Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٩ / صفحة ١٧٢

Al-A'raf 164-170, Koran - Djuz' 9 - Pagina 172

Djuz'-9, Pagina-172 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-9, Pagina-172 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-9, Pagina-172 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَإِذَ قَالَتْ أُمَّةٌ مِّنْهُمْ لِمَ تَعِظُونَ قَوْمًا اللّهُ مُهْلِكُهُمْ أَوْ مُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا شَدِيدًا قَالُواْ مَعْذِرَةً إِلَى رَبِّكُمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ﴿١٦٤﴾
7/Al-A'raf-164: Wa-ith qalat ommatun minhum lima taAAithoona qawman Allahu muhlikuhum aw muAAaththibuhum AAathaban shadeedan qaloo maAAthiratan ila rabbikum walaAAallahum yattaqoona
En (gedenkt) toen eem gemeenschap onder hen zei: "Waarom vermanen jullie een volk dat Allah zal vernietigen of bestraffen met een harde bestraffing?" Zij zeiden: "Opdat wij niet beschuldigd zullen worden bij jullie Heer en hopelijk zullen zij (Allah) vrezen." (164)
فَلَمَّا نَسُواْ مَا ذُكِّرُواْ بِهِ أَنجَيْنَا الَّذِينَ يَنْهَوْنَ عَنِ السُّوءِ وَأَخَذْنَا الَّذِينَ ظَلَمُواْ بِعَذَابٍ بَئِيسٍ بِمَا كَانُواْ يَفْسُقُونَ ﴿١٦٥﴾
7/Al-A'raf-165: Falamma nasoo ma thukkiroo bihi anjayna allatheena yanhawna AAani alssoo-i waakhathna allatheena thalamoo biAAathabin ba-eesin bima kanoo yafsuqoona
En toen zij vergaten waarmee zij vermaand waren, toen redden Wij degenen die het kwade verboden, en Wij grepen degenen die onrecht pleegden met een harde bestraffing, wegens de zware zonden die zij plachten te bedrijven. (165)
فَلَمَّا عَتَوْاْ عَن مَّا نُهُواْ عَنْهُ قُلْنَا لَهُمْ كُونُواْ قِرَدَةً خَاسِئِينَ ﴿١٦٦﴾
7/Al-A'raf-166: Falamma AAataw AAan ma nuhoo AAanhu qulna lahum koonoo qiradatan khasi-eena
En toen zij opstandig werden met betrekking tot wat hun was verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte apen." (166)
وَإِذْ تَأَذَّنَ رَبُّكَ لَيَبْعَثَنَّ عَلَيْهِمْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَن يَسُومُهُمْ سُوءَ الْعَذَابِ إِنَّ رَبَّكَ لَسَرِيعُ الْعِقَابِ وَإِنَّهُ لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿١٦٧﴾
7/Al-A'raf-167: Wa-ith taaththana rabbuka layabAAathanna AAalayhim ila yawmi alqiyamati man yasoomuhum soo-a alAAathabi inna rabbaka lasareeAAu alAAiqabi wa-innahu laghafoorun raheemun
En (gedenkt) toen jouw Heer bekend maakte dat Hij zeker (mensen) tegen hen zou zenden, tot am de Dag van de Opstanding, die hen zouden treffen met deergsle bestraffing. Voorwaar, jouw Heer is zeker snel in de bestraffing: en voorwaar, Hij is zeker Vergevensgezind, Meest Bannhartig. (167)
وَقَطَّعْنَاهُمْ فِي الأَرْضِ أُمَمًا مِّنْهُمُ الصَّالِحُونَ وَمِنْهُمْ دُونَ ذَلِكَ وَبَلَوْنَاهُمْ بِالْحَسَنَاتِ وَالسَّيِّئَاتِ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ﴿١٦٨﴾
7/Al-A'raf-168: WaqattaAAnahum fee al-ardi omaman minhumu alssalihoona waminhum doona thalika wabalawnahum bialhasanati waalssayyi-ati laAAallahum yarjiAAoona
En Wij verdeelden hen op aarde in gemeenschappen. Onder hen zijn rechtschapenen en onder hen zijn er die dat niet zijn, en Wij beproefden hen met de goede en de slechte dingen. Hopelijk zullen zij terugkeren. (168)
فَخَلَفَ مِن بَعْدِهِمْ خَلْفٌ وَرِثُواْ الْكِتَابَ يَأْخُذُونَ عَرَضَ هَذَا الأدْنَى وَيَقُولُونَ سَيُغْفَرُ لَنَا وَإِن يَأْتِهِمْ عَرَضٌ مُّثْلُهُ يَأْخُذُوهُ أَلَمْ يُؤْخَذْ عَلَيْهِم مِّيثَاقُ الْكِتَابِ أَن لاَّ يِقُولُواْ عَلَى اللّهِ إِلاَّ الْحَقَّ وَدَرَسُواْ مَا فِيهِ وَالدَّارُ الآخِرَةُ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ يَتَّقُونَ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿١٦٩﴾
7/Al-A'raf-169: Fakhalafa min baAAdihim khalfun warithoo alkitaba ya/khuthoona AAarada hatha al-adna wayaqooloona sayughfaru lana wa-in ya/tihim AAaradun mithluhu ya/khuthoohu alam yu/khath AAalayhim meethaqu alkitabi an la yaqooloo AAala Allahi illa alhaqqa wadarasoo ma
En na hen kwamen er opvolgers die de Schrift (de Taurâh) erfden. Zij namen vergankelijke genietingen van dit (wereldse leven). En zij zeiden: "Wij zullen vergeven worden." En als dezelfde genie tingen tot hen komen, dan nemen zij die (weer) aan. Is er geen verbond van de Schirift met hen aangegaan dat ze over Allah niets dan de Waarheid zouden zeggen? En zij bestudeerden wat er in is. En het Huis van het Hiernamaals is beter voor degenen die (Allah) vrezen. Bwijpen jullie dan niet? (169)
وَالَّذِينَ يُمَسَّكُونَ بِالْكِتَابِ وَأَقَامُواْ الصَّلاَةَ إِنَّا لاَ نُضِيعُ أَجْرَ الْمُصْلِحِينَ ﴿١٧٠﴾
7/Al-A'raf-170: Waallatheena yumassikoona bialkitabi waaqamoo alssalata inna la nudeeAAu ajra almusliheena
En degenen die zich vasthouden aan het Boek en de shalât onderhouden: voorwaar, de beloning van degenen die verbetering brengen zullen Wij niet verloren doen gaan. (170)