Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٤ / صفحة ٤٧٧

Fussilat 1-11, Koran - Djuz' 24 - Pagina 477

Djuz'-24, Pagina-477 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-24, Pagina-477 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-24, Pagina-477 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة فصّلت

Soera Fussilat

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

حم ﴿١﴾
41/Fussilat-1: Ha-meem
Ha Mîm. (1)
تَنزِيلٌ مِّنَ الرَّحْمَنِ الرَّحِيمِ ﴿٢﴾
41/Fussilat-2: Tanzeelun mina alrrahmani alrraheemi
(Dit is) een neerzending van de Erbarmer, de Meest Barmhartige. (2)
كِتَابٌ فُصِّلَتْ آيَاتُهُ قُرْآنًا عَرَبِيًّا لِّقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿٣﴾
41/Fussilat-3: Kitabun fussilat ayatuhu qur-anan AAarabiyyan liqawmin yaAAlamoona
Een Boek waarvan de Verzen duidelijk uitgelegd zijn, als een Arabische Koran, voor een volk dat weet. (3)
بَشِيرًا وَنَذِيرًا فَأَعْرَضَ أَكْثَرُهُمْ فَهُمْ لَا يَسْمَعُونَ ﴿٤﴾
41/Fussilat-4: Basheeran wanatheeran faaAArada aktharuhum fahum la yasmaAAoona
Als een verkondiger van verheugende tijdingen en een waarschuwer, maar de meesten van hen hebben zich er van afgewend, zij luisteren niet. (4)
وَقَالُوا قُلُوبُنَا فِي أَكِنَّةٍ مِّمَّا تَدْعُونَا إِلَيْهِ وَفِي آذَانِنَا وَقْرٌ وَمِن بَيْنِنَا وَبَيْنِكَ حِجَابٌ فَاعْمَلْ إِنَّنَا عَامِلُونَ ﴿٥﴾
41/Fussilat-5: Waqaloo quloobuna fee akinnatin mimma tadAAoona ilayhi wafee athanina waqrun wamin baynina wabaynika hijabun faiAAmal innana AAamiloona
En zij zeiden: "Onze harten zijn verhuld voor dat waar jij (O Moehammad) ons toe oproept, en in onze oren is doofheid en tussen en ons en jou is een afscheiding. Werk dan (op jouw manier), voorwaar, wij werken (op onze manier)." (5)
قُلْ إِنَّمَا أَنَا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْ يُوحَى إِلَيَّ أَنَّمَا إِلَهُكُمْ إِلَهٌ وَاحِدٌ فَاسْتَقِيمُوا إِلَيْهِ وَاسْتَغْفِرُوهُ وَوَيْلٌ لِّلْمُشْرِكِينَ ﴿٦﴾
41/Fussilat-6: Qul innama ana basharun mithlukum yooha ilayya annama ilahukum ilahun wahidun faistaqeemoo ilayhi waistaghfiroohu wawaylun lilmushrikeena
Zeg: "Ik ben slechts een mens zoals jullie, aan mij is geopenbaard dat jullie God één God is, richt jullie daarom standvastig tot Hem, en smeekt Hem om vergeving, en wee de veelgodenaanbidders." (6)
الَّذِينَ لَا يُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُم بِالْآخِرَةِ هُمْ كَافِرُونَ ﴿٧﴾
41/Fussilat-7: Allatheena la yu/toona alzzakata wahum bial-akhirati hum kafiroona
(Zij zijn) degenen die de zakât niet geven en die niet in het Hiernamaals geloven. (7)
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ لَهُمْ أَجْرٌ غَيْرُ مَمْنُونٍ ﴿٨﴾
41/Fussilat-8: Inna allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati lahum ajrun ghayru mamnoonin
Voorwaar, degenen die geloven en die goede werken verrichten, voor hen is er een beloning zonder onderbreking. (8)
قُلْ أَئِنَّكُمْ لَتَكْفُرُونَ بِالَّذِي خَلَقَ الْأَرْضَ فِي يَوْمَيْنِ وَتَجْعَلُونَ لَهُ أَندَادًا ذَلِكَ رَبُّ الْعَالَمِينَ ﴿٩﴾
41/Fussilat-9: Qul a-innakum latakfuroona biallathee khalaqa al-arda fee yawmayni watajAAaloona lahu andadan thalika rabbu alAAalameena
Zeg (O Moehammad): "Jullie geloven zeker niet in Hem, Die de aarde in twee dagen (perioden) heeft geschapen? En kennen jullie Hem deelgenoten toe? Dat is de Heer der Werelden!" (9)
وَجَعَلَ فِيهَا رَوَاسِيَ مِن فَوْقِهَا وَبَارَكَ فِيهَا وَقَدَّرَ فِيهَا أَقْوَاتَهَا فِي أَرْبَعَةِ أَيَّامٍ سَوَاء لِّلسَّائِلِينَ ﴿١٠﴾
41/Fussilat-10: WajaAAala feeha rawasiya min fawqiha wabaraka feeha waqaddara feeha aqwataha fee arbaAAati ayyamin sawaan lilssa-ileena
En Hij maakte bergen op haar en Hij zegende haar en Hij bepaalde de maat (van alle voorzieningen) in vier volledige dagen (perioden), voor de vragenden. (10)
ثُمَّ اسْتَوَى إِلَى السَّمَاء وَهِيَ دُخَانٌ فَقَالَ لَهَا وَلِلْأَرْضِ اِئْتِيَا طَوْعًا أَوْ كَرْهًا قَالَتَا أَتَيْنَا طَائِعِينَ ﴿١١﴾
41/Fussilat-11: Thumma istawa ila alssama-i wahiya dukhanun faqala laha walil-ardi i/tiya tawAAan aw karhan qalata atayna ta-iAAeena
Daama wendde Hij Zich tot de hemel die een nevel was en Hij zei tot haar en tot de aarde: "Komt tot Ons, gewillig of ongewillig." Zij (de hemelen en de aarde) zeiden: "Wij zijn gewillig gekomen." (11)