Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٨ / صفحة ٣٤٣

Al-Mu'minun 18-27, Koran - Djuz' 18 - Pagina 343

Djuz'-18, Pagina-343 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-18, Pagina-343 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-18, Pagina-343 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَأَنزَلْنَا مِنَ السَّمَاء مَاء بِقَدَرٍ فَأَسْكَنَّاهُ فِي الْأَرْضِ وَإِنَّا عَلَى ذَهَابٍ بِهِ لَقَادِرُونَ ﴿١٨﴾
23/Al-Mu'minun-18: Waanzalna mina alssama-i maan biqadarin faaskannahu fee al-ardi wa-inna AAala thahabin bihi laqadiroona
En Wij stuurden een afgepaste hoeveelheid water neer waarna Wij het blijvend in de grond vasthouden. En voorwaar, Wij zijn in staat het weer weg te nemen. (18)
فَأَنشَأْنَا لَكُم بِهِ جَنَّاتٍ مِّن نَّخِيلٍ وَأَعْنَابٍ لَّكُمْ فِيهَا فَوَاكِهُ كَثِيرَةٌ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ ﴿١٩﴾
23/Al-Mu'minun-19: Faansha/na lakum bihi jannatin min nakheelin waaAAnabin lakum feeha fawakihu katheeratun waminha ta/kuloona
Toen legden Wij daarmee voor jullie tuinen met palmen en druivenstruiken aan, met daaraan veel vruchten. En jullie eten daarvan. (19)
وَشَجَرَةً تَخْرُجُ مِن طُورِ سَيْنَاء تَنبُتُ بِالدُّهْنِ وَصِبْغٍ لِّلْآكِلِينَ ﴿٢٠﴾
23/Al-Mu'minun-20: Washajaratan takhruju min toori saynaa tanbutu bialdduhni wasibghin lilakileena
En (van) een boom die groeit op de berg Sinaî. die olie en een gerecht voor hen die eten levert. (20)
وَإِنَّ لَكُمْ فِي الْأَنْعَامِ لَعِبْرَةً نُّسقِيكُم مِّمَّا فِي بُطُونِهَا وَلَكُمْ فِيهَا مَنَافِعُ كَثِيرَةٌ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ ﴿٢١﴾
23/Al-Mu'minun-21: Wa-inna lakum fee al-anAAami laAAibratan nusqeekum mimma fee butooniha walakum feeha manafiAAu katheeratun waminha ta/kuloona
En voorwaar, in het vee is een lering voor jullie. Wij geven jullie te drinken uit hun buiken en voor jullie zijn daarin vele nuttige zaken en jullie eten daarvan. (21)
وَعَلَيْهَا وَعَلَى الْفُلْكِ تُحْمَلُونَ ﴿٢٢﴾
23/Al-Mu'minun-22: WaAAalayha waAAala alfulki tuhmaloona
Op hen en op de schepen worden jullie vervoerd. (22)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا نُوحًا إِلَى قَوْمِهِ فَقَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُوا اللَّهَ مَا لَكُم مِّنْ إِلَهٍ غَيْرُهُ أَفَلَا تَتَّقُونَ ﴿٢٣﴾
23/Al-Mu'minun-23: Walaqad arsalna noohan ila qawmihi faqala ya qawmi oAAbudoo Allaha ma lakum min ilahin ghayruhu afala tattaqoona
En voorzeker, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden. Toen zei hij: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is geen andere god voor jullie dan Hij. Waarom vrezen jullie (Allah) niet?" (23)
فَقَالَ الْمَلَأُ الَّذِينَ كَفَرُوا مِن قَوْمِهِ مَا هَذَا إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْ يُرِيدُ أَن يَتَفَضَّلَ عَلَيْكُمْ وَلَوْ شَاء اللَّهُ لَأَنزَلَ مَلَائِكَةً مَّا سَمِعْنَا بِهَذَا فِي آبَائِنَا الْأَوَّلِينَ ﴿٢٤﴾
23/Al-Mu'minun-24: Faqala almalao allatheena kafaroo min qawmihi ma hatha illa basharun mithlukum yureedu an yatafaddala AAalaykum walaw shaa Allahu laanzala mala-ikatan ma samiAAna bihatha fee aba-ina al-awwaleena
Toen zeiden de vooraanstanden, die niet geloofden, van zijn volk: "Deze (man) is slechts een mens zoals jullie. Hij wenst uit te blinken boven jullie. En als Allah het gewild had, zou Hij Engelen hebben gestuurd. Wij hebben hierover van onze voorouders nog nooit gehoord. (24)
إِنْ هُوَ إِلَّا رَجُلٌ بِهِ جِنَّةٌ فَتَرَبَّصُوا بِهِ حَتَّى حِينٍ ﴿٢٥﴾
23/Al-Mu'minun-25: In huwa illa rajulun bihi jinnatun fatarabbasoo bihi hatta heenin
Hij is slechts een man die bezeten is, wacht daarom op hem tot een bepaald moment." (25)
قَالَ رَبِّ انصُرْنِي بِمَا كَذَّبُونِ ﴿٢٦﴾
23/Al-Mu'minun-26: Qala rabbi onsurnee bima kaththabooni
Hij (Nôeh) zei: "O mijn Heer, help mij vanwege wat zij loochenen." (26)
فَأَوْحَيْنَا إِلَيْهِ أَنِ اصْنَعِ الْفُلْكَ بِأَعْيُنِنَا وَوَحْيِنَا فَإِذَا جَاء أَمْرُنَا وَفَارَ التَّنُّورُ فَاسْلُكْ فِيهَا مِن كُلٍّ زَوْجَيْنِ اثْنَيْنِ وَأَهْلَكَ إِلَّا مَن سَبَقَ عَلَيْهِ الْقَوْلُ مِنْهُمْ وَلَا تُخَاطِبْنِي فِي الَّذِينَ ظَلَمُوا إِنَّهُم مُّغْرَقُونَ ﴿٢٧﴾
23/Al-Mu'minun-27: Faawhayna ilayhi ani isnaAAi alfulka bi-aAAyunina wawahyina fa-itha jaa amruna wafara alttannooru faosluk feeha min kullin zawjayni ithnayni waahlaka illa man sabaqa AAalayhi alqawlu minhum wala tukhatibnee fee allatheena thalamoo innahum mughraqoona
Toen openbaarden Wij aan hem: "Bouw onder Ons toezicht en (volgens) Onze aanwijzing een schip. En als Ons bevel komt en de oven overkookt, ga dan aan boord, met van ieder (dier) twee, paarsgewijs, en jouw familie, behalve degene van hen tegen wie het Woord (van bestraffing) er eerder was. En spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij zullen verdronken worden. (27)