Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٤ / صفحة ٤٧٠

Ghafir 26-33, Koran - Djuz' 24 - Pagina 470

Djuz'-24, Pagina-470 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-24, Pagina-470 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-24, Pagina-470 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَقَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُونِي أَقْتُلْ مُوسَى وَلْيَدْعُ رَبَّهُ إِنِّي أَخَافُ أَن يُبَدِّلَ دِينَكُمْ أَوْ أَن يُظْهِرَ فِي الْأَرْضِ الْفَسَادَ ﴿٢٦﴾
40/Ghafir-26: Waqala firAAawnu tharoonee aqtul moosa walyadAAu rabbahu innee akhafu an yubaddila deenakum aw an yuthhira fee al-ardi alfasada
En Fir'aun zei: "Laat mij Môesa doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien." (26)
وَقَالَ مُوسَى إِنِّي عُذْتُ بِرَبِّي وَرَبِّكُم مِّن كُلِّ مُتَكَبِّرٍ لَّا يُؤْمِنُ بِيَوْمِ الْحِسَابِ ﴿٢٧﴾
40/Ghafir-27: Waqala moosa innee AAuthtu birabbee warabbikum min kulli mutakabbirin la yu/minu biyawmi alhisabi
En Môesa zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels." (27)
وَقَالَ رَجُلٌ مُّؤْمِنٌ مِّنْ آلِ فِرْعَوْنَ يَكْتُمُ إِيمَانَهُ أَتَقْتُلُونَ رَجُلًا أَن يَقُولَ رَبِّيَ اللَّهُ وَقَدْ جَاءكُم بِالْبَيِّنَاتِ مِن رَّبِّكُمْ وَإِن يَكُ كَاذِبًا فَعَلَيْهِ كَذِبُهُ وَإِن يَكُ صَادِقًا يُصِبْكُم بَعْضُ الَّذِي يَعِدُكُمْ إِنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ كَذَّابٌ ﴿٢٨﴾
40/Ghafir-28: Waqala rajulun mu/minun min ali firAAawna yaktumu eemanahu ataqtuloona rajulan an yaqoola rabbiyya Allahu waqad jaakum bialbayyinati min rabbikum wa-in yaku kathiban faAAalayhi kathibuhu wa-in yaku sadiqan yusibkum baAAdu allathee yaAAidukum inna Allaha l
En een gelovige man van het volk van Fir'aun, die zijn geloof had verborgen, zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie anzegt, jullie treffen." Voorwaar, Allah leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is. (28)
يَا قَوْمِ لَكُمُ الْمُلْكُ الْيَوْمَ ظَاهِرِينَ فِي الْأَرْضِ فَمَن يَنصُرُنَا مِن بَأْسِ اللَّهِ إِنْ جَاءنَا قَالَ فِرْعَوْنُ مَا أُرِيكُمْ إِلَّا مَا أَرَى وَمَا أَهْدِيكُمْ إِلَّا سَبِيلَ الرَّشَادِ ﴿٢٩﴾
40/Ghafir-29: Ya qawmi lakumu almulku alyawma thahireena fee al-ardi faman yansuruna min ba/si Allahi in jaana qala firAAawnu ma oreekum illa ma ara wama ahdeekum illa sabeela alrrashadi
(Môesa zei:) "O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allah wanneer die tot ons komt?" Fir'aun zei: "Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad." (29)
وَقَالَ الَّذِي آمَنَ يَا قَوْمِ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُم مِّثْلَ يَوْمِ الْأَحْزَابِ ﴿٣٠﴾
40/Ghafir-30: Waqala allathee amana ya qawmi innee akhafu AAalaykum mithla yawmi al-ahzabi
En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing). (30)
مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍ وَعَادٍ وَثَمُودَ وَالَّذِينَ مِن بَعْدِهِمْ وَمَا اللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًا لِّلْعِبَادِ ﴿٣١﴾
40/Ghafir-31: Mithla da/bi qawmi noohin waAAadin wathamooda waallatheena min baAAdihim wama Allahu yureedu thulman lilAAibadi
Gelijk het lot van (het volk van) Nôeh, en de 'Âd en de Tsamôed en degenen na hen." En Allah wenst geen onrecht voor de dienaren. (31)
وَيَا قَوْمِ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ يَوْمَ التَّنَادِ ﴿٣٢﴾
40/Ghafir-32: Waya qawmi innee akhafu AAalaykum yawma alttanadi
(Môesa zei:) "O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp). (32)
يَوْمَ تُوَلُّونَ مُدْبِرِينَ مَا لَكُم مِّنَ اللَّهِ مِنْ عَاصِمٍ وَمَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ ﴿٣٣﴾
40/Ghafir-33: Yawma tuwalloona mudbireena ma lakum mina Allahi min AAasimin waman yudlili Allahu fama lahu min hadin
Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids." (33)