Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٩
القرآن الكريم
»
جزئها ١٢
»
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٢٩
Hud 63-71, Koran - Djuz' 12 - Pagina 229
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 12
»
Hud 63-71, Koran - Djuz' 12 - Pagina 229
Luister Koran Pagina-229
قَالَ يَا قَوْمِ أَرَأَيْتُمْ إِن كُنتُ عَلَى بَيِّنَةً مِّن رَّبِّي وَآتَانِي مِنْهُ رَحْمَةً فَمَن يَنصُرُنِي مِنَ اللّهِ إِنْ عَصَيْتُهُ فَمَا تَزِيدُونَنِي غَيْرَ تَخْسِيرٍ
﴿٦٣﴾
11/Hud-63: Qala ya qawmi araaytum in kuntu AAala bayyinatin min rabbee waatanee minhu rahmatan faman yansurunee mina Allahi in AAasaytuhu fama tazeedoonanee ghayra takhseerin
Hij zei: "O mijn volk, wat denken jullie, als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun, en Hij mij Barmhartigheid van Hem heeft geschonken: wie kan mij dan tegen (de bestraffing van) Allah helpen als ik Hem ongehoorzaam ben. Daarom vermeerderen jullie niets voor mij dan verlies." (63)
وَيَا قَوْمِ هَذِهِ نَاقَةُ اللّهِ لَكُمْ آيَةً فَذَرُوهَا تَأْكُلْ فِي أَرْضِ اللّهِ وَلاَ تَمَسُّوهَا بِسُوءٍ فَيَأْخُذَكُمْ عَذَابٌ قَرِيبٌ
﴿٦٤﴾
11/Hud-64: Waya qawmi hathihi naqatu Allahi lakum ayatan fatharooha ta/kul fee ardi Allahi wala tamassooha bisoo-in faya/khuthakum AAathabun qareebun
En: "O mijn volk, dit is een vrouwteskameel van Allah, als een Teken voor jullie, laat haar daarom eten van de aarde van Allah en doe haar geen kwaad, anders zal een nabije bestraffing jullie grijpen." (64)
فَعَقَرُوهَا فَقَالَ تَمَتَّعُواْ فِي دَارِكُمْ ثَلاَثَةَ أَيَّامٍ ذَلِكَ وَعْدٌ غَيْرُ مَكْذُوبٍ
﴿٦٥﴾
11/Hud-65: FaAAaqarooha faqala tamattaAAoo fee darikum thalathata ayyamin thalika waAAdun ghayru makthoobin
Toen slachtten zij haar, waarop bij (Shâlih) zei. "Blijft drie dagen in jullie huizen. Dat is een aanzegging die niet kan worden geloochend." (65)
فَلَمَّا جَاء أَمْرُنَا نَجَّيْنَا صَالِحًا وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ بِرَحْمَةٍ مِّنَّا وَمِنْ خِزْيِ يَوْمِئِذٍ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ الْقَوِيُّ الْعَزِيزُ
﴿٦٦﴾
11/Hud-66: Falamma jaa amruna najjayna salihan waallatheena amanoo maAAahu birahmatin minna wamin khizyi yawmi-ithin inna rabbaka huwa alqawiyyu alAAazeezu
En toen Ons bevel kwam, redden Wij Shâlih en degenen die met hem geloofden, door Genade van Ons en (Wij redden hen) van een vernedering op die Dag. Voorwaar, jouw Heer is de Sterke, de Almachtige. (66)
وَأَخَذَ الَّذِينَ ظَلَمُواْ الصَّيْحَةُ فَأَصْبَحُواْ فِي دِيَارِهِمْ جَاثِمِينَ
﴿٦٧﴾
11/Hud-67: Waakhatha allatheena thalamoo alssayhatu faasbahoo fee diyarihim jathimeena
En de bliksemalag greep degenen die onrecht hadden gepleegd, zodat zij doden in hun huizen werden. (67)
كَأَن لَّمْ يَغْنَوْاْ فِيهَا أَلاَ إِنَّ ثَمُودَ كَفرُواْ رَبَّهُمْ أَلاَ بُعْدًا لِّثَمُودَ
﴿٦٨﴾
11/Hud-68: Kaan lam yaghnaw feeha ala inna thamooda kafaroo rabbahum ala buAAdan lithamooda
Alsof zij er nooit gewoond hadden. Weet, voorwaar, de Tsmôed waren ongelovig aan hun Heer, Weet: verdoemd zijn de Tsamôed. (68)
وَلَقَدْ جَاءتْ رُسُلُنَا إِبْرَاهِيمَ بِالْبُشْرَى قَالُواْ سَلاَمًا قَالَ سَلاَمٌ فَمَا لَبِثَ أَن جَاء بِعِجْلٍ حَنِيذٍ
﴿٦٩﴾
11/Hud-69: Walaqad jaat rusuluna ibraheema bialbushra qaloo salaman qala salamun fama labitha an jaa biAAijlin haneethin
En voorzeker, Onze gezanten (Engelen) kwamen tot Ibrâhîm met de verheugende tijding, zij zeiden: "Salâm" (Vrede). "Hij zei: "Salâm." Niet lang daarna bracht hij een geroosterd kalf. (69)
فَلَمَّا رَأَى أَيْدِيَهُمْ لاَ تَصِلُ إِلَيْهِ نَكِرَهُمْ وَأَوْجَسَ مِنْهُمْ خِيفَةً قَالُواْ لاَ تَخَفْ إِنَّا أُرْسِلْنَا إِلَى قَوْمِ لُوطٍ
﴿٧٠﴾
11/Hud-70: Falamma raa aydiyahum la tasilu ilayhi nakirahum waawjasa minhum kheefatan qaloo la takhaf inna orsilna ila qawmi lootin
Toen hij dan zag dat hun handen er niet naar reikten vond hij ben vreemd en werd hij bang van hen. Zij zeiden: "Vreest niet, Wij zijn gezonden tot het volk van Lôeth." (70)
وَامْرَأَتُهُ قَآئِمَةٌ فَضَحِكَتْ فَبَشَّرْنَاهَا بِإِسْحَقَ وَمِن وَرَاء إِسْحَقَ يَعْقُوبَ
﴿٧١﴾
11/Hud-71: Waimraatuhu qa-imatun fadahikat fabashsharnaha bi-ishaqa wamin wara-i ishaqa yaAAqooba
En zijn vrouw stond en zij lachte, daarna verkondigden wij haar een verheugende tijding over (de geboorte van) lshâq, en na Ishaq Ya'qôeb. (71)