Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٧ / صفحة ١٣٢

Al-An'am 36-44, Koran - Djuz' 7 - Pagina 132

Djuz'-7, Pagina-132 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-7, Pagina-132 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-7, Pagina-132 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
إِنَّمَا يَسْتَجِيبُ الَّذِينَ يَسْمَعُونَ وَالْمَوْتَى يَبْعَثُهُمُ اللّهُ ثُمَّ إِلَيْهِ يُرْجَعُونَ ﴿٣٦﴾
6/Al-An'am-36: Innama yastajeebu allatheena yasmaAAoona waalmawta yabAAathuhumu Allahu thumma ilayhi yurjaAAoona
Voorwaar, alleen degenen die luisteren zullen gehoorzamen. En Allah zal de doden opwekken en vervolgens worden zij tot Hem teruggekeerd. (36)
وَقَالُواْ لَوْلاَ نُزِّلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ قُلْ إِنَّ اللّهَ قَادِرٌ عَلَى أَن يُنَزِّلٍ آيَةً وَلَكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿٣٧﴾
6/Al-An'am-37: Waqaloo lawla nuzzila AAalayhi ayatun min rabbihi qul inna Allaha qadirun AAala an yunazzila ayatan walakinna aktharahum la yaAAlamoona
En zij zeiden: "Waarom wordt er geen Teken (wonder) van zijn Heer tot hem gezonden?" Zeg (O Moehammad): "Allah is bij machte om een Teken neer te zenden, maar de meesten van hen begrijpen het niet." (37)
وَمَا مِن دَآبَّةٍ فِي الأَرْضِ وَلاَ طَائِرٍ يَطِيرُ بِجَنَاحَيْهِ إِلاَّ أُمَمٌ أَمْثَالُكُم مَّا فَرَّطْنَا فِي الكِتَابِ مِن شَيْءٍ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِمْ يُحْشَرُونَ ﴿٣٨﴾
6/Al-An'am-38: Wama min dabbatin fee al-ardi wala ta-irin yateeru bijanahayhi illa omamun amthalukum ma farratna fee alkitabi min shay-in thumma ila rabbihim yuhsharoona
En er is geen levend wezen op aarde an geen vogel die met zijn vleugels vliegt, of het behoort tot gemeenschappen zoals die van jullie. En Wij hebben niets in het Boek veronachtzaamd en zij zullen allen bij hun Heer verzameld worden. (38)
وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا صُمٌّ وَبُكْمٌ فِي الظُّلُمَاتِ مَن يَشَإِ اللّهُ يُضْلِلْهُ وَمَن يَشَأْ يَجْعَلْهُ عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿٣٩﴾
6/Al-An'am-39: Waallatheena kaththaboo bi-ayatina summun wabukmun fee alththulumati man yasha-i Allahu yudlilhu waman yasha/ yajAAalhu AAala siratin mustaqeemin
Endegenen die Onze Tekenen loochenen zijn doof en stom in de duisternis: Allah laat dwalen wie Hij wil en Hij plaatst op de Rechte Weg wie Hij wil. (39)
قُلْ أَرَأَيْتُكُم إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ أَوْ أَتَتْكُمُ السَّاعَةُ أَغَيْرَ اللّهِ تَدْعُونَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٤٠﴾
6/Al-An'am-40: Qul araaytakum in atakum AAathabu Allahi aw atatkumu alssaAAatu aghayra Allahi tadAAoona in kuntum sadiqeena
Zeg (O Moehammad): "Wat vinden jullie, wanneer de bestraffing van Allah of het Uur tot jullie komt: zouden jullie je dan op iemand anders beroepen dan op Allah, indien jullie waarachtigen zijn?" (40)
بَلْ إِيَّاهُ تَدْعُونَ فَيَكْشِفُ مَا تَدْعُونَ إِلَيْهِ إِنْ شَاء وَتَنسَوْنَ مَا تُشْرِكُونَ ﴿٤١﴾
6/Al-An'am-41: Bal iyyahu tadAAoona fayakshifu ma tadAAoona ilayhi in shaa watansawna ma tushrikoona
Welnee, op Hem zouden jullie je beroepen en Hij zou hetgeen waarvoor jullie een beroep op Hem deden wegnemen, indien Hij zou willen. En jullie zouden vergeten wat jullie aan deelgenoten toegekend hebben. (41)
وَلَقَدْ أَرْسَلنَآ إِلَى أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَأَخَذْنَاهُمْ بِالْبَأْسَاء وَالضَّرَّاء لَعَلَّهُمْ يَتَضَرَّعُونَ ﴿٤٢﴾
6/Al-An'am-42: Walaqad arsalna ila omamin min qablika faakhathnahum bialba/sa-i waalddarra-i laAAallahum yatadarraAAoona
En voorzeker, Wij hebben inderdaad naar gemeenschappen van voot jou (Boodschappers) gestuurd en Wij hebben hen met tegenspoed en rampen getroffen. Hopelijk zullen zij nederig worden (tegenover Allah). (42)
فَلَوْلا إِذْ جَاءهُمْ بَأْسُنَا تَضَرَّعُواْ وَلَكِن قَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿٤٣﴾
6/Al-An'am-43: Falawla ith jaahum ba/suna tadarraAAoo walakin qasat quloobuhum wazayyana lahumu alshshaytanu ma kanoo yaAAmaloona
En waarom zijn zij, toen Onze tegenspoed tot hen kwam, niet nederig geworden? Integendeel, hun harten werden zelfs hard en de Satan deed wat zij plachten te doen schoon schijnen. (43)
فَلَمَّا نَسُواْ مَا ذُكِّرُواْ بِهِ فَتَحْنَا عَلَيْهِمْ أَبْوَابَ كُلِّ شَيْءٍ حَتَّى إِذَا فَرِحُواْ بِمَا أُوتُواْ أَخَذْنَاهُم بَغْتَةً فَإِذَا هُم مُّبْلِسُونَ ﴿٤٤﴾
6/Al-An'am-44: Falamma nasoo ma thukkiroo bihi fatahna AAalayhim abwaba kulli shay-in hatta itha farihoo bima ootoo akhathnahum baghtatan fa-itha hum mublisoona
En toen zij vergaten waarmee zij gewaarschuwd waren, openden Wij voor hen vervolgens de poorten naar alle (aantrekkelijkc) zaken; zozeer dat, toen zij blij waren met wat hun geschonken was, Wij hen plotseling bestraften en zij daarop wanhopig werden. (44)