Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٢١ / صفحة ٤٠٧
القرآن الكريم
»
جزئها ٢١
»
القرآن الكريم / جزئها ٢١ / صفحة ٤٠٧
Ar-Rum 25-32, Koran - Djuz' 21 - Pagina 407
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 21
»
Ar-Rum 25-32, Koran - Djuz' 21 - Pagina 407
Luister Koran Pagina-407
وَمِنْ آيَاتِهِ أَن تَقُومَ السَّمَاء وَالْأَرْضُ بِأَمْرِهِ ثُمَّ إِذَا دَعَاكُمْ دَعْوَةً مِّنَ الْأَرْضِ إِذَا أَنتُمْ تَخْرُجُونَ
﴿٢٥﴾
30/Ar-Rum-25: Wamin ayatihi an taqooma alssamao waal-ardu bi-amrihi thumma itha daAAakum daAAwatan mina al-ardi itha antum takhrujoona
En tot Zijn Tekenen behoort dat Hij de hemel en de aarde in stand houdt, met Zijn bevel. Daarna wanneer Hij jullie met een roep uit de aarde doet oproepen, dan zullen jullie tevoorschijn komen. (25)
وَلَهُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ كُلٌّ لَّهُ قَانِتُونَ
﴿٢٦﴾
30/Ar-Rum-26: Walahu man fee alssamawati waal-ardi kullun lahu qanitoona
En aan Hem behoort wie er in de hemelen en op de arde zijn. Allen zijn Hem gehoorzaam. (26)
وَهُوَ الَّذِي يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ وَهُوَ أَهْوَنُ عَلَيْهِ وَلَهُ الْمَثَلُ الْأَعْلَى فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ
﴿٢٧﴾
30/Ar-Rum-27: Wahuwa allathee yabdao alkhalqa thumma yuAAeeduhu wahuwa ahwanu AAalayhi walahu almathalu al-aAAla fee alssamawati waal-ardi wahuwa alAAazeezu alhakeemu
En Hij is Degene Die de schepping schept en haar daarna herhaalt en dat is voor Hem nog gemakkelijker. En aan Hem behoren de meest verheven eigenschappen in de hemelen en op de aarde. En Hij is de Almachtige, de Alwijze. (27)
ضَرَبَ لَكُم مَّثَلًا مِنْ أَنفُسِكُمْ هَل لَّكُم مِّن مَّا مَلَكَتْ أَيْمَانُكُم مِّن شُرَكَاء فِي مَا رَزَقْنَاكُمْ فَأَنتُمْ فِيهِ سَوَاء تَخَافُونَهُمْ كَخِيفَتِكُمْ أَنفُسَكُمْ كَذَلِكَ نُفَصِّلُ الْآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْقِلُونَ
﴿٢٨﴾
30/Ar-Rum-28: Daraba lakum mathalan min anfusikum hal lakum mimma malakat aymanukum min shurakaa fee ma razaqnakum faantum feehi sawaon takhafoonahum kakheefatikum anfusakum kathalika nufassilu al-ayati liqawmin yaAAqiloona
Hij geeft jullie een vergelijking met julliezelf. Zijn er voor jullie die over slaven beschikken deelgenoten in de voorzieningen die Wij jullie hebben geschonken, zodat jullie daarin gelijk zijn? En vrezen jullie hen zoals jullie elkaar vrezen? Zo leggen Wij de Tekenen uit aan een volk dat begrijpt. (28)
بَلِ اتَّبَعَ الَّذِينَ ظَلَمُوا أَهْوَاءهُم بِغَيْرِ عِلْمٍ فَمَن يَهْدِي مَنْ أَضَلَّ اللَّهُ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ
﴿٢٩﴾
30/Ar-Rum-29: Bali ittabaAAa allatheena thalamoo ahwaahum bighayri AAilmin faman yahdee man adalla Allahu wama lahum min nasireena
Maar degenen die onrecht pleegden volgden hun begeerten. zonder kennis. En wie kan dan hen leiden die Allah deed dwalen? En voor hen zijn er geen helpers. (29)
فَأَقِمْ وَجْهَكَ لِلدِّينِ حَنِيفًا فِطْرَةَ اللَّهِ الَّتِي فَطَرَ النَّاسَ عَلَيْهَا لَا تَبْدِيلَ لِخَلْقِ اللَّهِ ذَلِكَ الدِّينُ الْقَيِّمُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ
﴿٣٠﴾
30/Ar-Rum-30: Faaqim wajhaka lilddeeni haneefan fitrata Allahi allatee fatara alnnasa AAalayha la tabdeela likhalqi Allahi thalika alddeenu alqayyimu walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
Wend dan jouw aangezicht (O Moehammad) naar de godsdienst als een Hanîf. (Volg) de na tuurlijke aanleg, die Allah in de mens geschapen heeft. Er is geen verandering in de schepping van Allah Dat is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet. (30)
مُنِيبِينَ إِلَيْهِ وَاتَّقُوهُ وَأَقِيمُوا الصَّلَاةَ وَلَا تَكُونُوا مِنَ الْمُشْرِكِينَ
﴿٣١﴾
30/Ar-Rum-31: Muneebeena ilayhi waittaqoohu waaqeemoo alssalata wala takoonoo mina almushrikeena
(Wendt jullie) als berouwvollen tot Hem, en vreest Hem en onderhoudt de shalât en behoort niet tot de veelgodenaanbidders. (31)
مِنَ الَّذِينَ فَرَّقُوا دِينَهُمْ وَكَانُوا شِيَعًا كُلُّ حِزْبٍ بِمَا لَدَيْهِمْ فَرِحُونَ
﴿٣٢﴾
30/Ar-Rum-32: Mina allatheena farraqoo deenahum wakanoo shiyaAAan kullu hizbin bima ladayhim farihoona
Behorend tot degenen die hun godsdienst hebben opgesplitst en tot groepen zijn geworden. Iedere groep verbeugt zich in wat zij hebben. (32)