Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٦ / صفحة ١٠٢

An-Nisa 148-154, Koran - Djuz' 6 - Pagina 102

Djuz'-6, Pagina-102 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-6, Pagina-102 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-6, Pagina-102 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
لاَّ يُحِبُّ اللّهُ الْجَهْرَ بِالسُّوَءِ مِنَ الْقَوْلِ إِلاَّ مَن ظُلِمَ وَكَانَ اللّهُ سَمِيعًا عَلِيمًا ﴿١٤٨﴾
4/An-Nisa-148: La yuhibbu Allahu aljahra bialssoo-i mina alqawli illa man thulima wakana Allahu sameeAAan AAaleeman
Allah houdt er niet van dat er openlijk slechte woorden worden gesproken, behalve door wie onrecht aangedaan is. En Allah is Alhorend, Alwetend. (148)
إِن تُبْدُواْ خَيْرًا أَوْ تُخْفُوهُ أَوْ تَعْفُواْ عَن سُوَءٍ فَإِنَّ اللّهَ كَانَ عَفُوًّا قَدِيرًا ﴿١٤٩﴾
4/An-Nisa-149: In tubdoo khayran aw tukhfoohu aw taAAfoo AAan soo-in fa-inna Allaha kana AAafuwwan qadeeran
Indien jullie openlijk het goede doen of het verborgen, of (iets) slechts vergeven: voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Almachtig. (149)
إِنَّ الَّذِينَ يَكْفُرُونَ بِاللّهِ وَرُسُلِهِ وَيُرِيدُونَ أَن يُفَرِّقُواْ بَيْنَ اللّهِ وَرُسُلِهِ وَيقُولُونَ نُؤْمِنُ بِبَعْضٍ وَنَكْفُرُ بِبَعْضٍ وَيُرِيدُونَ أَن يَتَّخِذُواْ بَيْنَ ذَلِكَ سَبِيلاً ﴿١٥٠﴾
4/An-Nisa-150: Inna allatheena yakfuroona biAllahi warusulihi wayureedoona an yufarriqoo bayna Allahi warusulihi wayaqooloona nu/minu bibaAAdin wanakfuru bibaAAdin wayureedoona an yattakhithoo bayna thalika sabeelan
Voorwaar, degenen die niet in Allah geloven en Zijn Boodschapper: zij willen onderscheid maken (in het geloven) tussen Allah en Zijn Boodschappers, en zeggen: "Wij geloven in sommigen on verwerpen anderen," En zij willen daartussen (tussen geloof en ongeloof) een weg vinden. (150)
أُوْلَئِكَ هُمُ الْكَافِرُونَ حَقًّا وَأَعْتَدْنَا لِلْكَافِرِينَ عَذَابًا مُّهِينًا ﴿١٥١﴾
4/An-Nisa-151: Ola-ika humu alkafiroona haqqan waaAAtadna lilkafireena AAathaban muheenan
Zij zijn degenen die waarlijk de ongelovigen zijn: en Wij hebben voor de ongelovigen een vernedmnde bestraffing voorbereid. (151)
وَالَّذِينَ آمَنُواْ بِاللّهِ وَرُسُلِهِ وَلَمْ يُفَرِّقُواْ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ أُوْلَئِكَ سَوْفَ يُؤْتِيهِمْ أُجُورَهُمْ وَكَانَ اللّهُ غَفُورًا رَّحِيمًا ﴿١٥٢﴾
4/An-Nisa-152: Waallatheena amanoo biAllahi warusulihi walam yufarriqoo bayna ahadin minhum ola-ika sawfa yu/teehim ojoorahum wakana Allahu ghafooran raheeman
En degenen die in Allah en Zijn Boodschappers geloven en geen onderscheid maken tussen één van hen: dat zijn degenen aan wie Hij hun beloningen zal geven. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (152)
يَسْأَلُكَ أَهْلُ الْكِتَابِ أَن تُنَزِّلَ عَلَيْهِمْ كِتَابًا مِّنَ السَّمَاء فَقَدْ سَأَلُواْ مُوسَى أَكْبَرَ مِن ذَلِكَ فَقَالُواْ أَرِنَا اللّهِ جَهْرَةً فَأَخَذَتْهُمُ الصَّاعِقَةُ بِظُلْمِهِمْ ثُمَّ اتَّخَذُواْ الْعِجْلَ مِن بَعْدِ مَا جَاءتْهُمُ الْبَيِّنَاتُ فَعَفَوْنَا عَن ذَلِكَ وَآتَيْنَا مُوسَى سُلْطَانًا مُّبِينًا ﴿١٥٣﴾
4/An-Nisa-153: Yas-aluka ahlu alkitabi an tunazzila AAalayhim kitaban mina alssama-i faqad saaloo moosa akbara min thalika faqaloo arina Allaha jahratan faakhathat-humu alssaAAiqatu bithulmihim thumma ittakhathoo alAAijla min baAAdi ma jaat-humu albayyinatu faAAafawna A
En de Lieden van de Schrift vragen jou om aan hen een Boek uit de Hemel neer te doen denden; en waarlijk, zij vroegen Môesa om een groter (wonder) dan dat, zij zeiden: "Laat ons Allah openlijk aanschouwen." Toen trof de bliksemslag hen vanwege hun onrecht En zij namen het kalf (ter aanbidding) nadat de duidelijke Tekenen tot hen gekomen waren en Wij vergaven lien dat en Wij gaven Môesa een duidelijk bewijs. (153)
وَرَفَعْنَا فَوْقَهُمُ الطُّورَ بِمِيثَاقِهِمْ وَقُلْنَا لَهُمُ ادْخُلُواْ الْبَابَ سُجَّدًا وَقُلْنَا لَهُمْ لاَ تَعْدُواْ فِي السَّبْتِ وَأَخَذْنَا مِنْهُم مِّيثَاقًا غَلِيظًا ﴿١٥٤﴾
4/An-Nisa-154: WarafaAAna fawqahumu alttoora bimeethaqihim waqulna lahumu odkhuloo albaba sujjadan waqulna lahum la taAAdoo fee alssabti waakhathna minhum meethaqan ghaleethan
En Wij verhieven (de berg) Thôer boven hen vanwege het verdrag met hen, en Wij zeiden tot hen: "Treedt de poort buigend binnen," en Wij zeiden tot hen: "Overtreedt (de wettelijke regels) van de Sabbat niet." En Wij sloten met hen een plechtig verbond. (154)