Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٦ / صفحة ٣٠٦

Maryam 12-25, Koran - Djuz' 16 - Pagina 306

Djuz'-16, Pagina-306 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-16, Pagina-306 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-16, Pagina-306 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
يَا يَحْيَى خُذِ الْكِتَابَ بِقُوَّةٍ وَآتَيْنَاهُ الْحُكْمَ صَبِيًّا ﴿١٢﴾
19/Maryam-12: Ya yahya khuthi alkitaba biquwwatin waataynahu alhukma sabiyyan
(Allah zei:) "O Yahya, neem de Schrift stevig aan." En Wij gaven de Wijsheid aan hem, terwijl hij jong was. (12)
وَحَنَانًا مِّن لَّدُنَّا وَزَكَاةً وَكَانَ تَقِيًّا ﴿١٣﴾
19/Maryam-13: Wahananan min ladunna wazakatan wakana taqiyyan
Als genegenbeid van Onze Zijde en reiniging. En hij vreesde (Allah). (13)
وَبَرًّا بِوَالِدَيْهِ وَلَمْ يَكُن جَبَّارًا عَصِيًّا ﴿١٤﴾
19/Maryam-14: Wabarran biwalidayhi walam yakun jabbaran AAasiyyan
En hij was goed voor zijn ouders en hij was niet arrogant en ongehoorzaam. (14)
وَسَلَامٌ عَلَيْهِ يَوْمَ وُلِدَ وَيَوْمَ يَمُوتُ وَيَوْمَ يُبْعَثُ حَيًّا ﴿١٥﴾
19/Maryam-15: Wasalamun AAalayhi yawma wulida wayawma yamootu wayawma yubAAathu hayyan
Vrede zij met hem op de dag dat hij geboren werd en de dag dat hij sterft en op de dag dat hij tot leven wordt opgewekt. (15)
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ مَرْيَمَ إِذِ انتَبَذَتْ مِنْ أَهْلِهَا مَكَانًا شَرْقِيًّا ﴿١٦﴾
19/Maryam-16: Waothkur fee alkitabi maryama ithi intabathat min ahliha makanan sharqiyyan
En noem in het boek (de Koran) Maryam, toen zij zich terugtrok van haar familie naar een oostelijke plaats (in de tempel). (16)
فَاتَّخَذَتْ مِن دُونِهِمْ حِجَابًا فَأَرْسَلْنَا إِلَيْهَا رُوحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرًا سَوِيًّا ﴿١٧﴾
19/Maryam-17: Faittakhathat min doonihim hijaban faarsalna ilayha roohana fatamaththala laha basharan sawiyyan
En zich van hen afzonderde achter een scherm. Vervolgens zonden Wij haar Onze Geest (Djibrîl) en hij verscheen aan haar als een volmaakt mens. (17)
قَالَتْ إِنِّي أَعُوذُ بِالرَّحْمَن مِنكَ إِن كُنتَ تَقِيًّا ﴿١٨﴾
19/Maryam-18: Qalat innee aAAoothu bialrrahmani minka in kunta taqiyyan
Zij zei: "Ik zoek mijn bescherming bij de Barmhartige tegen jou, als jij (Allah) vreest." (18)
قَالَ إِنَّمَا أَنَا رَسُولُ رَبِّكِ لِأَهَبَ لَكِ غُلَامًا زَكِيًّا ﴿١٩﴾
19/Maryam-19: Qala innama ana rasoolu rabbiki li-ahaba laki ghulaman zakiyyan
Hij zei: "Voorwaar, ik ben slechts een gezant van jouw Heer, om jou een reine jongen te schenken." (19)
قَالَتْ أَنَّى يَكُونُ لِي غُلَامٌ وَلَمْ يَمْسَسْنِي بَشَرٌ وَلَمْ أَكُ بَغِيًّا ﴿٢٠﴾
19/Maryam-20: Qalat anna yakoonu lee ghulamun walam yamsasnee basharun walam aku baghiyyan
Zij zei: "Hoe kan ik een jongen krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt, ik ben geen onzedelijke vrouw." (20)
قَالَ كَذَلِكِ قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٌ وَلِنَجْعَلَهُ آيَةً لِلنَّاسِ وَرَحْمَةً مِّنَّا وَكَانَ أَمْرًا مَّقْضِيًّا ﴿٢١﴾
19/Maryam-21: Qala kathaliki qala rabbuki huwa AAalayya hayyinun walinajAAalahu ayatan lilnnasi warahmatan minna wakana amran maqdiyyan
Hij zei: "Zo is het, jouw Heer heeft gezegd: 'Dit is makkelijk voor Mij. En opdat Wij hem tot een Teken voor de mensen maken en als Barmhartigheid van Ons. En het is een vastgestelde zaak." (21)
فَحَمَلَتْهُ فَانتَبَذَتْ بِهِ مَكَانًا قَصِيًّا ﴿٢٢﴾
19/Maryam-22: Fahamalat-hu faintabathat bihi makanan qasiyyan
En zo droeg zij hem en trok zich niet hem terug op een verre plek. (22)
فَأَجَاءهَا الْمَخَاضُ إِلَى جِذْعِ النَّخْلَةِ قَالَتْ يَا لَيْتَنِي مِتُّ قَبْلَ هَذَا وَكُنتُ نَسْيًا مَّنسِيًّا ﴿٢٣﴾
19/Maryam-23: Faajaaha almakhadu ila jithAAi alnnakhlati qalat ya laytanee mittu qabla hatha wakuntu nasyan mansiyyan
En de geboorteweeën dwongen haar naar de stam van een palmboom te gaan. Zij zei: "Was ik maar hiervoor gestorven en volledig vergeten geweest." (23)
فَنَادَاهَا مِن تَحْتِهَا أَلَّا تَحْزَنِي قَدْ جَعَلَ رَبُّكِ تَحْتَكِ سَرِيًّا ﴿٢٤﴾
19/Maryam-24: Fanadaha min tahtiha alla tahzanee qad jaAAala rabbuki tahtaki sariyyan
Toen riep hij (Djibrîl) haar van beneden de palmboom: "Treur niet, want jouw Heer heeft een boekje beneden jou verschaft. (24)
وَهُزِّي إِلَيْكِ بِجِذْعِ النَّخْلَةِ تُسَاقِطْ عَلَيْكِ رُطَبًا جَنِيًّا ﴿٢٥﴾
19/Maryam-25: Wahuzzee ilayki bijithAAi alnnakhlati tusaqit AAalayki rutaban janiyyan
En schud de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er rijpe dadels op jou vallen. (25)