Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٤٢

Al-Baqarah 253-256, Koran - Djuz' 3 - Pagina 42

Djuz'-3, Pagina-42 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-3, Pagina-42 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-3, Pagina-42 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
تِلْكَ الرُّسُلُ فَضَّلْنَا بَعْضَهُمْ عَلَى بَعْضٍ مِّنْهُم مَّن كَلَّمَ اللّهُ وَرَفَعَ بَعْضَهُمْ دَرَجَاتٍ وَآتَيْنَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ الْبَيِّنَاتِ وَأَيَّدْنَاهُ بِرُوحِ الْقُدُسِ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا اقْتَتَلَ الَّذِينَ مِن بَعْدِهِم مِّن بَعْدِ مَا جَاءتْهُمُ الْبَيِّنَاتُ وَلَكِنِ اخْتَلَفُواْ فَمِنْهُم مَّنْ آمَنَ وَمِنْهُم مَّن كَفَرَ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا اقْتَتَلُواْ وَلَكِنَّ اللّهَ يَفْعَلُ مَا يُرِيدُ ﴿٢٥٣﴾
2/Al-Baqarah-253: Tilka alrrusulu faddalna baAAdahum AAala baAAdin minhum man kallama Allahu warafaAAa baAAdahum darajatin waatayna AAeesa ibna maryama albayyinati waayyadnahu biroohi alqudusi walaw shaa Allahu ma iqtatala allatheena min baAAdihim min baAAdi ma jaat-humu a
Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en onder hen zijn er die Hij (enkele) graden verheven heeft, en Wij hebben aan 'Isa, de zoon van Maryam, duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem niet de Heilige Geest (Djibrîl) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na lien niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen van hen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil. (253)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ أَنفِقُواْ مِمَّا رَزَقْنَاكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِيَ يَوْمٌ لاَّ بَيْعٌ فِيهِ وَلاَ خُلَّةٌ وَلاَ شَفَاعَةٌ وَالْكَافِرُونَ هُمُ الظَّالِمُونَ ﴿٢٥٤﴾
2/Al-Baqarah-254: Ya ayyuha allatheena amanoo anfiqoo mimma razaqnakum min qabli an ya/tiya yawmun la bayAAun feehi wala khullatun wala shafaAAatun waalkafiroona humu alththalimoona
O jullie die geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de Dag komt waarop er noch handel, noch voorspraak zal zijn. En de ongelovigen: zij zijn de onrechtvaardigen. (254)
اللّهُ لاَ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ الْحَيُّ الْقَيُّومُ لاَ تَأْخُذُهُ سِنَةٌ وَلاَ نَوْمٌ لَّهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ مَن ذَا الَّذِي يَشْفَعُ عِنْدَهُ إِلاَّ بِإِذْنِهِ يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَلاَ يُحِيطُونَ بِشَيْءٍ مِّنْ عِلْمِهِ إِلاَّ بِمَا شَاء وَسِعَ كُرْسِيُّهُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ وَلاَ يَؤُودُهُ حِفْظُهُمَا وَهُوَ الْعَلِيُّ الْعَظِيمُ ﴿٢٥٥﴾
2/Al-Baqarah-255: Allahu la ilaha illa huwa alhayyu alqayyoomu la ta/khuthuhu sinatun wala nawmun lahu ma fee alssamawati wama fee al-ardi man tha allathee yashfaAAu AAindahu illa bi-ithnihi yaAAlamu ma bayna aydeehim wama khalfahum wala yuheetoona bishay-in min AAilmihi i
Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan Hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige. (255)
لاَ إِكْرَاهَ فِي الدِّينِ قَد تَّبَيَّنَ الرُّشْدُ مِنَ الْغَيِّ فَمَنْ يَكْفُرْ بِالطَّاغُوتِ وَيُؤْمِن بِاللّهِ فَقَدِ اسْتَمْسَكَ بِالْعُرْوَةِ الْوُثْقَىَ لاَ انفِصَامَ لَهَا وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٥٦﴾
2/Al-Baqarah-256: La ikraha fee alddeeni qad tabayyana alrrushdu mina alghayyi faman yakfur bialttaghooti wayu/min biAllahi faqadi istamsaka bialAAurwati alwuthqa la infisama laha waAllahu sameeAAun AAaleemun
Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Thaghôet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend. (256)