Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٩ / صفحة ٥٧٠

Koran - Djuz' 29 - Pagina 570 (Al-Ma'arij 40-44, Nuh 1-10)

Djuz'-29, Pagina-570 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-29, Pagina-570 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-29, Pagina-570 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَلَا أُقْسِمُ بِرَبِّ الْمَشَارِقِ وَالْمَغَارِبِ إِنَّا لَقَادِرُونَ ﴿٤٠﴾
عَلَى أَن نُّبَدِّلَ خَيْرًا مِّنْهُمْ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ ﴿٤١﴾
فَذَرْهُمْ يَخُوضُوا وَيَلْعَبُوا حَتَّى يُلَاقُوا يَوْمَهُمُ الَّذِي يُوعَدُونَ ﴿٤٢﴾
يَوْمَ يَخْرُجُونَ مِنَ الْأَجْدَاثِ سِرَاعًا كَأَنَّهُمْ إِلَى نُصُبٍ يُوفِضُونَ ﴿٤٣﴾
خَاشِعَةً أَبْصَارُهُمْ تَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ ذَلِكَ الْيَوْمُ الَّذِي كَانُوا يُوعَدُونَ ﴿٤٤﴾

سورة نوح

إِنَّا أَرْسَلْنَا نُوحًا إِلَى قَوْمِهِ أَنْ أَنذِرْ قَوْمَكَ مِن قَبْلِ أَن يَأْتِيَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١﴾
قَالَ يَا قَوْمِ إِنِّي لَكُمْ نَذِيرٌ مُّبِينٌ ﴿٢﴾
أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ وَاتَّقُوهُ وَأَطِيعُونِ ﴿٣﴾
يَغْفِرْ لَكُم مِّن ذُنُوبِكُمْ وَيُؤَخِّرْكُمْ إِلَى أَجَلٍ مُّسَمًّى إِنَّ أَجَلَ اللَّهِ إِذَا جَاء لَا يُؤَخَّرُ لَوْ كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٤﴾
قَالَ رَبِّ إِنِّي دَعَوْتُ قَوْمِي لَيْلًا وَنَهَارًا ﴿٥﴾
فَلَمْ يَزِدْهُمْ دُعَائِي إِلَّا فِرَارًا ﴿٦﴾
وَإِنِّي كُلَّمَا دَعَوْتُهُمْ لِتَغْفِرَ لَهُمْ جَعَلُوا أَصَابِعَهُمْ فِي آذَانِهِمْ وَاسْتَغْشَوْا ثِيَابَهُمْ وَأَصَرُّوا وَاسْتَكْبَرُوا اسْتِكْبَارًا ﴿٧﴾
ثُمَّ إِنِّي دَعَوْتُهُمْ جِهَارًا ﴿٨﴾
ثُمَّ إِنِّي أَعْلَنتُ لَهُمْ وَأَسْرَرْتُ لَهُمْ إِسْرَارًا ﴿٩﴾
فَقُلْتُ اسْتَغْفِرُوا رَبَّكُمْ إِنَّهُ كَانَ غَفَّارًا ﴿١٠﴾
70/Al-Ma'arij-40: Fala oqsimu birabbi almashariqi waalmagharibi inna laqadiroona
Ik zweer bij de Heer van de opgang (van o.a. de zon) en de ondergang dat Wij zeker over de macht beschikken. (40)
70/Al-Ma'arij-41: AAala an nubaddila khayran minhum wama nahnu bimasbooqeena
Om hen te vervangen (door anderen die) beter dan hen zijn en Wij zijn niet zwak. (41)
70/Al-Ma'arij-42: Fatharhum yakhoodoo wayalAAaboo hatta yulaqoo yawmahumu allathee yooAAadoona
Laat hen maar opgaan (in hun ijdele bezigheden) en laat hen spelen tot zij de Dag van hen, die hen aangezegd was, ontmoeten. (42)
70/Al-Ma'arij-43: Yawma yakhrujoona mina al-ajdathi siraAAan kaannahum ila nusubin yoofidoona
Op de Dag waarop zij zich haastig uit hun graven spoeden, alsof zij zich naar afgodsbeelden spoeden. (43)
70/Al-Ma'arij-44: KhashiAAatan absaruhum tarhaquhum thillatun thalika alyawmu allathee kanoo yooAAadoona
Hun blikken angstig teneergeslagen, overladen met vernedering. Dit is de Dag die jullie werd aangezegd. (44)

Soera Nuh

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

71/Nuh-1: Inna arsalna noohan ila qawmihi an anthir qawmaka min qabli an ya/tiyahum AAathabun aleemun
Voorwaar, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden (en zeiden tot hem): "Waarschuw jouw volk voordat er een pijnlijke bestraffing tot hen komt." (1)
71/Nuh-2: Qala ya qawmi innee lakum natheerun mubeenun
Hij zei: "O mijn volk, ik ben voor jullie een duidelijke waarschuwer. (2)
71/Nuh-3: Ani oAAbudoo Allaha waittaqoohu waateeAAooni
Aanbidt Allah en vreest Hem en gehoorzaamt mij. (3)
71/Nuh-4: Yaghfir lakum min thunoobikum wayu-akhkhirkum ila ajalin musamman inna ajala Allahi itha jaa la yu-akhkharu law kuntum taAAlamoona
Dan zal Hij jullie zonden vergeven en jullie uitstel geven tot een vastgesteld tijdstip. Voorwaar, wanneer het tijdstip van Allah komt, zal het niet worden uitgesteld. Als jullie dat wisten!'' (4)
71/Nuh-5: Qala rabbi innee daAAawtu qawmee laylan wanaharan
Hij (Nôeh) zei: "Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht opgeroepen. (5)
71/Nuh-6: Falam yazidhum duAAa-ee illa firaran
Maar mijn oproep deed hun vluchten (van de Waarheid) slechts toenemen. (6)
71/Nuh-7: Wa-innee kullama daAAawtuhum litaghfira lahum jaAAaloo asabiAAahum fee athanihim waistaghshaw thiyabahum waasarroo waistakbaroo istikbaran
En voorwaar, telkens wanneer ik hen opriep opdat U hun zou vergeven, stopten zij hun vingers in hun oren en bedekten zij (hun gezichten) met hun kleding en bleven zij uiterst hoogmoedig. (7)
71/Nuh-8: Thumma innee daAAawtuhum jiharan
Toen heb ik hen waarlijk met een harde stem opgeroepen. (8)
71/Nuh-9: Thumma innee aAAlantu lahum waasrartu lahum israran
Vervolgens heb ik hun waarlijk openlijk toegesproken en hun vertrouwelijk toegesproken, heimelijk.'' (9)
71/Nuh-10: Faqultu istaghfiroo rabbakum innahu kana ghaffaran
Toen zei ik: "Vraagt jullie Heer om vergeving: voorwaar, Hij is Vergevensgezind. (10)