en Zijn Boodschappers helpt, zonder dat hij (bv. Allah en het Paradijs) kan waarnemen. Voorwaar, Allah is Sterk, Geweldig. (25)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا نُوحًا وَإِبْرَاهِيمَ وَجَعَلْنَا فِي ذُرِّيَّتِهِمَا النُّبُوَّةَ وَالْكِتَابَ فَمِنْهُم مُّهْتَدٍ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ فَاسِقُونَ ﴿٢٦﴾
57/Al-Hadid-26: Walaqad arsalna noohan wa-ibraheema wajaAAalna fee thurriyyatihima alnnubuwwata waalkitaba faminhum muhtadin wakatheerun minhum fasiqoona
En voorzeker zonden Wij Nôeh en Ibrâhîm en vestigden onder hun nakomelingen het Profeetschap en de Schrift. Onder hen waren er die de Leiding volgden, maar velen onder hen waren zwaar zondigen. (26)
ثُمَّ قَفَّيْنَا عَلَى آثَارِهِم بِرُسُلِنَا وَقَفَّيْنَا بِعِيسَى ابْنِ مَرْيَمَ وَآتَيْنَاهُ الْإِنجِيلَ وَجَعَلْنَا فِي قُلُوبِ الَّذِينَ اتَّبَعُوهُ رَأْفَةً وَرَحْمَةً وَرَهْبَانِيَّةً ابْتَدَعُوهَا مَا كَتَبْنَاهَا عَلَيْهِمْ إِلَّا ابْتِغَاء رِضْوَانِ اللَّهِ فَمَا رَعَوْهَا حَقَّ رِعَايَتِهَا فَآتَيْنَا الَّذِينَ آمَنُوا مِنْهُمْ أَجْرَهُمْ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ فَاسِقُونَ ﴿٢٧﴾
57/Al-Hadid-27: Thumma qaffayna AAala atharihim birusulina waqaffayna biAAeesa ibni maryama waataynahu al-injeela wajaAAalna fee quloobi allatheena ittabaAAoohu ra/fatan warahmatan warahbaniyyatan ibtadaAAooha ma katabnaha AAalayhim illa ibtighaa ridwani Allahi fama raAA
Vervolgens deden Wij Onze Boodschappers elkaar in hun sporen opvolgen. En Wij deden 'Îsa, de zoon van Maryam, volgen en Wij gaven hem de Indjîl. En Wij plaatsten in de harten van degenen die hem volgden mededogen en barmhartigheid. En het monnikwezen (celibaat), dat hebben zij (zelf) toegevoegd; Wij hebben het hun niet voorgeschreven. (Zij deden het) slechts om het welbehagen van Allah te zoeken. Daarna onderhielden zij het niet naar behoren en Wij gaven degenen die geloven onder hen hun beloning, maar velen onder hen waren zwaar zondigen. (27)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا اتَّقُوا اللَّهَ وَآمِنُوا بِرَسُولِهِ يُؤْتِكُمْ كِفْلَيْنِ مِن رَّحْمَتِهِ وَيَجْعَل لَّكُمْ نُورًا تَمْشُونَ بِهِ وَيَغْفِرْ لَكُمْ وَاللَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٢٨﴾
57/Al-Hadid-28: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha waaminoo birasoolihi yu/tikum kiflayni min rahmatihi wayajAAal lakum nooran tamshoona bihi wayaghfir lakum waAllahu ghafoorun raheemun
O jullie die geloven, vreest Allah en gelooft in Zijn Boodschapper, dan zal Hij jullie dubbel van Zijn Barmhartigheid geven en jullie een licht geven waarmee jullie (recht) zullen voortgaan en Hij zal jullie vergeving schenken. En Allah is Vergevensgezind. Meest Barmhartig. (28)
لِئَلَّا يَعْلَمَ أَهْلُ الْكِتَابِ أَلَّا يَقْدِرُونَ عَلَى شَيْءٍ مِّن فَضْلِ اللَّهِ وَأَنَّ الْفَضْلَ بِيَدِ اللَّهِ يُؤْتِيهِ مَن يَشَاء وَاللَّهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِيمِ ﴿٢٩﴾
57/Al-Hadid-29: Li-alla yaAAlama ahlu alkitabi alla yaqdiroona AAala shay-in min fadli Allahi waanna alfadla biyadi Allahi yu/teehi man yashao waAllahu thoo alfadli alAAatheemi
Opdat de Lieden van de Schrift zullen weten dat zij geen enkele macht hebben over de gunst van Allah en dat de gunst in de Hand van Allah is. Hij geeft die aan wie Hij wil. En Allah is de Bezitter van de geweldige gunst. (29)