Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٤٣

Al-Baqarah 257-259, Koran - Djuz' 3 - Pagina 43

Djuz'-3, Pagina-43 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-3, Pagina-43 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-3, Pagina-43 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
اللّهُ وَلِيُّ الَّذِينَ آمَنُواْ يُخْرِجُهُم مِّنَ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّوُرِ وَالَّذِينَ كَفَرُواْ أَوْلِيَآؤُهُمُ الطَّاغُوتُ يُخْرِجُونَهُم مِّنَ النُّورِ إِلَى الظُّلُمَاتِ أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٥٧﴾
2/Al-Baqarah-257: Allahu waliyyu allatheena amanoo yukhrijuhum mina alththulumati ila alnnoori waallatheena kafaroo awliyaohumu alttaghootu yukhrijoonahum mina alnnoori ila alththulumati ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Thaghôet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn. (257)
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِي حَآجَّ إِبْرَاهِيمَ فِي رِبِّهِ أَنْ آتَاهُ اللّهُ الْمُلْكَ إِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّيَ الَّذِي يُحْيِي وَيُمِيتُ قَالَ أَنَا أُحْيِي وَأُمِيتُ قَالَ إِبْرَاهِيمُ فَإِنَّ اللّهَ يَأْتِي بِالشَّمْسِ مِنَ الْمَشْرِقِ فَأْتِ بِهَا مِنَ الْمَغْرِبِ فَبُهِتَ الَّذِي كَفَرَ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿٢٥٨﴾
2/Al-Baqarah-258: Alam tara ila allathee hajja ibraheema fee rabbihi an atahu Allahu almulka ith qala ibraheemu rabbiya allathee yuhyee wayumeetu qala ana ohyee waomeetu qala ibraheemu fa-inna Allaha ya/tee bialshshamsi mina almashriqi fa/ti biha mina almaghribi fabuhita a
Weet jij niet van degene die met Ibrâhîm over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkijk had gegeven? Toen Ibrâhîm zei: "Zijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven." Hij zei: "Ik doe leven en sterven." Ibrâhîm zei: "Maar voorwaar, het is Allah Die ervoor zorgt dat de zon in het Oosten opkomt, zorg jij er dan voor dat zij in het Westen opkomt." Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt lief onrechtvaardige volk niet. (258)
أَوْ كَالَّذِي مَرَّ عَلَى قَرْيَةٍ وَهِيَ خَاوِيَةٌ عَلَى عُرُوشِهَا قَالَ أَنَّىَ يُحْيِي هََذِهِ اللّهُ بَعْدَ مَوْتِهَا فَأَمَاتَهُ اللّهُ مِئَةَ عَامٍ ثُمَّ بَعَثَهُ قَالَ كَمْ لَبِثْتَ قَالَ لَبِثْتُ يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍ قَالَ بَل لَّبِثْتَ مِئَةَ عَامٍ فَانظُرْ إِلَى طَعَامِكَ وَشَرَابِكَ لَمْ يَتَسَنَّهْ وَانظُرْ إِلَى حِمَارِكَ وَلِنَجْعَلَكَ آيَةً لِّلنَّاسِ وَانظُرْ إِلَى العِظَامِ كَيْفَ نُنشِزُهَا ثُمَّ نَكْسُوهَا لَحْمًا فَلَمَّا تَبَيَّنَ لَهُ قَالَ أَعْلَمُ أَنَّ اللّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٥٩﴾
2/Al-Baqarah-259: Aw kaallathee marra AAala qaryatin wahiya khawiyatun AAala AAurooshiha qala anna yuhyee hathihi Allahu baAAda mawtiha faamatahu Allahu mi-ata AAamin thumma baAAathahu qala kam labithta qala labithtu yawman aw baAAda yawmin qala bal labithta mi-ata AAamin
Of degene die, toen hij langs een dorp kwam dat verlaten was en in ruïnes lag, zei: "Hoe kan Allah het na haar dood weer doen herleven?" Toen deed Allah hem voor honderd jaar dood zijn, en wekte hem weer op. Hij zei: "Hoe lang verbleef jij hier?" Hij zei: "Ik verbleef hier een dag of een gedeelte van een dag." Hij (Allah) zei: "Nee, jij verbleef hier honderd jaar; kijk naar je voedsel en je drank, zij zijn niet bedorven; en kijk naar je ezel, zodat Wij jou tot een Teken voor de mens maken. En kijk naar hoe Wij de beenderen in elkaar zetten en met vlees bedekken." En toen hem dit duidelijk werd, zei hij: "Ik weet dat Allah Almachtig is over alle dingen." (259)