Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٢٩٥

Al-Kahf 16-20, Koran - Djuz' 15 - Pagina 295

Djuz'-15, Pagina-295 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-15, Pagina-295 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-15, Pagina-295 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَإِذِ اعْتَزَلْتُمُوهُمْ وَمَا يَعْبُدُونَ إِلَّا اللَّهَ فَأْوُوا إِلَى الْكَهْفِ يَنشُرْ لَكُمْ رَبُّكُم مِّن رَّحمته ويُهَيِّئْ لَكُم مِّنْ أَمْرِكُم مِّرْفَقًا ﴿١٦﴾
18/Al-Kahf-16: Wa-ithi iAAtazaltumoohum wama yaAAbudoona illa Allaha fa/woo ila alkahfi yanshur lakum rabbukum min rahmatihi wayuhayyi/ lakum min amrikum mirfaqan
"En als jullie je van ben (de ongelovigen) afwenden en van wat zij aanbidden, behalve Allah (zo zei één van de vervolgden tegen de anderen vervolgden), zoek dan bescherming in de Groten jullie Heer zal Zijn Barmhartigheid over jullie uitspreiden, en voor jullie in jullie zaak gemak brengen." (16)
وَتَرَى الشَّمْسَ إِذَا طَلَعَت تَّزَاوَرُ عَن كَهْفِهِمْ ذَاتَ الْيَمِينِ وَإِذَا غَرَبَت تَّقْرِضُهُمْ ذَاتَ الشِّمَالِ وَهُمْ فِي فَجْوَةٍ مِّنْهُ ذَلِكَ مِنْ آيَاتِ اللَّهِ مَن يَهْدِ اللَّهُ فَهُوَ الْمُهْتَدِي وَمَن يُضْلِلْ فَلَن تَجِدَ لَهُ وَلِيًّا مُّرْشِدًا ﴿١٧﴾
18/Al-Kahf-17: Watara alshshamsa itha talaAAat tazawaru AAan kahfihim thata alyameeni wa-itha gharabat taqriduhum thata alshshimali wahum fee fajwatin minhu thalika min ayati Allahi man yahdi Allahu fahuwa almuhtadi waman yudlil falan tajida lahu waliyyan murshidan
En jij zou zien dat de zon, wanneer zij opging, zich aan de rechterkant van hun grot wegboog; en wanneer zij onderging, zich aan de linkerkant wegboog, terwijl zij in de open ruimte ervan (lagen): dit behoort tot de Tekenen van Allah. Wie door Allah geleid wordt: hij volgt Leiding. En wie tot dwaling gebracht wordt: hij zal nooit een helper vinden die hem recht leidt. (17)
وَتَحْسَبُهُمْ أَيْقَاظًا وَهُمْ رُقُودٌ وَنُقَلِّبُهُمْ ذَاتَ الْيَمِينِ وَذَاتَ الشِّمَالِ وَكَلْبُهُم بَاسِطٌ ذِرَاعَيْهِ بِالْوَصِيدِ لَوِ اطَّلَعْتَ عَلَيْهِمْ لَوَلَّيْتَ مِنْهُمْ فِرَارًا وَلَمُلِئْتَ مِنْهُمْ رُعْبًا ﴿١٨﴾
18/Al-Kahf-18: Watahsabuhum ayqathan wahum ruqoodun wanuqallibuhum thata alyameeni wathata alshshimali wakalbuhum basitun thiraAAayhi bialwaseedi lawi ittalaAAta AAalayhim lawallayta minhum firaran walamuli/ta minhum ruAAban
En jij zou gedacht hebben dat zij wakker waren; maar zij waren slapend. En Wij draaiden hen op hun rechterkant en op hun linkerkant; en hun hond lag uitgestrekt met zijn voorpoten op de voorgrond. Als jij hen zou zien. had jij hen de rug toegekeerd, vluchtend, en jij zou met angst voor hen vervuld zijn. (18)
وَكَذَلِكَ بَعَثْنَاهُمْ لِيَتَسَاءلُوا بَيْنَهُمْ قَالَ قَائِلٌ مِّنْهُمْ كَمْ لَبِثْتُمْ قَالُوا لَبِثْنَا يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍ قَالُوا رَبُّكُمْ أَعْلَمُ بِمَا لَبِثْتُمْ فَابْعَثُوا أَحَدَكُم بِوَرِقِكُمْ هَذِهِ إِلَى الْمَدِينَةِ فَلْيَنظُرْ أَيُّهَا أَزْكَى طَعَامًا فَلْيَأْتِكُم بِرِزْقٍ مِّنْهُ وَلْيَتَلَطَّفْ وَلَا يُشْعِرَنَّ بِكُمْ أَحَدًا ﴿١٩﴾
18/Al-Kahf-19: Wakathalika baAAathnahum liyatasaaloo baynahum qala qa-ilun minhum kam labithtum qaloo labithna yawman aw baAAda yawmin qaloo rabbukum aAAlamu bima labithtum faibAAathoo ahadakum biwariqikum hathihi ila almadeenati falyanthur ayyuha azka taAAaman falya/ti
En zo wekten Wij hen op, opdat zij elkaar zouden ondervragen. Eén van hen zei: "Hoe lang hebben jullie (hier) verbleven?" Zij zeiden: Wij verbleven (hier) een dag of een gedeelte van een dag." Zij zeiden: "Jullie Heer weet beter hoelang jullie (hier) verbleven. Stuurt den één van jullie met dit geld van jullie naar de stad en laat hem zien welk voedsel het beste is en laat hem daarvan levens voorziening voor jullie meenemen, en laat hem zachtmoedig zijn, en laat hem niet naar één van jullie informeren. (19)
إِنَّهُمْ إِن يَظْهَرُوا عَلَيْكُمْ يَرْجُمُوكُمْ أَوْ يُعِيدُوكُمْ فِي مِلَّتِهِمْ وَلَن تُفْلِحُوا إِذًا أَبَدًا ﴿٢٠﴾
18/Al-Kahf-20: Innahum in yathharoo AAalaykum yarjumookum aw yuAAeedookum fee millatihim walan tuflihoo ithan abadan
Voorwaar, indien zij over jullie zouden vernemen, dan zouden zij jullie stenigen, of jullie terug doen keren tot hun godsdienst en dan zouden jullie nooit welslagen." (20)