Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٣٧

Yusuf 15-22, Koran - Djuz' 12 - Pagina 237

Djuz'-12, Pagina-237 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-12, Pagina-237 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-12, Pagina-237 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَلَمَّا ذَهَبُواْ بِهِ وَأَجْمَعُواْ أَن يَجْعَلُوهُ فِي غَيَابَةِ الْجُبِّ وَأَوْحَيْنَآ إِلَيْهِ لَتُنَبِّئَنَّهُم بِأَمْرِهِمْ هَذَا وَهُمْ لاَ يَشْعُرُونَ ﴿١٥﴾
12/Yusuf-15: Falamma thahaboo bihi waajmaAAoo an yajAAaloohu fee ghayabati aljubbi waawhayna ilayhi latunabi-annahum bi-amrihim hatha wahum la yashAAuroona
Toen zij met hem weggingen en overeenkwamen om hem op de bodem van de put te werpen, openbaarden Wij aan hem: "Jij zal hen zeker inlichten over die zaak van hun, terwijl zij het niet beseffen." (15)
وَجَاؤُواْ أَبَاهُمْ عِشَاء يَبْكُونَ ﴿١٦﴾
12/Yusuf-16: Wajaoo abahum AAishaan yabkoona
En zij gingen in de avond huilend naar hun vader. (16)
قَالُواْ يَا أَبَانَا إِنَّا ذَهَبْنَا نَسْتَبِقُ وَتَرَكْنَا يُوسُفَ عِندَ مَتَاعِنَا فَأَكَلَهُ الذِّئْبُ وَمَا أَنتَ بِمُؤْمِنٍ لِّنَا وَلَوْ كُنَّا صَادِقِينَ ﴿١٧﴾
12/Yusuf-17: Qaloo ya abana inna thahabna nastabiqu watarakna yoosufa AAinda mataAAina faakalahu alththi/bu wama anta bimu/minin lana walaw kunna sadiqeena
Zij zeiden: "O onze vader, voorwaar, wij gingen weg om een wedloop te houden en lieten Yôesoef achter bij onze goederen. Toen heeft de wolf hem verslonden, maar u zult ons niet geloven, ook al spreken wij de waarheid." (17)
وَجَآؤُوا عَلَى قَمِيصِهِ بِدَمٍ كَذِبٍ قَالَ بَلْ سَوَّلَتْ لَكُمْ أَنفُسُكُمْ أَمْرًا فَصَبْرٌ جَمِيلٌ وَاللّهُ الْمُسْتَعَانُ عَلَى مَا تَصِفُونَ ﴿١٨﴾
12/Yusuf-18: Wajaoo AAala qameesihi bidamin kathibin qala bal sawwalat lakum anfusukum amran fasabrun jameelun waAllahu almustaAAanu AAala ma tasifoona
En zij kwamen met zijn hemd, met vals bloed (daarop). Hij zei: "Maar jullie hebben voor jezelf iets moois verzonnen. Daarom is geduld gewenst. En Allah is het Die om hulp wordt gevraagd bij wat jullie beschrijven." (18)
وَجَاءتْ سَيَّارَةٌ فَأَرْسَلُواْ وَارِدَهُمْ فَأَدْلَى دَلْوَهُ قَالَ يَا بُشْرَى هَذَا غُلاَمٌ وَأَسَرُّوهُ بِضَاعَةً وَاللّهُ عَلِيمٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿١٩﴾
12/Yusuf-19: Wajaat sayyaratun faarsaloo waridahum faadla dalwahu qala ya bushra hatha ghulamun waasarroohu bidaAAatan waAllahu AAaleemun bima yaAAmaloona
En er kwam een groep reizigers, en zijstuurden hun waterdrager, en hij liet zijn waterzak neer. Hij zei: "O goed nieuws! Dit is een jongen." En Zij verborgen hem als koopwaar. En Allah is Alwetend over wat zij doen. (19)
وَشَرَوْهُ بِثَمَنٍ بَخْسٍ دَرَاهِمَ مَعْدُودَةٍ وَكَانُواْ فِيهِ مِنَ الزَّاهِدِينَ ﴿٢٠﴾
12/Yusuf-20: Washarawhu bithamanin bakhsin darahima maAAdoodatin wakanoo feehi mina alzzahideena
En zij verkochten hem voor een geringe prijs, een paar dirham, en zij wamn voor hem onverschilligen. (20)
وَقَالَ الَّذِي اشْتَرَاهُ مِن مِّصْرَ لاِمْرَأَتِهِ أَكْرِمِي مَثْوَاهُ عَسَى أَن يَنفَعَنَا أَوْ نَتَّخِذَهُ وَلَدًا وَكَذَلِكَ مَكَّنِّا لِيُوسُفَ فِي الأَرْضِ وَلِنُعَلِّمَهُ مِن تَأْوِيلِ الأَحَادِيثِ وَاللّهُ غَالِبٌ عَلَى أَمْرِهِ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿٢١﴾
12/Yusuf-21: Waqala allathee ishtarahu min misra liimraatihi akrimee mathwahu AAasa an yanfaAAana aw nattakhithahu waladan wakathalika makkanna liyoosufa fee al-ardi walinuAAallimahu min ta/weeli al-ahadeethi waAllahu ghalibun AAala amrihi walakinna akthara alnnasi la
En degene uit Egypte die hem had gekocht, zei tot zijn vrouw: "Geef hem een eervol verblijf, misschien zal hij ons voordeel brengen, of zullen wij hem als een zoon aannemen." Zo verstevigden Wij de positie van Yôsoef op aarde, opdat Wij hem de uitleg van de vertellingen (dromen) zouden onderwijzen. En Allah is de Beheerser van Zijn zaken, maar de meeste mensen weten (het) niet. (21)
وَلَمَّا بَلَغَ أَشُدَّهُ آتَيْنَاهُ حُكْمًا وَعِلْمًا وَكَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿٢٢﴾
12/Yusuf-22: Walamma balagha ashuddahu ataynahu hukman waAAilman wakathalika najzee almuhsineena
En toen hij (Yôesoef) zijn volle kracht had bereikt, gaven Wij hem wijsheid en kennis. En zo belonen Wij de weldoeners. (22)