Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٧

Hud 46-53, Koran - Djuz' 12 - Pagina 227

Djuz'-12, Pagina-227 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-12, Pagina-227 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-12, Pagina-227 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالَ يَا نُوحُ إِنَّهُ لَيْسَ مِنْ أَهْلِكَ إِنَّهُ عَمَلٌ غَيْرُ صَالِحٍ فَلاَ تَسْأَلْنِ مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ إِنِّي أَعِظُكَ أَن تَكُونَ مِنَ الْجَاهِلِينَ ﴿٤٦﴾
11/Hud-46: Qala ya noohu innahu laysa min ahlika innahu AAamalun ghayru salihin fala tas-alni ma laysa laka bihi AAilmun innee aAAithuka an takoona mina aljahileena
Hij (Allah) zei: "O Nôeh, voorwaar, hij behoort niet tot jouw familie, voorwaar, het is geen rechtschapen daad, vraag Mij daarom niet iets waarover jij geen kennis hebt. Voorwaar, Ik vermaan je, opdat jij niet tot de onwetenden zult behoren." (46)
قَالَ رَبِّ إِنِّي أَعُوذُ بِكَ أَنْ أَسْأَلَكَ مَا لَيْسَ لِي بِهِ عِلْمٌ وَإِلاَّ تَغْفِرْ لِي وَتَرْحَمْنِي أَكُن مِّنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٤٧﴾
11/Hud-47: Qala rabbi innee aAAoothu bika an as-alaka ma laysa lee bihi AAilmun wa-illa taghfir lee watarhamnee akun mina alkhasireena
Hij (Nôeh) zei: "O mijn Heer, voorwaar, ik zoek mijin toevlucht bij U tegen dat ik iets zal vragen waarover ik geen kennis heb, en als U mij niet vergeeft en mij niet begenadig dan zal ik zeker tot de verliezers behoren." (47)
قِيلَ يَا نُوحُ اهْبِطْ بِسَلاَمٍ مِّنَّا وَبَركَاتٍ عَلَيْكَ وَعَلَى أُمَمٍ مِّمَّن مَّعَكَ وَأُمَمٌ سَنُمَتِّعُهُمْ ثُمَّ يَمَسُّهُم مِّنَّا عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٤٨﴾
11/Hud-48: Qeela ya noohu ihbit bisalamin minna wabarakatin AAalayka waAAala omamin mimman maAAaka waomamun sanumattiAAuhum thumma yamassuhum minna AAathabun aleemun
Er werd gezegd: "O Nôeh, ga van boord met veiligheid en de zegening van Ons over jou en over de gemeenschappen met jou. En Wij schenken genietingen aan gemeenschappen, vervolgens treft hen een pijnlijke bestraffing van Ons." (48)
تِلْكَ مِنْ أَنبَاء الْغَيْبِ نُوحِيهَا إِلَيْكَ مَا كُنتَ تَعْلَمُهَا أَنتَ وَلاَ قَوْمُكَ مِن قَبْلِ هَذَا فَاصْبِرْ إِنَّ الْعَاقِبَةَ لِلْمُتَّقِينَ ﴿٤٩﴾
11/Hud-49: Tilka min anba-i alghaybi nooheeha ilayka ma kunta taAAlamuha anta wala qawmuka min qabli hatha faisbir inna alAAaqibata lilmuttaqeena
Dit is één van de berichten uit het onwaaneembare die Wij aan jou openbaren. En hiervóór wist jij, noch jouw volk dit. Wees daarom geduldig. Voorwaar, het goede einde is voor de Moettaqôen. (49)
وَإِلَى عَادٍ أَخَاهُمْ هُودًا قَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُواْ اللّهَ مَا لَكُم مِّنْ إِلَهٍ غَيْرُهُ إِنْ أَنتُمْ إِلاَّ مُفْتَرُونَ ﴿٥٠﴾
11/Hud-50: Wa-ila AAadin akhahum hoodan qala ya qawmi oAAbudoo Allaha ma lakum min ilahin ghayruhu in antum illa muftaroona
En tot het volk van 'Âd (zonden Wij) hun broeder Hôed, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god den Hij, jullie zijn niets dan verzinners. (50)
يَا قَوْمِ لا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْرًا إِنْ أَجْرِيَ إِلاَّ عَلَى الَّذِي فَطَرَنِي أَفَلاَ تَعْقِلُونَ ﴿٥١﴾
11/Hud-51: Ya qawmi la as-alukum AAalayhi ajran in ajriya illa AAala allathee fataranee afala taAAqiloona
O mijn volk, ik vraag jullie hiervoor geen beloning, mijn beloning rust slechts bij Degene Die mij heeft geschapen, denken jullie dan niet na?" (51)
وَيَا قَوْمِ اسْتَغْفِرُواْ رَبَّكُمْ ثُمَّ تُوبُواْ إِلَيْهِ يُرْسِلِ السَّمَاء عَلَيْكُم مِّدْرَارًا وَيَزِدْكُمْ قُوَّةً إِلَى قُوَّتِكُمْ وَلاَ تَتَوَلَّوْاْ مُجْرِمِينَ ﴿٥٢﴾
11/Hud-52: Waya qawmi istaghfiroo rabbakum thumma tooboo ilayhi yursili alssamaa AAalaykum midraran wayazidkum quwwatan ila quwwatikum wala tatawallaw mujrimeena
En: "O mijn volk, vraagt vergeving aan jullie Heer, wendt jullie dan in berouw tot Hem; dan zal Hij de hemel overvloedige regen doen uitstorten over jullie en Hij zal voor jullie kracht toevoegen aan jullie kracht, en wendt jullie niet af als misdadigers." (52)
قَالُواْ يَا هُودُ مَا جِئْتَنَا بِبَيِّنَةٍ وَمَا نَحْنُ بِتَارِكِي آلِهَتِنَا عَن قَوْلِكَ وَمَا نَحْنُ لَكَ بِمُؤْمِنِينَ ﴿٥٣﴾
11/Hud-53: Qaloo ya hoodu ma ji/tana bibayyinatin wama nahnu bitarikee alihatina AAan qawlika wama nahnu laka bimu/mineena
Zij zeiden: "O Hôed, jij heb ons geen duidelijk Teken gebracht en wij verlaten onze goden niet vanwege jouw woord, en wij geloven jou niet." (53)