Nederlands [Veranderen]

Al-Jathiya 1-37, Soera De Neergeknielden (45/Al-Jathiya)

Soera Al-Jathiya - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Soera Al-Jathiya - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Soera Al-Jathiya - Koran recitatie door Mishary al Afasy
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الجاثية

Soera Al-Jathiya

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

حم ﴿١﴾
تَنزِيلُ الْكِتَابِ مِنَ اللَّهِ الْعَزِيزِ الْحَكِيمِ ﴿٢﴾
45/Al-Jathiya-2: Tanzeelu alkitabi mina Allahi alAAazeezi alhakeemi
(Dit is) de neerzending van het Boek van Allah, de Almachtige, de Alwijze. (2)
إِنَّ فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ لَآيَاتٍ لِّلْمُؤْمِنِينَ ﴿٣﴾
45/Al-Jathiya-3: Inna fee alssamawati waal-ardi laayatin lilmu/mineena
Voorwaar, in de hemelen en de aarde zijn zeker Tekenen voor de gelovigen. (3)
وَفِي خَلْقِكُمْ وَمَا يَبُثُّ مِن دَابَّةٍ آيَاتٌ لِّقَوْمٍ يُوقِنُونَ ﴿٤﴾
45/Al-Jathiya-4: Wafee khalqikum wama yabuththu min dabbatin ayatun liqawmin yooqinoona
En in de schepping van jullie en wat er aan levende wezens (op de aarde) rondloopt, zijn Tekenen voor een volk dat overtuigd is. (4)
وَاخْتِلَافِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَمَا أَنزَلَ اللَّهُ مِنَ السَّمَاء مِن رِّزْقٍ فَأَحْيَا بِهِ الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا وَتَصْرِيفِ الرِّيَاحِ آيَاتٌ لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ ﴿٥﴾
45/Al-Jathiya-5: Waikhtilafi allayli waalnnahari wama anzala Allahu mina alssama-i min rizqin faahya bihi al-arda baAAda mawtiha watasreefi alrriyahi ayatun liqawmin yaAAqiloona
En (ook) in de afwisseling van de nacht en de dag, en in wat Allah heeft neergezonden aan voorzieningen (regen) waarmee Hij vervolgens de aarde doet leven na haar dood, en in de verandering van de winden zijn Tekenen voor een volk dat begrijpt. (5)
تِلْكَ آيَاتُ اللَّهِ نَتْلُوهَا عَلَيْكَ بِالْحَقِّ فَبِأَيِّ حَدِيثٍ بَعْدَ اللَّهِ وَآيَاتِهِ يُؤْمِنُونَ ﴿٦﴾
45/Al-Jathiya-6: Tilka ayatu Allahi natlooha AAalayka bialhaqqi fabi-ayyi hadeethin baAAda Allahi waayatihi yu/minoona
Dat zijn de Verzen van Allah die Wij aan jou in Waarheid voordragen. In welk woord na (het Woord van) Allah en Zijn Verzen geloven zij dan? (6)
وَيْلٌ لِّكُلِّ أَفَّاكٍ أَثِيمٍ ﴿٧﴾
45/Al-Jathiya-7: Waylun likulli affakin atheemin
Wee iedere lasteraar, zondaar. (7)
يَسْمَعُ آيَاتِ اللَّهِ تُتْلَى عَلَيْهِ ثُمَّ يُصِرُّ مُسْتَكْبِرًا كَأَن لَّمْ يَسْمَعْهَا فَبَشِّرْهُ بِعَذَابٍ أَلِيمٍ ﴿٨﴾
45/Al-Jathiya-8: YasmaAAu ayati Allahi tutla AAalayhi thumma yusirru mustakbiran kaan lam yasmaAAha fabashshirhu biAAathabin aleemin
Hij hoort de Verzen van Allah die aan hem worden voorgedragen en vervolgens blijft hij hoogmoedig, alsof hij ze niet gehoord heeft. Verkondig hem daarom een pijnlijke bestraffing. (8)
وَإِذَا عَلِمَ مِنْ آيَاتِنَا شَيْئًا اتَّخَذَهَا هُزُوًا أُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ مُّهِينٌ ﴿٩﴾
45/Al-Jathiya-9: Wa-itha AAalima min ayatina shay-an ittakhathaha huzuwan ola-ika lahum AAathabun muheenun
En als hij iets van Onze Verzen vernomen heeft, dan drijft hij er de spot mee. Zij zijn degenen voor wie er een vernederende bestraffing is. (9)
مِن وَرَائِهِمْ جَهَنَّمُ وَلَا يُغْنِي عَنْهُم مَّا كَسَبُوا شَيْئًا وَلَا مَا اتَّخَذُوا مِن دُونِ اللَّهِ أَوْلِيَاء وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١٠﴾
45/Al-Jathiya-10: Min wara-ihim jahannamu wala yughnee AAanhum ma kasaboo shay-an wala ma ittakhathoo min dooni Allahi awliyaa walahum AAathabun AAatheemun
Voor hen is de Hel, en wat zij verricht hebben zal hun niets baten, noch dat wat zij naast Allah als beschermers genomen hebben. En voor hen is er een geweldige bestraffing. (10)
هَذَا هُدًى وَالَّذِينَ كَفَرُوا بِآيَاتِ رَبِّهِمْ لَهُمْ عَذَابٌ مَّن رِّجْزٍ أَلِيمٌ ﴿١١﴾
45/Al-Jathiya-11: Hatha hudan waallatheena kafaroo bi-ayati rabbihim lahum AAathabun min rijzin aleemin
Deze (Koran) is de Leiding, en degenen die niet geloven in de Verzen van hun Heer: voor hen is een bestraffing door een pijnlijke kwelling. (11)
اللَّهُ الَّذِي سخَّرَ لَكُمُ الْبَحْرَ لِتَجْرِيَ الْفُلْكُ فِيهِ بِأَمْرِهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٢﴾
45/Al-Jathiya-12: Allahu allathee sakhkhara lakumu albahra litajriya alfulku feehi bi-amrihi walitabtaghoo min fadlihi walaAAallakum tashkuroona
Allah is Degene Die de zee voor jullie dienstbaar heeft gemaakt, opdat de schepen met Zijn toestemming erop kunnen varen. En opdat jullie van Zijn gunst zoeken. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (12)
وَسَخَّرَ لَكُم مَّا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ جَمِيعًا مِّنْهُ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ لَّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ ﴿١٣﴾
45/Al-Jathiya-13: Wasakhkhara lakum ma fee alssamawati wama fee al-ardi jameeAAan minhu inna fee thalika laayatin liqawmin yatafakkaroona
En Hij heeft voor jullie alles wat zich van Hem in de hemelen en de aarde bevindt dienstbaar gemaakt. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat nadenkt. (13)
قُل لِّلَّذِينَ آمَنُوا يَغْفِرُوا لِلَّذِينَ لا يَرْجُون أَيَّامَ اللَّهِ لِيَجْزِيَ قَوْمًا بِما كَانُوا يَكْسِبُونَ ﴿١٤﴾
45/Al-Jathiya-14: Qul lillatheena amanoo yaghfiroo lillatheena la yarjoona ayyama Allahi liyajziya qawman bima kanoo yaksiboona
Zeg tot degenen die geloven dat zij degenen vergeven die niet op de Dagen van Allah hopen. Zodat Hij een volk zal vergelden voor wat het heeft verricht. (14)
مَنْ عَمِلَ صَالِحًا فَلِنَفْسِهِ وَمَنْ أَسَاء فَعَلَيْهَا ثُمَّ إِلَى رَبِّكُمْ تُرْجَعُونَ ﴿١٥﴾
45/Al-Jathiya-15: Man AAamila salihan falinafsihi waman asaa faAAalayha thumma ila rabbikum turjaAAoona
Wie een goede daad heeft verricht, het is voor hem; en wie een slechte daad heeft verricht, hij is er verantwoordelijk voor. Daarna zullen jullie tot jullie Heer worden teruggekeerd. (15)
وَلَقَدْ آتَيْنَا بَنِي إِسْرَائِيلَ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ وَرَزَقْنَاهُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ وَفَضَّلْنَاهُمْ عَلَى الْعَالَمِينَ ﴿١٦﴾
45/Al-Jathiya-16: Walaqad atayna banee isra-eela alkitaba waalhukma waalnnubuwwata warazaqnahum mina alttayyibati wafaddalnahum AAala alAAalameena
En voorzeker, Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift (de Taurât) en de heerschappij en het profeetschap gegeven. En Wij hebben hun van het goede voorzien en Wij hebben hen boven de volkeren (die toen leefden) bevoorrecht. (16)
وَآتَيْنَاهُم بَيِّنَاتٍ مِّنَ الْأَمْرِ فَمَا اخْتَلَفُوا إِلَّا مِن بَعْدِ مَا جَاءهُمْ الْعِلْمُ بَغْيًا بَيْنَهُمْ إِنَّ رَبَّكَ يَقْضِي بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿١٧﴾
45/Al-Jathiya-17: Waataynahum bayyinatin mina al-amri fama ikhtalafoo illa min baAAdi ma jaahumu alAAilmu baghyan baynahum inna rabbaka yaqdee baynahum yawma alqiyamati feema kanoo feehi yakhtalifoona
En Wij hebben hun duidelijke aanwijzingen gegeven over de zaak (de godsdienst). Zij raakten niet eerder verdeeld dan nadat de kennis tot hen gekomen was, elkaar onrecht aandoend. Voorwaar, jouw Heer zal tussen hen beslissen op de Dag der Opstanding, over dat waar zij van mening over verschilden. (17)
ثُمَّ جَعَلْنَاكَ عَلَى شَرِيعَةٍ مِّنَ الْأَمْرِ فَاتَّبِعْهَا وَلَا تَتَّبِعْ أَهْوَاء الَّذِينَ لَا يَعْلَمُونَ ﴿١٨﴾
45/Al-Jathiya-18: Thumma jaAAalnaka AAala shareeAAatin mina al-amri faittabiAAha wala tattabiAA ahwaa allatheena la yaAAlamoona
Vervolgens plaatsten Wij jou (O Moehammad) op een juiste weg (Sjarî'ah) van de godsdienst. Volg deze dan en volg niet de begeerten van degenen die niet weten. (18)
إِنَّهُمْ لَن يُغْنُوا عَنكَ مِنَ اللَّهِ شَيئًا وإِنَّ الظَّالِمِينَ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاء بَعْضٍ وَاللَّهُ وَلِيُّ الْمُتَّقِينَ ﴿١٩﴾
45/Al-Jathiya-19: Innahum lan yughnoo AAanka mina Allahi shay-an wa-inna alththalimeena baAAduhum awliyao baAAdin waAllahu waliyyu almuttaqeena
Voorwaar, zij zullen jou beslist in niets kunnen beschermen tegen (de bestraffing van) Allah. En voorwaar, de onrechtvaardigen zijn elkaars helpers. En Allah is de Beschermer van de Moettaqôen. (19)
هَذَا بَصَائِرُ لِلنَّاسِ وَهُدًى وَرَحْمَةٌ لِّقَوْمِ يُوقِنُونَ ﴿٢٠﴾
45/Al-Jathiya-20: Hatha basa-iru lilnnasi wahudan warahmatun liqawmin yooqinoona
Deze (Koran) is een duidelijke aanwijzing voor de mensheid en Leiding en Barmhartigheid voor een volk dat overtuigd is. (20)
أًمْ حَسِبَ الَّذِينَ اجْتَرَحُوا السَّيِّئَاتِ أّن نَّجْعَلَهُمْ كَالَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ سَوَاء مَّحْيَاهُم وَمَمَاتُهُمْ سَاء مَا يَحْكُمُونَ ﴿٢١﴾
45/Al-Jathiya-21: Am hasiba allatheena ijtarahoo alssayyi-ati an najAAalahum kaallatheena amanoo waAAamiloo alssalihati sawaan mahyahum wamamatuhum saa ma yahkumoona
Dachten degenen die slechte daden verricht hebben, dat Wij hen hetzelfde zullen behandelen als degenen die geloofden en goede daden verricht hebben, zowel in hun leven als in hun sterven? Slecht is dat wat zij vermoeden! (21)
وَخَلَقَ اللَّهُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بِالْحَقِّ وَلِتُجْزَى كُلُّ نَفْسٍ بِمَا كَسَبَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ﴿٢٢﴾
45/Al-Jathiya-22: Wakhalaqa Allahu alssamawati waal-arda bialhaqqi walitujza kullu nafsin bima kasabat wahum la yuthlamoona
En Allah heeft de hemelen en de aarde in Waarheid geschapen. Zodat elke ziel wordt vergolden voor wat zij heeft verricht. En zij worden niet onrechtvaardig behandeld. (22)
أَفَرَأَيْتَ مَنِ اتَّخَذَ إِلَهَهُ هَوَاهُ وَأَضَلَّهُ اللَّهُ عَلَى عِلْمٍ وَخَتَمَ عَلَى سَمْعِهِ وَقَلْبِهِ وَجَعَلَ عَلَى بَصَرِهِ غِشَاوَةً فَمَن يَهْدِيهِ مِن بَعْدِ اللَّهِ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ ﴿٢٣﴾
45/Al-Jathiya-23: Afaraayta mani ittakhatha ilahahu hawahu waadallahu Allahu AAala AAilmin wakhatama AAala samAAihi waqalbihi wajaAAala AAala basarihi ghishawatan faman yahdeehi min baAAdi Allahi afala tathakkaroona
Heb jij degene gezien die zijn begeerten tot god heeft genomen, en die door Allah tot dwaling wordt gebracht op grond van kennis, en wiens oren en wiens hart Hij verzegeld heeft, en over wiens ogen Hij een bedekking heeft aangebracht? Wie kan hem nog leiding geven nadat Allah (hem heeft doen dwalen)? Laten jullie je dan niet vermanen? (23)
وَقَالُوا مَا هِيَ إِلَّا حَيَاتُنَا الدُّنْيَا نَمُوتُ وَنَحْيَا وَمَا يُهْلِكُنَا إِلَّا الدَّهْرُ وَمَا لَهُم بِذَلِكَ مِنْ عِلْمٍ إِنْ هُمْ إِلَّا يَظُنُّونَ ﴿٢٤﴾
45/Al-Jathiya-24: Waqaloo ma hiya illa hayatuna alddunya namootu wanahya wama yuhlikuna illa alddahru wama lahum bithalika min AAilmin in hum illa yathunnoona
En zij zeiden: "Er is niets dan ons wereldse leven, wij sterven en wij leven, en niets vernietigt ons de tijd." Maar zij hebben daarover geen kennis, zij vermoeden slechts. (24)
وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ مَّا كَانَ حُجَّتَهُمْ إِلَّا أَن قَالُوا ائْتُوا بِآبَائِنَا إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٢٥﴾
45/Al-Jathiya-25: Wa-itha tutla AAalayhim ayatuna bayyinatin ma kana hujjatahum illa an qaloo i/too bi-aba-ina in kuntum sadiqeena
En wanneer Onze duidelijke Verzen aan hem worden voorgedragen, dan hebben zij geen verweer dan dat zij zeggen: "Brengt onze voorouders (terug), als jullie waarachtigen zijn." (25)
قُلِ اللَّهُ يُحْيِيكُمْ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يَجْمَعُكُمْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ لَا رَيبَ فِيهِ وَلَكِنَّ أَكَثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٢٦﴾
45/Al-Jathiya-26: Quli Allahu yuhyeekum thumma yumeetukum thumma yajmaAAukum ila yawmi alqiyamati la rayba feehi walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
Zeg: "Allah brengt jullie tot leven, daarna doet Hij jullie sterven en daarna verzamelt Hij jullie op de Dag der Opstanding, waaraan geen twijfel is." Maar de meeste mensen weten het niet. (26)
وَلَلَّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرضِ وَيَومَ تَقُومُ السَّاعَةُ يَوْمَئِذٍ يَخْسَرُ الْمُبْطِلُونَ ﴿٢٧﴾
45/Al-Jathiya-27: Walillahi mulku alssamawati waal-ardi wayawma taqoomu alssaAAatu yawma-ithin yakhsaru almubtiloona
En aan Allah behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde, en de Dag waarop het Uur valt. Die Dag verliezen de vervalsers. (27)
وَتَرَى كُلَّ أُمَّةٍ جَاثِيَةً كُلُّ أُمَّةٍ تُدْعَى إِلَى كِتَابِهَا الْيَوْمَ تُجْزَوْنَ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٢٨﴾
45/Al-Jathiya-28: Watara kulla ommatin jathiyatan kullu ommatin tudAAa ila kitabiha alyawma tujzawna ma kuntum taAAmaloona
En jij zult alle volken zien neerknielen, ieder volk zal tot hun boek geroepen worden. Op die Dag zullen jullie vergolden worden voor wat jullie plachten te doen. (28)
هَذَا كِتَابُنَا يَنطِقُ عَلَيْكُم بِالْحَقِّ إِنَّا كُنَّا نَسْتَنسِخُ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٢٩﴾
45/Al-Jathiya-29: Hatha kitabuna yantiqu AAalaykum bialhaqqi inna kunna nastansikhu ma kuntum taAAmaloona
Dit is Ons Boek, dat in Waarheid tot jullie spreekt. Voorwaar, Wij schreven op wat jullie plegen te doen. (29)
فَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ فَيُدْخِلُهُمْ رَبُّهُمْ فِي رَحْمَتِهِ ذَلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْمُبِينُ ﴿٣٠﴾
45/Al-Jathiya-30: Faamma allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati fayudkhiluhum rabbuhum fee rahmatihi thalika huwa alfawzu almubeenu
Wat betreft degenen die geloven en goede werken verrichten: hun Heer zal hen doen binnengaan in Zijn Barmhartigheid. Dat is de duidelijke overwinning. (30)
وَأَمَّا الَّذِينَ كَفَرُوا أَفَلَمْ تَكُنْ آيَاتِي تُتْلَى عَلَيْكُمْ فَاسْتَكْبَرْتُمْ وَكُنتُمْ قَوْمًا مُّجْرِمِينَ ﴿٣١﴾
45/Al-Jathiya-31: Waamma allatheena kafaroo afalam takun ayatee tutla AAalaykum faistakbartum wakuntum qawman mujrimeena
En wat degenen die niet geloofden betreft: werden Mijn Verzen niet aan jullie voorgedragen waarop jullie hoogmoedig werden? En jullie waren een volk van misdadigers. (31)
وَإِذَا قِيلَ إِنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ وَالسَّاعَةُ لَا رَيْبَ فِيهَا قُلْتُم مَّا نَدْرِي مَا السَّاعَةُ إِن نَّظُنُّ إِلَّا ظَنًّا وَمَا نَحْنُ بِمُسْتَيْقِنِينَ ﴿٣٢﴾
45/Al-Jathiya-32: Wa-itha qeela inna waAAda Allahi haqqun waalssaAAatu la rayba feeha qultum ma nadree ma alssaAAatu in nathunnu illa thannan wama nahnu bimustayqineena
En toen er gezegd werd: "De belofte van Allah is waar en aan het Uur is geen twijfel," zeiden jullie: "Wij wisten niet wat het Uur was, wij koesterden slechts een vermoeden en wij waren daarvan niet overtuigd." (32)
وَبَدَا لَهُمْ سَيِّئَاتُ مَا عَمِلُوا وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِؤُون ﴿٣٣﴾
45/Al-Jathiya-33: Wabada lahum sayyi-atu ma AAamiloo wahaqa bihim ma kanoo bihi yastahzi-oona
En het kwade van wat zij verricht hadden, werd hen duidelijk en zij werden omsingeld door dat waar zij de spot mee plachten te drijven. (33)
وَقِيلَ الْيَوْمَ نَنسَاكُمْ كَمَا نَسِيتُمْ لِقَاء يَوْمِكُمْ هَذَا وَمَأْوَاكُمْ النَّارُ وَمَا لَكُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٣٤﴾
45/Al-Jathiya-34: Waqeela alyawma nansakum kama naseetum liqaa yawmikum hatha wama/wakumu alnnaru wama lakum min nasireena
Op die Dag wordt gezegd: "Wij vergeten jullie zoals jullie de ontmoeting met deze Dag van jullie hebben vergeten, en jullie verblijfplaats is de Hel en voor jullie zijn er geen helpers. (34)
ذَلِكُم بِأَنَّكُمُ اتَّخَذْتُمْ آيَاتِ اللَّهِ هُزُوًا وَغَرَّتْكُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا فَالْيَوْمَ لَا يُخْرَجُونَ مِنْهَا وَلَا هُمْ يُسْتَعْتَبُونَ ﴿٣٥﴾
45/Al-Jathiya-35: Thalikum bi-annakumu ittakhathtum ayati Allahi huzuwan wagharratkumu alhayatu alddunya faalyawma la yukhrajoona minha wala hum yustaAAtaboona
Dit is omdat jullie de Verzen van Allah tot onderwerp van spot maakten en het wereldse leven jullie verleid heeft." Op die Dag zullen zij er niet worden uitgehaald, en zij zullen niet naar hun berouw gevraagd worden. (35)
فَلِلَّهِ الْحَمْدُ رَبِّ السَّمَاوَاتِ وَرَبِّ الْأَرْضِ رَبِّ الْعَالَمِينَ ﴿٣٦﴾
45/Al-Jathiya-36: Falillahi alhamdu rabbi alssamawati warabbi al-ardi rabbi alAAalameena
Alle lof zij Allah, de Heer van de hemelen en de Heer van de aarde, de Heer der Werelden. (36)
وَلَهُ الْكِبْرِيَاء فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٣٧﴾
45/Al-Jathiya-37: Walahu alkibriyao fee alssamawati waal-ardi wahuwa alAAazeezu alhakeemu
En Hem behoort alle grootheid in de hemelen en op de aarde, en Hij is de Almachtige, de Alwijze. (37)