Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٦ / صفحة ٥٠٩

Muhammad 20-29, Koran - Djuz' 26 - Pagina 509

Djuz'-26, Pagina-509 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-26, Pagina-509 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-26, Pagina-509 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَيَقُولُ الَّذِينَ آمَنُوا لَوْلَا نُزِّلَتْ سُورَةٌ فَإِذَا أُنزِلَتْ سُورَةٌ مُّحْكَمَةٌ وَذُكِرَ فِيهَا الْقِتَالُ رَأَيْتَ الَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ يَنظُرُونَ إِلَيْكَ نَظَرَ الْمَغْشِيِّ عَلَيْهِ مِنَ الْمَوْتِ فَأَوْلَى لَهُمْ ﴿٢٠﴾
47/Muhammad-20: Wayaqoolu allatheena amanoo lawla nuzzilat sooratun fa-itha onzilat sooratun muhkamatun wathukira feeha alqitalu raayta allatheena fee quloobihim maradun yanthuroona ilayka nathara almaghshiyyi AAalayhi mina almawti faawla lahum
En degenen die geloven zeggen: "Was er maar een Soerah neergezonden (die het voeren van oorlog beveelt). Maar wanneer dan een onweerlegbare (Moehkamah) Soerah wordt neergezonden, waarin (het bevel tot) oorlog wordt genoemd, dan zie jij degenen in wier harten een ziekte is, naar jou kijken met de blik van degene die in zwijm dreigt te vallen uit doodsangst. Wee hen! (20)
طَاعَةٌ وَقَوْلٌ مَّعْرُوفٌ فَإِذَا عَزَمَ الْأَمْرُ فَلَوْ صَدَقُوا اللَّهَ لَكَانَ خَيْرًا لَّهُمْ ﴿٢١﴾
47/Muhammad-21: TaAAatun waqawlun maAAroofun fa-itha AAazama al-amru falaw sadaqoo Allaha lakana khayran lahum
Gehoorzaamheid en een juist woord (zouden beter zijn). Wanneer dan de zaak (van het bevel tot oorlog) is besloten, (dan hebben zij er een afkeer van). Maar als zij oprecht zouden zijn tegenover Allah, dan zou dat beter voor hen zijn. (21)
فَهَلْ عَسَيْتُمْ إِن تَوَلَّيْتُمْ أَن تُفْسِدُوا فِي الْأَرْضِ وَتُقَطِّعُوا أَرْحَامَكُمْ ﴿٢٢﴾
47/Muhammad-22: Fahal AAasaytum in tawallaytum an tufsidoo fee al-ardi watuqattiAAoo arhamakum
Het kan zijn, als jullie je afwenden, dat jullie verderf zaaien op de aarde en jullie familiebanden verbreken. (22)
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ لَعَنَهُمُ اللَّهُ فَأَصَمَّهُمْ وَأَعْمَى أَبْصَارَهُمْ ﴿٢٣﴾
47/Muhammad-23: Ola-ika allatheena laAAanahumu Allahu faasammahum waaAAma absarahum
Zij zijn degenen die Allah vervloekt heeft en die Hij doof gemaakt heeft, en Hij heeft hun ogen blind gemaakt. (23)
أَفَلَا يَتَدَبَّرُونَ الْقُرْآنَ أَمْ عَلَى قُلُوبٍ أَقْفَالُهَا ﴿٢٤﴾
47/Muhammad-24: Afala yatadabbaroona alqur-ana am AAala quloobin aqfaluha
Denken zij niet na over de Koran? Er zijn zelfs sloten op hun harten. (24)
إِنَّ الَّذِينَ ارْتَدُّوا عَلَى أَدْبَارِهِم مِّن بَعْدِ مَا تَبَيَّنَ لَهُمُ الْهُدَى الشَّيْطَانُ سَوَّلَ لَهُمْ وَأَمْلَى لَهُمْ ﴿٢٥﴾
47/Muhammad-25: Inna allatheena irtaddoo AAala adbarihim min baAAdi ma tabayyana lahumu alhuda alshshaytanu sawwala lahum waamla lahum
Voorwaar, degenen die afvallig werden nadat de Leiding voor hen duidelijk was geworden: de Satan maakte (hun daden) schoonschijnend voor hen en bedroog hen. (25)
ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُوا لِلَّذِينَ كَرِهُوا مَا نَزَّلَ اللَّهُ سَنُطِيعُكُمْ فِي بَعْضِ الْأَمْرِ وَاللَّهُ يَعْلَمُ إِسْرَارَهُمْ ﴿٢٦﴾
47/Muhammad-26: Thalika bi-annahum qaloo lillatheena karihoo ma nazzala Allahu sanuteeAAukum fee baAAdi al-amri waAllahu yaAAlamu israrahum
Dat is omdat zij tot degenen die haatten wat Allah heeft neergezonden (de Joden), zeiden: "Wij zullen jullie gehoorzamen in sommige zaken." Maar Allah kent hun geheimen. (26)
فَكَيْفَ إِذَا تَوَفَّتْهُمْ الْمَلَائِكَةُ يَضْرِبُونَ وُجُوهَهُمْ وَأَدْبَارَهُمْ ﴿٢٧﴾
47/Muhammad-27: Fakayfa itha tawaffat-humu almala-ikatu yadriboona wujoohahum waadbarahum
Hoe zal het zijn wanneer de Engelen hen wegnemen en hun gezichten en hun ruggen slaan? (27)
ذَلِكَ بِأَنَّهُمُ اتَّبَعُوا مَا أَسْخَطَ اللَّهَ وَكَرِهُوا رِضْوَانَهُ فَأَحْبَطَ أَعْمَالَهُمْ ﴿٢٨﴾
47/Muhammad-28: Thalika bi-annahumu ittabaAAoo ma askhata Allaha wakarihoo ridwanahu faahbata aAAmalahum
Dat is omdat zij dat wat de toorn van Allah opwekte volgden en zij dat wat Zijn behagen opwekte haatten. Toen deed Allah hun werken verloren gaan. (28)
أَمْ حَسِبَ الَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ أَن لَّن يُخْرِجَ اللَّهُ أَضْغَانَهُمْ ﴿٢٩﴾
47/Muhammad-29: Am hasiba allatheena fee quloobihim maradun an lan yukhrija Allahu adghanahum
Of dachten zij in wier harten een ziekte is, dat Allah hun afgunst niet zou onthullen? (29)