Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٦ / صفحة ١٠٩

Al-Ma'idah 10-13, Koran - Djuz' 6 - Pagina 109

Djuz'-6, Pagina-109 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-6, Pagina-109 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-6, Pagina-109 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَالَّذِينَ كَفَرُواْ وَكَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَحِيمِ ﴿١٠﴾
5/Al-Ma'idah-10: Waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu aljaheemi
En degenen die ongelovig waren en Onze Tekenen loochenden: zij zijn de bewoners van Djahîm (de Hel). (10)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اذْكُرُواْ نِعْمَتَ اللّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ هَمَّ قَوْمٌ أَن يَبْسُطُواْ إِلَيْكُمْ أَيْدِيَهُمْ فَكَفَّ أَيْدِيَهُمْ عَنكُمْ وَاتَّقُواْ اللّهَ وَعَلَى اللّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ﴿١١﴾
5/Al-Ma'idah-11: Ya ayyuha allatheena amanoo othkuroo niAAmata Allahi AAalaykum ith hamma qawmun an yabsutoo ilaykum aydiyahum fakaffa aydiyahum AAankum waittaqoo Allaha waAAala Allahi falyatawakkali almu/minoona
O jullie die geloven! Gedenkt de genieting van Allah voor jullie toen een volk hun handen naar jullie wilde uitstrekken en toen (Allah) hun handen van jullie afhield. En vreest Allah. En laat de gelovigen hun vertrouwen op Allah stellen. (11)
وَلَقَدْ أَخَذَ اللّهُ مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَآئِيلَ وَبَعَثْنَا مِنهُمُ اثْنَيْ عَشَرَ نَقِيبًا وَقَالَ اللّهُ إِنِّي مَعَكُمْ لَئِنْ أَقَمْتُمُ الصَّلاَةَ وَآتَيْتُمُ الزَّكَاةَ وَآمَنتُم بِرُسُلِي وَعَزَّرْتُمُوهُمْ وَأَقْرَضْتُمُ اللّهَ قَرْضًا حَسَنًا لَّأُكَفِّرَنَّ عَنكُمْ سَيِّئَاتِكُمْ وَلأُدْخِلَنَّكُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ فَمَن كَفَرَ بَعْدَ ذَلِكَ مِنكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَاء السَّبِيلِ ﴿١٢﴾
5/Al-Ma'idah-12: Walaqad akhatha Allahu meethaqa banee isra-eela wabaAAathna minhumu ithnay AAashara naqeeban waqala Allahu innee maAAakum la-in aqamtumu alssalata waataytumu alzzakata waamantum birusulee waAAazzartumoohum waaqradtumu Allaha qardan hasanan laokaffiranna A
En voorzeker, Allah heeft een verbond met de Kinderen van Israël gesloten. En Wij hebben onder hen twaalf stamhoofden aangesteld en Allah zei: "Voorwaar, Ik ben met jullie, indien jullie de shalât verrichten en de zakât betalen en jullie in Mijn Boodschappers geloven en hen helpen en een goede lening aan Allah verstrekken (bijdragen geven op de Weg van Allah). Dan zal Ik zeker jullie fouten voor jullie uitwissen en Ik zal jullie zeker Tuinen (het Paradijs) binnenleiden waar de rivieren onder door stromen. En wie van jullie hierna ongelovig is: hij dwaalt waarlijk van de rechte Weg." (12)
فَبِمَا نَقْضِهِم مِّيثَاقَهُمْ لَعنَّاهُمْ وَجَعَلْنَا قُلُوبَهُمْ قَاسِيَةً يُحَرِّفُونَ الْكَلِمَ عَن مَّوَاضِعِهِ وَنَسُواْ حَظًّا مِّمَّا ذُكِّرُواْ بِهِ وَلاَ تَزَالُ تَطَّلِعُ عَلَىَ خَآئِنَةٍ مِّنْهُمْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمُ فَاعْفُ عَنْهُمْ وَاصْفَحْ إِنَّ اللّهَ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٣﴾
5/Al-Ma'idah-13: Fabima naqdihim meethaqahum laAAannahum wajaAAalna quloobahum qasiyatan yuharrifoona alkalima AAan mawadiAAihi wanasoo haththan mimma thukkiroo bihi wala tazalu tattaliAAu AAala kha-inatin minhum illa qaleelan minhum faoAAfu AAanhum waisfah inna Allaha yu
Maar omdat zij hun verbond verbraken, hebben Wij hen vervloekt en hebben Wij hun harten hard gemaakt. En zij verschoven de woorden (in de Schrift) van hun plaatsen en zij vergaten een gedeelte van hetgeen waarmee zij mee vermaand waren. En jij (O Moehammad), behalve van enkelen van hen. Vergeef hun en scheld (het) kwijt. Voorwaar, Allah houdt van de weldoeners. (13)