Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١ / صفحة ٦

Al-Baqarah 30-37, Koran - Djuz' 1 - Pagina 6

Djuz'-1, Pagina-6 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-1, Pagina-6 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-1, Pagina-6 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلاَئِكَةِ إِنِّي جَاعِلٌ فِي الأَرْضِ خَلِيفَةً قَالُواْ أَتَجْعَلُ فِيهَا مَن يُفْسِدُ فِيهَا وَيَسْفِكُ الدِّمَاء وَنَحْنُ نُسَبِّحُ بِحَمْدِكَ وَنُقَدِّسُ لَكَ قَالَ إِنِّي أَعْلَمُ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٣٠﴾
2/Al-Baqarah-30: Wa-ith qala rabbuka lilmala-ikati innee jaAAilun fee al-ardi khaleefatan qaloo atajAAalu feeha man yufsidu feeha wayasfiku alddimaa wanahnu nusabbihu bihamdika wanuqaddisu laka qala innee aAAlamu ma la taAAlamoona
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: "Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen?" Hij zei: "Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten". (30)
وَعَلَّمَ آدَمَ الأَسْمَاء كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمْ عَلَى الْمَلاَئِكَةِ فَقَالَ أَنبِئُونِي بِأَسْمَاء هَؤُلاء إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٣١﴾
2/Al-Baqarah-31: WaAAallama adama al-asmaa kullaha thumma AAaradahum AAala almala-ikati faqala anbi-oonee bi-asma-i haola-i in kuntum sadiqeena
En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: "Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn." (31)
قَالُواْ سُبْحَانَكَ لاَ عِلْمَ لَنَا إِلاَّ مَا عَلَّمْتَنَا إِنَّكَ أَنتَ الْعَلِيمُ الْحَكِيمُ ﴿٣٢﴾
2/Al-Baqarah-32: Qaloo subhanaka la AAilma lana illa ma AAallamtana innaka anta alAAaleemu alhakeemu
Zij zeiden: "Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze." (32)
قَالَ يَا آدَمُ أَنبِئْهُم بِأَسْمَآئِهِمْ فَلَمَّا أَنبَأَهُمْ بِأَسْمَآئِهِمْ قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكُمْ إِنِّي أَعْلَمُ غَيْبَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَأَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا كُنتُمْ تَكْتُمُونَ ﴿٣٣﴾
2/Al-Baqarah-33: Qala ya adamu anbi/hum bi-asma-ihim falamma anbaahum bi-asma-ihim qala alam aqul lakum innee aAAlamu ghayba alssamawati waal-ardi waaAAlamu ma tubdoona wama kuntum taktumoona
Hij zei: "O Adam, noem hun de namen ervan." En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: "Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen?" (33)
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلاَئِكَةِ اسْجُدُواْ لآدَمَ فَسَجَدُواْ إِلاَّ إِبْلِيسَ أَبَى وَاسْتَكْبَرَ وَكَانَ مِنَ الْكَافِرِينَ ﴿٣٤﴾
2/Al-Baqarah-34: Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa aba waistakbara wakana mina alkafireena
En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Buigt jullie voor Adam," toen bogen zij, bhalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelogigen. (34)
وَقُلْنَا يَا آدَمُ اسْكُنْ أَنتَ وَزَوْجُكَ الْجَنَّةَ وَكُلاَ مِنْهَا رَغَداً حَيْثُ شِئْتُمَا وَلاَ تَقْرَبَا هَذِهِ الشَّجَرَةَ فَتَكُونَا مِنَ الْظَّالِمِينَ ﴿٣٥﴾
2/Al-Baqarah-35: Waqulna ya adamu oskun anta wazawjuka aljannata wakula minha raghadan haythu shi/tuma wala taqraba hathihi alshshajarata fatakoona mina alththalimeena
En Wij zeiden: "O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren." (35)
فَأَزَلَّهُمَا الشَّيْطَانُ عَنْهَا فَأَخْرَجَهُمَا مِمَّا كَانَا فِيهِ وَقُلْنَا اهْبِطُواْ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّ وَلَكُمْ فِي الأَرْضِ مُسْتَقَرٌّ وَمَتَاعٌ إِلَى حِينٍ ﴿٣٦﴾
2/Al-Baqarah-36: Faazallahuma alshshaytanu AAanha faakhrajahuma mimma kana feehi waqulna ihbitoo baAAdukum libaAAdin AAaduwwun walakum fee al-ardi mustaqarrun wamataAAun ila heenin
Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaalde tijdstip (de dood)." (36)
فَتَلَقَّى آدَمُ مِن رَّبِّهِ كَلِمَاتٍ فَتَابَ عَلَيْهِ إِنَّهُ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿٣٧﴾
2/Al-Baqarah-37: Fatalaqqa adamu min rabbihi kalimatin fataba AAalayhi innahu huwa alttawwabu alrraheemu
Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. (37)