Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٦ / صفحة ٥٠٥

Al-Ahqaf 21-28, Koran - Djuz' 26 - Pagina 505

Djuz'-26, Pagina-505 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-26, Pagina-505 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-26, Pagina-505 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَاذْكُرْ أَخَا عَادٍ إِذْ أَنذَرَ قَوْمَهُ بِالْأَحْقَافِ وَقَدْ خَلَتْ النُّذُرُ مِن بَيْنِ يَدَيْهِ وَمِنْ خَلْفِهِ أَلَّا تَعْبُدُوا إِلَّا اللَّهَ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ﴿٢١﴾
46/Al-Ahqaf-21: Waothkur akha AAadin ith anthara qawmahu bial-ahqafi waqad khalati alnnuthuru min bayni yadayhi wamin khalfihi alla taAAbudoo illa Allaha innee akhafu AAalaykum AAathaba yawmin AAatheemin
En gedenkt de broeder van de 'Âd (de Profeet Hôed) toen hij zijn volk waarschuwde bij Al Ahqâf. En waarlijk, de waarschuwers vóór hen en na hen zijn heengegaan, (zij zeiden): "Aanbidt geen ander dan Allah, voorwaar, ik vrees voor jullie de bestraffing van een geweldige Dag." (21)
قَالُوا أَجِئْتَنَا لِتَأْفِكَنَا عَنْ آلِهَتِنَا فَأْتِنَا بِمَا تَعِدُنَا إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ﴿٢٢﴾
46/Al-Ahqaf-22: Qaloo aji/tana lita/fikana AAan alihatina fa/tina bima taAAiduna in kunta mina alssadiqeena
Zij zeiden: "Ben jij tot ons gekomen om ons van (het aanbidden) van onze goden af te houden? Geef wat jij ons aanzegt, als jij tot de waarachtigen behoort!" (22)
قَالَ إِنَّمَا الْعِلْمُ عِندَ اللَّهِ وَأُبَلِّغُكُم مَّا أُرْسِلْتُ بِهِ وَلَكِنِّي أَرَاكُمْ قَوْمًا تَجْهَلُونَ ﴿٢٣﴾
46/Al-Ahqaf-23: Qala innama alAAilmu AAinda Allahi waoballighukum ma orsiltu bihi walakinnee arakum qawman tajhaloona
Hij zei: "Voorwaar, de kennis is bij Allah en ik breng slechts dat over waarmee ik gezonden ben, maar ik zie dat jullie een volk zijn dat onwetend is." (23)
فَلَمَّا رَأَوْهُ عَارِضًا مُّسْتَقْبِلَ أَوْدِيَتِهِمْ قَالُوا هَذَا عَارِضٌ مُّمْطِرُنَا بَلْ هُوَ مَا اسْتَعْجَلْتُم بِهِ رِيحٌ فِيهَا عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٢٤﴾
46/Al-Ahqaf-24: Falamma raawhu AAaridan mustaqbila awdiyatihim qaloo hatha AAaridun mumtiruna bal huwa ma istaAAjaltum bihi reehun feeha AAathabun aleemun
En toen zij die ( bestraffing) als een wolk zagen die zich naar hun valleien verplaatste, zeiden zij: "Dit is een wolk die regen op ons zal doen vallen." Nee! Integendeel, het is juist (de bestraffing) waarvan jullie de bespoediging vroegen, een wind met daarin een pijnlijke bestraffing. (24)
تُدَمِّرُ كُلَّ شَيْءٍ بِأَمْرِ رَبِّهَا فَأَصْبَحُوا لَا يُرَى إِلَّا مَسَاكِنُهُمْ كَذَلِكَ نَجْزِي الْقَوْمَ الْمُجْرِمِينَ ﴿٢٥﴾
46/Al-Ahqaf-25: Tudammiru kulla shay-in bi-amri rabbiha faasbahoo la yura illa masakinuhum kathalika najzee alqawma almujrimeena
Die alle dingen zal verwoesten op bevel van zijn Heer, toen was er niets meer van hen zichtbaar dan de ruïnes van hun woningen. Zo vergelden Wij het volk van misdadigers. (25)
وَلَقَدْ مَكَّنَّاهُمْ فِيمَا إِن مَّكَّنَّاكُمْ فِيهِ وَجَعَلْنَا لَهُمْ سَمْعًا وَأَبْصَارًا وَأَفْئِدَةً فَمَا أَغْنَى عَنْهُمْ سَمْعُهُمْ وَلَا أَبْصَارُهُمْ وَلَا أَفْئِدَتُهُم مِّن شَيْءٍ إِذْ كَانُوا يَجْحَدُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِؤُون ﴿٢٦﴾
46/Al-Ahqaf-26: Walaqad makkannahum feema in makkannakum feehi wajaAAalna lahum samAAan waabsaran waaf-idatan fama aghna AAanhum samAAuhum wala absaruhum wala af-idatuhum min shay-in ith kanoo yajhadoona bi-ayati Allahi wahaqa bihim ma kanoo bihi yastahzi-oona
En voorzeker, Wij hadden hun werkelijk macht en welvaart gegeven die Wij niet aan jullie gegeven hebben. En Wij gaven hun de vermogens van het horen, en het zien en de harten. Maar hun oren, en hun ogen en hun harten baatten hun niets omdat zij de Tekenen van Allah plachten te ontkennen. En zij zijn omsingeld door de bestraffing waarmee zij de spot plachten te drijven. (26)
وَلَقَدْ أَهْلَكْنَا مَا حَوْلَكُم مِّنَ الْقُرَى وَصَرَّفْنَا الْآيَاتِ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ﴿٢٧﴾
46/Al-Ahqaf-27: Walaqad ahlakna ma hawlakum mina alqura wasarrafna al-ayati laAAallahum yarjiAAoona
En voorzeker, Wij hebben de steden en jullie omgeving verwoest. En Wij herhaalden de Tekenen (van Onze macht). Hopelijk zullen zij terugkeren. (27)
فَلَوْلَا نَصَرَهُمُ الَّذِينَ اتَّخَذُوا مِن دُونِ اللَّهِ قُرْبَانًا آلِهَةً بَلْ ضَلُّوا عَنْهُمْ وَذَلِكَ إِفْكُهُمْ وَمَا كَانُوا يَفْتَرُونَ ﴿٢٨﴾
46/Al-Ahqaf-28: Falawla nasarahumu allatheena ittakhathoo min dooni Allahi qurbanan alihatan bal dalloo AAanhum wathalika ifkuhum wama kanoo yaftaroona
Hadden de afgoden die zij naast Allah namen als een toenadering tot een god, hen maar geholpen! Nee, zij zijn van hen verdwenen. En dat is hun leugen en wat zij plachten te verzinnen. (28)