Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٢ / صفحة ٤٣٦

Al-Mala'ikah 12-18, Koran - Djuz' 22 - Pagina 436

Djuz'-22, Pagina-436 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-22, Pagina-436 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-22, Pagina-436 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَمَا يَسْتَوِي الْبَحْرَانِ هَذَا عَذْبٌ فُرَاتٌ سَائِغٌ شَرَابُهُ وَهَذَا مِلْحٌ أُجَاجٌ وَمِن كُلٍّ تَأْكُلُونَ لَحْمًا طَرِيًّا وَتَسْتَخْرِجُونَ حِلْيَةً تَلْبَسُونَهَا وَتَرَى الْفُلْكَ فِيهِ مَوَاخِرَ لِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٢﴾
35/Al-Mala'ikah-12: Wama yastawee albahrani hatha AAathbun furatun sa-ighun sharabuhu wahatha milhun ojajun wamin kullin ta/kuloona lahman tariyyan watastakhrijoona hilyatan talbasoonaha watara alfulka feehi mawakhira litabtaghoo min fadlihi walaAAallakum tashkuroona
Ein de twee zeeën zijn niet gelijk, de éne is zoet, fris en aangenaam om van te drinken, de andere is zout en bitter, maar uit beiden eten jullie vers vlees en halen jullie sieraden tevoorschijn, die jullie dragen. En jullie zien de schepen haar doorklieven opdat jullie Zijn gunst zullen zoeken. En hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (12)
يُولِجُ اللَّيْلَ فِي النَّهَارِ وَيُولِجُ النَّهَارَ فِي اللَّيْلِ وَسَخَّرَ الشَّمْسَ وَالْقَمَرَ كُلٌّ يَجْرِي لِأَجَلٍ مُّسَمًّى ذَلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمْ لَهُ الْمُلْكُ وَالَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِهِ مَا يَمْلِكُونَ مِن قِطْمِيرٍ ﴿١٣﴾
35/Al-Mala'ikah-13: Yooliju allayla fee alnnahari wayooliju alnnahara fee allayli wasakhkhara alshshamsa waalqamara kullun yajree li-ajalin musamman thalikumu Allahu rabbukum lahu almulku waallatheena tadAAoona min doonihi ma yamlikoona min qitmeerin
Hij doet de nacht overgaan in de dag en Hij doet de dag overgaan in de nacht en Hij heeft de zon en de maan dienstbaar gemaakt. Allen lopen een vastgestelde tijd. Dat is Allah, jullie Heer, aan Hem behoort de heerschappij. En degenen die jullie naast Hem aanroepen, hebben over een dadelvliesje nog geen macht. (13)
إِن تَدْعُوهُمْ لَا يَسْمَعُوا دُعَاءكُمْ وَلَوْ سَمِعُوا مَا اسْتَجَابُوا لَكُمْ وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ يَكْفُرُونَ بِشِرْكِكُمْ وَلَا يُنَبِّئُكَ مِثْلُ خَبِيرٍ ﴿١٤﴾
35/Al-Mala'ikah-14: In tadAAoohum la yasmaAAoo duAAaakum walaw samiAAoo ma istajaboo lakum wayawma alqiyamati yakfuroona bishirkikum wala yunabbi-oka mithlu khabeerin
Als jullie hen aanroepen, dan horen zij jullie aanroep niet, en als zij zouden horen, dan zouden zij jullie (smeekbede) voor jullie niet verhoren. En op de Dag der Opstanding zullen zij het verwerpen dat jullie deelgenoten naast Allah maakten. En niemand brengt jou op de hoogte zoals de Alwetende. (14)
يَا أَيُّهَا النَّاسُ أَنتُمُ الْفُقَرَاء إِلَى اللَّهِ وَاللَّهُ هُوَ الْغَنِيُّ الْحَمِيدُ ﴿١٥﴾
35/Al-Mala'ikah-15: Ya ayyuha alnnasu antumu alfuqarao ila Allahi waAllahu huwa alghaniyyu alhameedu
O mensen, jullie zijn het die behoefte aan Allah hebben, maar Allah, Hij is de Behoeftloze, de Geprezene. (15)
إِن يَشَأْ يُذْهِبْكُمْ وَيَأْتِ بِخَلْقٍ جَدِيدٍ ﴿١٦﴾
35/Al-Mala'ikah-16: In yasha/ yuthhibkum waya/ti bikhalqin jadeedin
Als Hij wilt, neemt Hij jullie weg en brengt Hij een nieuwe schepping. (16)
وَمَا ذَلِكَ عَلَى اللَّهِ بِعَزِيزٍ ﴿١٧﴾
35/Al-Mala'ikah-17: Wama thalika AAala Allahi biAAazeezin
En dat is voor Allah niet zwaar. (17)
وَلَا تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَى وَإِن تَدْعُ مُثْقَلَةٌ إِلَى حِمْلِهَا لَا يُحْمَلْ مِنْهُ شَيْءٌ وَلَوْ كَانَ ذَا قُرْبَى إِنَّمَا تُنذِرُ الَّذِينَ يَخْشَوْنَ رَبَّهُم بِالغَيْبِ وَأَقَامُوا الصَّلَاةَ وَمَن تَزَكَّى فَإِنَّمَا يَتَزَكَّى لِنَفْسِهِ وَإِلَى اللَّهِ الْمَصِيرُ ﴿١٨﴾
35/Al-Mala'ikah-18: Wala taziru waziratun wizra okhra wa-in tadAAu muthqalatun ila himliha la yuhmal minhu shay-on walaw kana tha qurba innama tunthiru allatheena yakhshawna rabbahum bialghaybi waaqamoo alssalata waman tazakka fa-innama yatazakka linafsihi wa-ila Allahi alma
En geen enkele lastdrager zal de last (zonden) van een andere dragen. En als een zwaarbelaste ziel om hulp zou roepen om haar last te dragen, dan zal daarvan niets gedragen worden, ook al is hij een verwant. Voorwaar, jij kunt slechts degenen waarschuwen die kun Heer vrezen, hoewel zij Hem niet kunnen waarnemen, en die de shalât onderhouden. En wie zich reinigt: voorwaar, die reinigt zich slechts voor zichzelf, en tot Allah is de terugkeer. (18)