Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٤ / صفحة ٢٧٢

An-Nahl 43-54, Koran - Djuz' 14 - Pagina 272

Djuz'-14, Pagina-272 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-14, Pagina-272 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-14, Pagina-272 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَمَا أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ إِلاَّ رِجَالاً نُّوحِي إِلَيْهِمْ فَاسْأَلُواْ أَهْلَ الذِّكْرِ إِن كُنتُمْ لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٤٣﴾
16/An-Nahl-43: Wama arsalna min qablika illa rijalan noohee ilayhim fais-aloo ahla alththikri in kuntum la taAAlamoona
En vóór jou (O Moehammad) zonden Wij slechts mannen aan wie Wij openbaarden; vraag het dan am de bezitters van de kennis, indien jullie het niet weten. (43)
بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِ وَأَنزَلْنَا إِلَيْكَ الذِّكْرَ لِتُبَيِّنَ لِلنَّاسِ مَا نُزِّلَ إِلَيْهِمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٤٤﴾
16/An-Nahl-44: Bialbayyinati waalzzuburi waanzalna ilayka alththikra litubayyina lilnnasi ma nuzzila ilayhim walaAAallahum yatafakkaroona
(Wij zonden ben) met duidelijke (Tekenen) en de Zaboer. En Wij deden aan jou de Vermaning (de Koran) neerdalen om aan de mensen duidelijk te maken wat aan hen neergezonden is. En hopelijk zullen zij nadenken. (44)
أَفَأَمِنَ الَّذِينَ مَكَرُواْ السَّيِّئَاتِ أَن يَخْسِفَ اللّهُ بِهِمُ الأَرْضَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لاَ يَشْعُرُونَ ﴿٤٥﴾
16/An-Nahl-45: Afaamina allatheena makaroo alssayyi-ati an yakhsifa Allahu bihimu al-arda aw ya/tiyahumu alAAathabu min haythu la yashAAuroona
Voelen degenen die slechte daden beramen zich er dan veilig voor dat Allah hen niet in de aarde doet wegzinken, of dat de bestraffing hen treft van waar zij het niet beseffen? (45)
أَوْ يَأْخُذَهُمْ فِي تَقَلُّبِهِمْ فَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ ﴿٤٦﴾
16/An-Nahl-46: Aw ya/khuthahum fee taqallubihim fama hum bimuAAjizeena
Of dat Hij hen treft tijdens hun rondgaan, terwijl zij zich het niet van zich af kunnen houden? (46)
أَوْ يَأْخُذَهُمْ عَلَى تَخَوُّفٍ فَإِنَّ رَبَّكُمْ لَرؤُوفٌ رَّحِيمٌ ﴿٤٧﴾
16/An-Nahl-47: Aw ya/khuthahum AAala takhawwufin fa-inna rabbakum laraoofun raheemun
Of dat Hij hen treft terwijl zij bang zijn? Voorwaar, jullie Heer is zeker Meest Genadig, Meest Barmhartig. (47)
أَوَ لَمْ يَرَوْاْ إِلَى مَا خَلَقَ اللّهُ مِن شَيْءٍ يَتَفَيَّأُ ظِلاَلُهُ عَنِ الْيَمِينِ وَالْشَّمَآئِلِ سُجَّدًا لِلّهِ وَهُمْ دَاخِرُونَ ﴿٤٨﴾
16/An-Nahl-48: Awa lam yaraw ila ma khalaqa Allahu min shay-in yatafayyao thilaluhu AAani alyameeni waalshshama-ili sujjadan lillahi wahum dakhiroona
Zien zij dan niet de dingen die Allah geschapen heeft, hoe hun schaduwen zich naar rechts en links wenden, terwijl zij zich voor Allah neerwerpen en zij nederig zijn? (48)
وَلِلّهِ يَسْجُدُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ مِن دَآبَّةٍ وَالْمَلآئِكَةُ وَهُمْ لاَ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٤٩﴾
16/An-Nahl-49: Walillahi yasjudu ma fee alssamawati wama fee al-ardi min dabbatin waalmala-ikatu wahum la yastakbiroona
En voor Allah werpt alles van de levende wezens in de hemelen en alles op de aarde zich neer, en (ook) de Engelen, en zij zijn niet hoogmoedig. (49)
يَخَافُونَ رَبَّهُم مِّن فَوْقِهِمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ* ﴿٥٠﴾
16/An-Nahl-50: Yakhafoona rabbahum min fawqihim wayafAAaloona ma yu/maroona
Zij vrezen hun Heer boven hen en zij doen wat Hij beveelt. (50)
وَقَالَ اللّهُ لاَ تَتَّخِذُواْ إِلهَيْنِ اثْنَيْنِ إِنَّمَا هُوَ إِلهٌ وَاحِدٌ فَإيَّايَ فَارْهَبُونِ ﴿٥١﴾
16/An-Nahl-51: Waqala Allahu la tattakhithoo ilahayni ithnayni innama huwa ilahun wahidun fa-iyyaya fairhabooni
En Allah zei: "Neemt geen twee goden. Voorwaar, Hij is een God. Vreest daarom Mij alleen." (51)
وَلَهُ مَا فِي الْسَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَلَهُ الدِّينُ وَاصِبًا أَفَغَيْرَ اللّهِ تَتَّقُونَ ﴿٥٢﴾
16/An-Nahl-52: Walahu ma fee alssamawati waal-ardi walahu alddeenu wasiban afaghayra Allahi tattaqoona
En aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is en gehoorzaamheid behoort altijd aan Hem te zijn. Zullen jullie dan iemand anders dan Allah vrezen? (52)
وَمَا بِكُم مِّن نِّعْمَةٍ فَمِنَ اللّهِ ثُمَّ إِذَا مَسَّكُمُ الضُّرُّ فَإِلَيْهِ تَجْأَرُونَ ﴿٥٣﴾
16/An-Nahl-53: Wama bikum min niAAmatin famina Allahi thumma itha massakumu alddurru fa-ilayhi taj-aroona
En jullie hebben geen gunst of het komt van Allah. En wanneer jullie dan door tegenspoed geraakt worden, is Hij het tot Wie jullie je nederig om hulp wenden. (53)
ثُمَّ إِذَا كَشَفَ الضُّرَّ عَنكُمْ إِذَا فَرِيقٌ مِّنكُم بِرَبِّهِمْ يُشْرِكُونَ ﴿٥٤﴾
16/An-Nahl-54: Thumma itha kashafa alddurra AAankum itha fareequn minkum birabbihim yushrikoona
En als Hij de tegenspoed voor jullie opheft is er een groep onder jullie die aan hun Heer deelgenoten toekent. (54)