Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٩ / صفحة ٥٧٢

Al-Jinn 1-13, Koran - Djuz' 29 - Pagina 572

Djuz'-29, Pagina-572 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-29, Pagina-572 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-29, Pagina-572 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الجن

Soera Al-Jinn

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

قُلْ أُوحِيَ إِلَيَّ أَنَّهُ اسْتَمَعَ نَفَرٌ مِّنَ الْجِنِّ فَقَالُوا إِنَّا سَمِعْنَا قُرْآنًا عَجَبًا ﴿١﴾
72/Al-Jinn-1: Qul oohiya ilayya annahu istamaAAa nafarun mina aljinni faqaloo inna samiAAna qur-anan AAajaban
Zeg (O Moehammad): "Het is aan mij geopenbaard dat een aantal Djinn's heeft meegeluisterd, waarop zij zeiden: "Voorwaar, Wij hebben een verbazingwekkende Koran gehoord. (1)
يَهْدِي إِلَى الرُّشْدِ فَآمَنَّا بِهِ وَلَن نُّشْرِكَ بِرَبِّنَا أَحَدًا ﴿٢﴾
72/Al-Jinn-2: Yahdee ila alrrushdi faamanna bihi walan nushrika birabbina ahadan
Hij (de Koran) leidt tot het juiste, toen geloofden wij erin, en wij zullen nooit één deelgenoot aan onze Heer toekennen. (2)
وَأَنَّهُ تَعَالَى جَدُّ رَبِّنَا مَا اتَّخَذَ صَاحِبَةً وَلَا وَلَدًا ﴿٣﴾
72/Al-Jinn-3: Waannahu taAAala jaddu rabbina ma ittakhatha sahibatan wala waladan
En dat de Majesteit van onze Heer Verheven is, Hij heeft Zich geen echtgenote genomen en geen zoon. (3)
وَأَنَّهُ كَانَ يَقُولُ سَفِيهُنَا عَلَى اللَّهِ شَطَطًا ﴿٤﴾
72/Al-Jinn-4: Waannahu kana yaqoolu safeehuna AAala Allahi shatatan
En dat de dwazen onder ons plachten leugens te vertellen over Allah. (4)
وَأَنَّا ظَنَنَّا أَن لَّن تَقُولَ الْإِنسُ وَالْجِنُّ عَلَى اللَّهِ كَذِبًا ﴿٥﴾
72/Al-Jinn-5: Waanna thananna an lan taqoola al-insu waaljinnu AAala Allahi kathiban
En dat wij dachten dat de mens en de Djinn's nooit leugens over Allah zouden vertellen. (5)
وَأَنَّهُ كَانَ رِجَالٌ مِّنَ الْإِنسِ يَعُوذُونَ بِرِجَالٍ مِّنَ الْجِنِّ فَزَادُوهُمْ رَهَقًا ﴿٦﴾
72/Al-Jinn-6: Waannahu kana rijalun mina al-insi yaAAoothoona birijalin mina aljinni fazadoohum rahaqan
En dat er mannen onder de mensen waren die hulp zochten bij mannen van de Djinn's, wat hun zondigheid vermeerderde. (6)
وَأَنَّهُمْ ظَنُّوا كَمَا ظَنَنتُمْ أَن لَّن يَبْعَثَ اللَّهُ أَحَدًا ﴿٧﴾
72/Al-Jinn-7: Waannahum thannoo kama thanantum an lan yabAAatha Allahu ahadan
En dat zij dachten zoals jullie dachten: dat Allah nooit iemand zou doen opstaan. (7)
وَأَنَّا لَمَسْنَا السَّمَاء فَوَجَدْنَاهَا مُلِئَتْ حَرَسًا شَدِيدًا وَشُهُبًا ﴿٨﴾
72/Al-Jinn-8: Waanna lamasna alssamaa fawajadnaha muli-at harasan shadeedan washuhuban
En dat wij hebben gevraagd naar de hemel (te mogen gaan): toen vonden wij dat zij vol was met strenge bewakers en brandende vlammen. (8)
وَأَنَّا كُنَّا نَقْعُدُ مِنْهَا مَقَاعِدَ لِلسَّمْعِ فَمَن يَسْتَمِعِ الْآنَ يَجِدْ لَهُ شِهَابًا رَّصَدًا ﴿٩﴾
72/Al-Jinn-9: Waanna kunna naqAAudu minha maqaAAida lilssamAAi faman yastamiAAi al-ana yajid lahu shihaban rasadan
En dat, wij vroeger (vóór de Koran) op geheime plaatsen zaten om mee te luisteren, maar wie nu wil meeluisteren treft een pijl van vuur aan die op hem loert. (9)
وَأَنَّا لَا نَدْرِي أَشَرٌّ أُرِيدَ بِمَن فِي الْأَرْضِ أَمْ أَرَادَ بِهِمْ رَبُّهُمْ رَشَدًا ﴿١٠﴾
72/Al-Jinn-10: Waanna la nadree asharrun oreeda biman fee al-ardi am arada bihim rabbuhum rashadan
En dat wij niet weten of er kwaad bedoeld wordt voor degenen die op de aarde zijn, of dat hun Heer hun rechte Leiding wil geven. (10)
وَأَنَّا مِنَّا الصَّالِحُونَ وَمِنَّا دُونَ ذَلِكَ كُنَّا طَرَائِقَ قِدَدًا ﴿١١﴾
72/Al-Jinn-11: Waanna minna alssalihoona waminna doona thalika kunna tara-iqa qidadan
En dat er onder ons rechtschapenen zijn, en er onder ons zijn die dat niet zijn. Wij waren op verschillende wegen. (11)
وَأَنَّا ظَنَنَّا أَن لَّن نُّعجِزَ اللَّهَ فِي الْأَرْضِ وَلَن نُّعْجِزَهُ هَرَبًا ﴿١٢﴾
72/Al-Jinn-12: Wanna thananna an lan nuAAjiza Allaha fee al-ardi walan nuAAjizahu haraban
En dat wij overtuigd zijn dat wij op de aarde Allah nooit kunnen ontkomen en dat wij nooit van Hem kunnen wegvluchten. (12)
وَأَنَّا لَمَّا سَمِعْنَا الْهُدَى آمَنَّا بِهِ فَمَن يُؤْمِن بِرَبِّهِ فَلَا يَخَافُ بَخْسًا وَلَا رَهَقًا ﴿١٣﴾
72/Al-Jinn-13: Waanna lamma samiAAna alhuda amanna bihi faman yu/min birabbihi fala yakhafu bakhsan wala rahaqan
En dat, toen wij over de rechte Leiding hadden gehoord, wij erin geloofden. En wie in zijn Heer gelooft; hij zal geen vermindering (van beloning) en geen vermeerdering (van zondigheid) vrezen. (13)