Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٣٨
القرآن الكريم
»
جزئها ١٢
»
القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٣٨
Yusuf 23-30, Koran - Djuz' 12 - Pagina 238
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 12
»
Yusuf 23-30, Koran - Djuz' 12 - Pagina 238
Luister Koran Pagina-238
وَرَاوَدَتْهُ الَّتِي هُوَ فِي بَيْتِهَا عَن نَّفْسِهِ وَغَلَّقَتِ الأَبْوَابَ وَقَالَتْ هَيْتَ لَكَ قَالَ مَعَاذَ اللّهِ إِنَّهُ رَبِّي أَحْسَنَ مَثْوَايَ إِنَّهُ لاَ يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ
﴿٢٣﴾
12/Yusuf-23: Warawadat-hu allatee huwa fee baytiha AAan nafsihi waghallaqati al-abwaba waqalat hayta laka qala maAAatha Allahi innahu rabbee ahsana mathwaya innahu la yuflihu alththalimoona
En zij in wier huis bij verbleef, probeerde hem te verleiden, tegen zijn wil en zij sloot de deuren en zij zei: "Kom hier." Hij zei: "(ik zoek mijn) toe vlucht bij Allah. Voorwaar, Hij is mijn Heer, (Hij geeft mij) mijn beste plaats. Voorwaar, de onrechtplegers zullen niet slagen." (23)
وَلَقَدْ هَمَّتْ بِهِ وَهَمَّ بِهَا لَوْلا أَن رَّأَى بُرْهَانَ رَبِّهِ كَذَلِكَ لِنَصْرِفَ عَنْهُ السُّوءَ وَالْفَحْشَاء إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُخْلَصِينَ
﴿٢٤﴾
12/Yusuf-24: Walaqad hammat bihi wahamma biha lawla an raa burhana rabbihi kathalika linasrifa AAanhu alssoo-a waalfahshaa innahu min AAibadina almukhlaseena
En voorzeker, zij begeerde hem. Als hij geen Teken van zijn Heer had gezien. zou hij haar hebben begeerd. Zo was het, opdat Wij het kwaad en de zedeloosheid zouden afwenden. En voorwaar, hij is één van Onze oprechte dienaren. (24)
وَاسُتَبَقَا الْبَابَ وَقَدَّتْ قَمِيصَهُ مِن دُبُرٍ وَأَلْفَيَا سَيِّدَهَا لَدَى الْبَابِ قَالَتْ مَا جَزَاء مَنْ أَرَادَ بِأَهْلِكَ سُوَءًا إِلاَّ أَن يُسْجَنَ أَوْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
﴿٢٥﴾
12/Yusuf-25: Waistabaqa albaba waqaddat qameesahu min duburin waalfaya sayyidaha lada albabi qalat ma jazao man arada bi-ahlika soo-an illa an yusjana aw AAathabun aleemun
En heiden renden naar de deur en zij scheurde zijn hemd aan de achterkant en zij troffen haar man aan bij de deur. Zij zei: "Is er een vergelding voor hem die jouw familie kwaad wil doen, anders dan gevangenzetting, of een pijnlijke bestraffing" (25)
قَالَ هِيَ رَاوَدَتْنِي عَن نَّفْسِي وَشَهِدَ شَاهِدٌ مِّنْ أَهْلِهَا إِن كَانَ قَمِيصُهُ قُدَّ مِن قُبُلٍ فَصَدَقَتْ وَهُوَ مِنَ الكَاذِبِينَ
﴿٢٦﴾
12/Yusuf-26: Qala hiya rawadatnee AAan nafsee washahida shahidun min ahliha in kana qameesuhu qudda min qubulin fasadaqat wahuwa mina alkathibeena
Hij (Yôesoef) zei: "Zij verleidde mij tegen mijn wil," en een getuige van haar familie getuigde: "Als zijn hemd aan de voorkant is gescheurd, dan heeft zij gelijk en behoort hij tot de leugenaars. (26)
وَإِنْ كَانَ قَمِيصُهُ قُدَّ مِن دُبُرٍ فَكَذَبَتْ وَهُوَ مِن الصَّادِقِينَ
﴿٢٧﴾
12/Yusuf-27: Wa-in kana qameesuhu qudda min duburin fakathabat wahuwa mina alssadiqeena
Maar als zijn hemd aan de achterkant is gescheurd, dan heeft zij gelogen en behoort hij tot de waarachtigen." (27)
فَلَمَّا رَأَى قَمِيصَهُ قُدَّ مِن دُبُرٍ قَالَ إِنَّهُ مِن كَيْدِكُنَّ إِنَّ كَيْدَكُنَّ عَظِيمٌ
﴿٢٨﴾
12/Yusuf-28: Falamma raa qameesahu qudda min duburin qala innahu min kaydikunna inna kaydakunna AAatheemun
En toen hij (de getuige) zag dat zijn hemd am de achterkant was gescheurd, zei hij: "Voorwaar, het was één van jullie listen. Voomaar, jullie listen zijn enorm". (28)
يُوسُفُ أَعْرِضْ عَنْ هَذَا وَاسْتَغْفِرِي لِذَنبِكِ إِنَّكِ كُنتِ مِنَ الْخَاطِئِينَ
﴿٢٩﴾
12/Yusuf-29: Yoosufu aAArid AAan hatha waistaghfiree lithanbiki innaki kunti mina alkhati-eena
Yôesoef, wend je hier van af En jij (O vrouw) vraag om vergeving voor jouw zonde. Voorwaar, jij behoort tot de zondaren. (29)
وَقَالَ نِسْوَةٌ فِي الْمَدِينَةِ امْرَأَةُ الْعَزِيزِ تُرَاوِدُ فَتَاهَا عَن نَّفْسِهِ قَدْ شَغَفَهَا حُبًّا إِنَّا لَنَرَاهَا فِي ضَلاَلٍ مُّبِينٍ
﴿٣٠﴾
12/Yusuf-30: Waqala niswatun fee almadeenati imraatu alAAazeezi turawidu fataha AAan nafsihi qad shaghafaha hubban inna lanaraha fee dalalin mubeenin
En enkele vrouwen in de stad zelden: "De vrouw van Al 'Azîz verleidt haar slaaf tegen zijn wil, hij heeft haar hevig verliefd gemaakt. En voorwaar, wij zien haar in duidelijke dwaling verkeren." (30)