Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٨
القرآن الكريم
»
جزئها ١٢
»
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٨
Hud 54-62, Koran - Djuz' 12 - Pagina 228
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 12
»
Hud 54-62, Koran - Djuz' 12 - Pagina 228
Luister Koran Pagina-228
إِن نَّقُولُ إِلاَّ اعْتَرَاكَ بَعْضُ آلِهَتِنَا بِسُوَءٍ قَالَ إِنِّي أُشْهِدُ اللّهِ وَاشْهَدُواْ أَنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُونَ
﴿٥٤﴾
11/Hud-54: In naqoolu illa iAAtaraka baAAdu alihatina bisoo-in qala innee oshhidu Allaha waishhadoo annee baree-on mimma tushrikoona
Wij zeggen slechts: "En aantal van onze goden hebben jou met iets slechts getroffen." Hij zei: "Ik roep Allah op als Getuige. en getuig dat ik onschuldig ben aan wat jullie aan deelgenoten toekennen. (54)
مِن دُونِهِ فَكِيدُونِي جَمِيعًا ثُمَّ لاَ تُنظِرُونِ
﴿٥٥﴾
11/Hud-55: Min doonihi fakeedoonee jameeAAan thumma la tunthirooni
Naast Hem. Beraamt gezamenlijk een plan tegen mij en geeft mij vervolgens geen uitstel. (55)
إِنِّي تَوَكَّلْتُ عَلَى اللّهِ رَبِّي وَرَبِّكُم مَّا مِن دَآبَّةٍ إِلاَّ هُوَ آخِذٌ بِنَاصِيَتِهَا إِنَّ رَبِّي عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
﴿٥٦﴾
11/Hud-56: Innee tawakkaltu AAala Allahi rabbee warabbikum ma min dabbatin illa huwa akhithun binasiyatiha inna rabbee AAala siratin mustaqeemin
Voorwaar, ik verbouw op Allah, mijn Heer en jullie Heer. En er is geen levend wezen of Hij heeft het volledig in Zijn macht. Voorwaar, mijn Heer handelt op rechtvaardige wijze. (56)
فَإِن تَوَلَّوْاْ فَقَدْ أَبْلَغْتُكُم مَّا أُرْسِلْتُ بِهِ إِلَيْكُمْ وَيَسْتَخْلِفُ رَبِّي قَوْمًا غَيْرَكُمْ وَلاَ تَضُرُّونَهُ شَيْئًا إِنَّ رَبِّي عَلَىَ كُلِّ شَيْءٍ حَفِيظٌ
﴿٥٧﴾
11/Hud-57: Fa-in tawallaw faqad ablaghtukum ma orsiltu bihi ilaykum wayastakhlifu rabbee qawman ghayrakum wala tadurroonahu shay-an inna rabbee AAala kulli shay-in hafeethun
Als jullie je afwenden, dan heb ik jullie doorgegeven waar ik tot jullie mee gezonden ben. En mijn Heer zal jullie doen opvolgen door een ander volk en jullie kunnen Hem geen schade toebrengen. Voorwaar, mijn Heer is Waker over alle dingen." (57)
وَلَمَّا جَاء أَمْرُنَا نَجَّيْنَا هُودًا وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ بِرَحْمَةٍ مِّنَّا وَنَجَّيْنَاهُم مِّنْ عَذَابٍ غَلِيظٍ
﴿٥٨﴾
11/Hud-58: Walamma jaa amruna najjayna hoodan waallatheena amanoo maAAahu birahmatin minna wanajjaynahum min AAathabin ghaleethin
En toen Ons bevel was gekomen, redden Wij Hôed en degenen die met hem geloofden, door Genade van Ons, en Wij redden ten van een zwam bestraffing. (58)
وَتِلْكَ عَادٌ جَحَدُواْ بِآيَاتِ رَبِّهِمْ وَعَصَوْاْ رُسُلَهُ وَاتَّبَعُواْ أَمْرَ كُلِّ جَبَّارٍ عَنِيدٍ
﴿٥٩﴾
11/Hud-59: Watilka AAadun jahadoo bi-ayati rabbihim waAAasaw rusulahu waittabaAAoo amra kulli jabbarin AAaneedin
En dat was (het einde van) het volk van 'Âd, zij verwierpen de Tekenen van hun Heer, zij gehoorzaamden de Profeten niet en zij volgden het bevel van iedere opstandige geweldenaar. (59)
وَأُتْبِعُواْ فِي هَذِهِ الدُّنْيَا لَعْنَةً وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ أَلا إِنَّ عَادًا كَفَرُواْ رَبَّهُمْ أَلاَ بُعْدًا لِّعَادٍ قَوْمِ هُودٍ
﴿٦٠﴾
11/Hud-60: WaotbiAAoo fee hathihi alddunya laAAnatan wayawma alqiyamati ala inna AAadan kafaroo rabbahum ala buAAdan liAAadin qawmi hoodin
En zij worden in deze wereld en op de Dag der Opstanding achtervolgd door een vloek. Weet: voorwaar, de 'Âd waren ongelovig aan hun Heer. Weet: verdoemd is het volk van Hôed. (60)
وَإِلَى ثَمُودَ أَخَاهُمْ صَالِحًا قَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُواْ اللّهَ مَا لَكُم مِّنْ إِلَهٍ غَيْرُهُ هُوَ أَنشَأَكُم مِّنَ الأَرْضِ وَاسْتَعْمَرَكُمْ فِيهَا فَاسْتَغْفِرُوهُ ثُمَّ تُوبُواْ إِلَيْهِ إِنَّ رَبِّي قَرِيبٌ مُّجِيبٌ
﴿٦١﴾
11/Hud-61: Wa-ila thamooda akhahum salihan qala ya qawmi oAAbudoo Allaha ma lakum min ilahin ghayruhu huwa anshaakum mina al-ardi waistaAAmarakum feeha faistaghfiroohu thumma tooboo ilayhi inna rabbee qareebun mujeebun
En tot de Tsamôed zonden Wij hun broeder Shâlih, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij, Hij is Degene Die jullie uit de aairde heeft doen onstm en die jullie daarop heeft gevestigd, vraagt Hem daarom om vergeving en wendt jullie dan in berouw tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verberend." (61)
قَالُواْ يَا صَالِحُ قَدْ كُنتَ فِينَا مَرْجُوًّا قَبْلَ هَذَا أَتَنْهَانَا أَن نَّعْبُدَ مَا يَعْبُدُ آبَاؤُنَا وَإِنَّنَا لَفِي شَكٍّ مِّمَّا تَدْعُونَا إِلَيْهِ مُرِيبٍ
﴿٦٢﴾
11/Hud-62: Qaloo ya salihu qad kunta feena marjuwwan qabla hatha atanhana an naAAbuda ma yaAAbudu abaona wa-innana lafee shakkin mimma tadAAoona ilayhi mureebun
En zij (de Tsamôed) zeiden: "O Shâlih, hiervoor was jij temidden van ons iemand waarop wij onze hoop hadden gevestigd. Verbied jij ons dat wij aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij verkeren in grote twijfel over hetgeen waartoe jij ons oproept." (62)