Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٣٠١
القرآن الكريم
»
جزئها ١٥
»
القرآن الكريم / جزئها ١٥ / صفحة ٣٠١
Al-Kahf 62-74, Koran - Djuz' 15 - Pagina 301
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 15
»
Al-Kahf 62-74, Koran - Djuz' 15 - Pagina 301
Luister Koran Pagina-301
فَلَمَّا جَاوَزَا قَالَ لِفَتَاهُ آتِنَا غَدَاءنَا لَقَدْ لَقِينَا مِن سَفَرِنَا هَذَا نَصَبًا
﴿٦٢﴾
18/Al-Kahf-62: Falamma jawaza qala lifatahu atina ghadaana laqad laqeena min safarina hatha nasaban
En toen zij voortgingen zei hij (Môesa) tot zijn gezel: "Breng ons ons eten (de vis). Voorzeker, wij zijn door deze reis van ons moe geworden." (62)
قَالَ أَرَأَيْتَ إِذْ أَوَيْنَا إِلَى الصَّخْرَةِ فَإِنِّي نَسِيتُ الْحُوتَ وَمَا أَنسَانِيهُ إِلَّا الشَّيْطَانُ أَنْ أَذْكُرَهُ وَاتَّخَذَ سَبِيلَهُ فِي الْبَحْرِ عَجَبًا
﴿٦٣﴾
18/Al-Kahf-63: Qala araayta ith awayna ila alssakhrati fa-innee naseetu alhoota wama ansaneehu illa alshshaytanu an athkurahu waittakhatha sabeelahu fee albahri AAajaban
Hij (de gezel) zei: "Zag jij (wat er gebeurde) toen wij ons naar de rots begaven'? Voorwaar, toen vergat ik de vis, en ik ben hem niet vergelen te herinneren, behalve door de Satan. En bij zocht zijn weg in de zee op een verbazingwekkende manier." (63)
قَالَ ذَلِكَ مَا كُنَّا نَبْغِ فَارْتَدَّا عَلَى آثَارِهِمَا قَصَصًا
﴿٦٤﴾
18/Al-Kahf-64: Qala thalika ma kunna nabghi fairtadda AAala atharihima qasasan
Hij (Môesa) zei: "Dat was wat wij zochten," toen keerden zij in hun voetstappen terug. (64)
فَوَجَدَا عَبْدًا مِّنْ عِبَادِنَا آتَيْنَاهُ رَحْمَةً مِنْ عِندِنَا وَعَلَّمْنَاهُ مِن لَّدُنَّا عِلْمًا
﴿٦٥﴾
18/Al-Kahf-65: Fawajada AAabdan min AAibadina ataynahu rahmatan min AAindina waAAallamnahu min ladunna AAilman
Toen vonden zij een dienaar van onder Onze dienaren, aan wie Wij Barmhartigheid van Onze Zijde gegeven hadden en Wij hadden hem van Onze Zijde kennis bijgebracht. (65)
قَالَ لَهُ مُوسَى هَلْ أَتَّبِعُكَ عَلَى أَن تُعَلِّمَنِ مِمَّا عُلِّمْتَ رُشْدًا
﴿٦٦﴾
18/Al-Kahf-66: Qala lahu moosa hal attabiAAuka AAala an tuAAallimani mimma AAullimta rushdan
Môesa zei tot hem: "Mag ik jou volgen, opdat jij mij onderwijst wat aan jou van de kennis geleerd is?" (66)
قَالَ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِيَ صَبْرًا
﴿٦٧﴾
18/Al-Kahf-67: Qala innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij zei: "Voorwaar, jij zult nooit in staat zijn geduld met mij te hebben. (67)
وَكَيْفَ تَصْبِرُ عَلَى مَا لَمْ تُحِطْ بِهِ خُبْرًا
﴿٦٨﴾
18/Al-Kahf-68: Wakayfa tasbiru AAala ma lam tuhit bihi khubran
En hoe kan jij geduld hebben met wat jouw begrip niet omvat?" (68)
قَالَ سَتَجِدُنِي إِن شَاء اللَّهُ صَابِرًا وَلَا أَعْصِي لَكَ أَمْرًا
﴿٦٩﴾
18/Al-Kahf-69: Qala satajidunee in shaa Allahu sabiran wala aAAsee laka amran
Hij (Môesa) zei: "Jij zult vinden dat ik, indien Allah het wil, een geduldige ben en ik zal jou in geen opdracht ongehoorzaam zijn." (69)
قَالَ فَإِنِ اتَّبَعْتَنِي فَلَا تَسْأَلْنِي عَن شَيْءٍ حَتَّى أُحْدِثَ لَكَ مِنْهُ ذِكْرًا
﴿٧٠﴾
18/Al-Kahf-70: Qala fa-ini ittabaAAtanee fala tas-alnee AAan shay-in hatta ohditha laka minhu thikran
Hij zei: "Als jij mij volgt, stel mij dan geen vraag over iets vôôr ik jou er de uitleg van vertel." (70)
فَانطَلَقَا حَتَّى إِذَا رَكِبَا فِي السَّفِينَةِ خَرَقَهَا قَالَ أَخَرَقْتَهَا لِتُغْرِقَ أَهْلَهَا لَقَدْ جِئْتَ شَيْئًا إِمْرًا
﴿٧١﴾
18/Al-Kahf-71: Faintalaqa hatta itha rakiba fee alssafeenati kharaqaha qala akharaqtaha litughriqa ahlaha laqad ji/ta shay-an imran
Zo gingen zij verder tot zij aan boord van de boot gingen en hij er een gat in maakte. Hij (Môesa) zei: "Maakte jij er een gat in om de opvarenden ervan te doen verdrinken? Voorzeker, jij hebt iets raars gedaan!" (71)
قَالَ أَلَمْ أَقُلْ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِيَ صَبْرًا
﴿٧٢﴾
18/Al-Kahf-72: Qala alam aqul innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij zei: "Heb ik jou niet gezegd: 'Voorwaar, jij bent niet in staat om geduld met mij te hebben?" (72)
قَالَ لَا تُؤَاخِذْنِي بِمَا نَسِيتُ وَلَا تُرْهِقْنِي مِنْ أَمْرِي عُسْرًا
﴿٧٣﴾
18/Al-Kahf-73: Qala la tu-akhithnee bima naseetu wala turhiqnee min amree AAusran
Hij (Môesa) zei: "Neem mij niet kwalijk wat ik vergeten ben, en belast mij niet in mijn zaak met moeilijkheden." (73)
فَانطَلَقَا حَتَّى إِذَا لَقِيَا غُلَامًا فَقَتَلَهُ قَالَ أَقَتَلْتَ نَفْسًا زَكِيَّةً بِغَيْرِ نَفْسٍ لَّقَدْ جِئْتَ شَيْئًا نُّكْرًا
﴿٧٤﴾
18/Al-Kahf-74: Faintalaqa hatta itha laqiya ghulaman faqatalahu qala aqatalta nafsan zakiyyatan bighayri nafsin laqad ji/ta shay-an nukran
Zo gingen zij verder totdat zij een jongeling ontmoetten en hij hem doodde. Hij (Môesa) zei: "Doodde jij een onschuldige ziel zonder recht? Voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan!" (74)