Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٣ / صفحة ٢٥٥

Koran, Pagina 255 (Djuz' 13) recitatie door Abu Bakr al Shatri

vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَيَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَسْتَ مُرْسَلاً قُلْ كَفَى بِاللّهِ شَهِيدًا بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَمَنْ عِندَهُ عِلْمُ الْكِتَابِ ﴿٤٣﴾

سورة إبراهيم

الَر كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ إِلَيْكَ لِتُخْرِجَ النَّاسَ مِنَ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّورِ بِإِذْنِ رَبِّهِمْ إِلَى صِرَاطِ الْعَزِيزِ الْحَمِيدِ ﴿١﴾
اللّهِ الَّذِي لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ وَوَيْلٌ لِّلْكَافِرِينَ مِنْ عَذَابٍ شَدِيدٍ ﴿٢﴾
الَّذِينَ يَسْتَحِبُّونَ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا عَلَى الآخِرَةِ وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللّهِ وَيَبْغُونَهَا عِوَجًا أُوْلَئِكَ فِي ضَلاَلٍ بَعِيدٍ ﴿٣﴾
وَمَا أَرْسَلْنَا مِن رَّسُولٍ إِلاَّ بِلِسَانِ قَوْمِهِ لِيُبَيِّنَ لَهُمْ فَيُضِلُّ اللّهُ مَن يَشَاء وَيَهْدِي مَن يَشَاء وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ﴿٤﴾
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَى بِآيَاتِنَا أَنْ أَخْرِجْ قَوْمَكَ مِنَ الظُّلُمَاتِ إِلَى النُّورِ وَذَكِّرْهُمْ بِأَيَّامِ اللّهِ إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَاتٍ لِّكُلِّ صَبَّارٍ شَكُورٍ ﴿٥﴾
٢٥٥
13/Ar-Ra'd-43: Wayaqoolu allatheena kafaroo lasta mursalan qul kafa biAllahi shaheedan baynee wabaynakum waman AAindahu AAilmu alkitabi
En degenen die ongelovig zijn zeggen: jij bent geen gezondene. Zeg: "Allah is genoeg als Getuige tussen mij en jullie en tussen de mensen die kennis hebben van de Schrift." (43)

Soera Ibrahim

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

14/Ibrahim-1: Alif-lam-ra kitabun anzalnahu ilayka litukhrija alnnasa mina alththulumati ila alnnoori bi-ithni rabbihim ila sirati alAAazeezi alhameedi
Alif, Lam, Ra. (Dit is) een Boek dat Wij aan jou (O Moehammad) neergezonden hebben, opdat jij de mensen uit de duisternissen naar het licht zult voeren, met verlof van hun Heer, naar het Pad van de Almachtige, de Geprezene. (1)
14/Ibrahim-2: Allahi allathee lahu ma fee alssamawati wama fee al-ardi wawaylun lilkafireena min AAathabin shadeedin
Allah is Degene aan Wie wat er in de hemelen en op de aarde is behoort. En wee de ongelovigen, een harde bestraffing (zal hen treffen). (2)
14/Ibrahim-3: Allatheena yastahibboona alhayata alddunya AAala al-akhirati wayasuddoona AAan sabeeli Allahi wayabghoonaha AAiwajan ola-ika fee dalalin baAAeedin
Degenen die het wereldse leven verkiezen boven het Hiernamaals, en afhouden van de Weg van Allah en die wensen dat die krom wordt. Zij zijn degenen die in vergaande dwaling verkeren. (3)
14/Ibrahim-4: Wama arsalna min rasoolin illa bilisani qawmihi liyubayyina lahum fayudillu Allahu man yashao wayahdee man yashao wahuwa alAAazeezu alhakeemu
En Wij hebben geen Boodschapper gezonden, of (hij sprak) de taal van zijn volk, om hen een duidelijke uitleg te geven. Daarna doet Allah dwalen wie Hij wil, en leidt Hij wie Hij wil. En Hij is de Almachtige, de Alwijze. (4)
14/Ibrahim-5: Walaqad arsalna moosa bi-ayatina an akhrij qawmaka mina alththulumati ila alnnoori wathakkirhum bi-ayyami Allahi inna fee thalika laayatin likulli sabbarin shakoorin
Voorzeker, wij zonden Môesa met Onze Tekenen, (zeggend:) "Voer jouw volk vanuit de duisternissen naar het licht en herinner hen aan de dagen van Allah." Daarin zijn inderdaad Tekenen voor alle geduldige dankbaren. (5)
255