Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٤ / صفحة ٧٣

Al-'Imran 174-180, Koran - Djuz' 4 - Pagina 73

Djuz'-4, Pagina-73 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-4, Pagina-73 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-4, Pagina-73 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَانقَلَبُواْ بِنِعْمَةٍ مِّنَ اللّهِ وَفَضْلٍ لَّمْ يَمْسَسْهُمْ سُوءٌ وَاتَّبَعُواْ رِضْوَانَ اللّهِ وَاللّهُ ذُو فَضْلٍ عَظِيمٍ ﴿١٧٤﴾
3/Al-'Imran-174: Fainqalaboo biniAAmatin mina Allahi wafadlin lam yamsas-hum soo-on waittabaAAoo ridwana Allahi waAllahu thoo fadlin AAatheemin
En zij keerden terug (van de oorlog) met de genieting van Allah en (Zijn) Gunst: het kwaad heeft hen niet aangeraakt, want zij volgden het welgevallen van Allah en Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst. (174)
إِنَّمَا ذَلِكُمُ الشَّيْطَانُ يُخَوِّفُ أَوْلِيَاءهُ فَلاَ تَخَافُوهُمْ وَخَافُونِ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٧٥﴾
3/Al-'Imran-175: Innama thalikumu alshshaytanu yukhawwifu awliyaahu fala takhafoohum wakhafooni in kuntum mu/mineena
Voorwaar, het was slechts de Satan en zijn volgelingen die jullie bang maakten, weest daarom niet bang voor Mhen, weest bang voor Mij, indien jullie (ware) gelovigen zijn. (175)
وَلاَ يَحْزُنكَ الَّذِينَ يُسَارِعُونَ فِي الْكُفْرِ إِنَّهُمْ لَن يَضُرُّواْ اللّهَ شَيْئاً يُرِيدُ اللّهُ أَلاَّ يَجْعَلَ لَهُمْ حَظًّا فِي الآخِرَةِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١٧٦﴾
3/Al-'Imran-176: Wala yahzunka allatheena yusariAAoona fee alkufri innahum lan yadurroo Allaha shay-an yureedu Allahu alla yajAAala lahum haththan fee al-akhirati walahum AAathabun AAatheemun
En laat je niet treurig maken (O Moehammed) door degenen die zich naar het ongeloof haasten. Voorwaar, zij zullen Allah niet schaden. Allah wil dat Hij hen geen aandeel in het Hiernamaals geeft en voor hen is er een geweldige bestraffing. (176)
إِنَّ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الْكُفْرَ بِالإِيمَانِ لَن يَضُرُّواْ اللّهَ شَيْئًا وَلهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٧٧﴾
3/Al-'Imran-177: Inna allatheena ishtarawoo alkufra bial-eemani lan yadurroo Allaha shay-an walahum AAathabun aleemun
Voorwaar, degenen die het geloof voor ongeloof verruild hebben. zij brengen Allah in niets schade tot en voor hen is er een pijnlijke bestraffing. (177)
وَلاَ يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ أَنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ خَيْرٌ لِّأَنفُسِهِمْ إِنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ لِيَزْدَادُواْ إِثْمًا وَلَهْمُ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿١٧٨﴾
3/Al-'Imran-178: Wala yahsabanna allatheena kafaroo annama numlee lahum khayrun li-anfusihim innama numlee lahum liyazdadoo ithman walahum AAathabun muheenun
Laat degenen die ongelovig zijn niet denken dat Ons uitstel geven beter voor hen is: Wij geven hun slechts uitstel opdat hun zonden zullen toenemen en voor hen is er een vemederende bestraffing. (178)
مَّا كَانَ اللّهُ لِيَذَرَ الْمُؤْمِنِينَ عَلَى مَآ أَنتُمْ عَلَيْهِ حَتَّىَ يَمِيزَ الْخَبِيثَ مِنَ الطَّيِّبِ وَمَا كَانَ اللّهُ لِيُطْلِعَكُمْ عَلَى الْغَيْبِ وَلَكِنَّ اللّهَ يَجْتَبِي مِن رُّسُلِهِ مَن يَشَاء فَآمِنُواْ بِاللّهِ وَرُسُلِهِ وَإِن تُؤْمِنُواْ وَتَتَّقُواْ فَلَكُمْ أَجْرٌ عَظِيمٌ ﴿١٧٩﴾
3/Al-'Imran-179: Ma kana Allahu liyathara almu/mineena AAala ma antum AAalayhi hatta yameeza alkhabeetha mina alttayyibi wama kana Allahu liyutliAAakum AAala alghaybi walakinna Allaha yajtabee min rusulihi man yashao faaminoo biAllahi warusulihi wa-in tu/minoo watattaqoo
Allah zal de gelovigen niet in de toestand laten waarin jullie verkeren totdat Hij het slechte van het goede scheidt. En Allah brengt jullie niet op de hoogte van het onwaarneembare, maar Allah kiest uit Zijn Boodschappers wie Hij wil Gelooft dus in Allah en Zijn Boodschappers. En indien jullie geloven en (Allah) vrezen hebben, den is er voor jullie een geweldige beloning (179)
وَلاَ يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ يَبْخَلُونَ بِمَا آتَاهُمُ اللّهُ مِن فَضْلِهِ هُوَ خَيْرًا لَّهُمْ بَلْ هُوَ شَرٌّ لَّهُمْ سَيُطَوَّقُونَ مَا بَخِلُواْ بِهِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلِلّهِ مِيرَاثُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿١٨٠﴾
3/Al-'Imran-180: Wala yahsabanna allatheena yabkhaloona bima atahummu Allahu min fadlihi huwa khayran lahum bal huwa sharrun lahum sayutawwaqoona ma bakhiloo bihi yawma alqiyamati walillahi meerathu alssamawati waal-ardi waAllahu bima taAAmaloona khabeerun
En laat degenen die gierig zijn (en achterhouden van) wat Allah hun gegeven heeft van Zijn gunst, niet denken dat het good voor hen is. Welnee, het is slecht voor hen, (het onderwerp van) hun gierigheid zal hen op de Dag der Opstanding om hun nek gehangen worden. En aan Allah behoort de erfenis van de hemelen en de aarde. En Allah is Alwetend over wat jullie doen. (180)