Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٥٤
القرآن الكريم
»
جزئها ٣
»
القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٥٤
Al-'Imran 30-37, Koran - Djuz' 3 - Pagina 54
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 3
»
Al-'Imran 30-37, Koran - Djuz' 3 - Pagina 54
Luister Koran Pagina-54
يَوْمَ تَجِدُ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ مِنْ خَيْرٍ مُّحْضَرًا وَمَا عَمِلَتْ مِن سُوَءٍ تَوَدُّ لَوْ أَنَّ بَيْنَهَا وَبَيْنَهُ أَمَدًا بَعِيدًا وَيُحَذِّرُكُمُ اللّهُ نَفْسَهُ وَاللّهُ رَؤُوفُ بِالْعِبَادِ
﴿٣٠﴾
3/Al-'Imran-30: Yawma tajidu kullu nafsin ma AAamilat min khayrin muhdaran wama AAamilat min soo-in tawaddu law anna baynaha wabaynahu amadan baAAeedan wayuhaththirukumu Allahu nafsahu waAllahu raoofun bialAAibadi
Op de Dag dat iedere ziel aanwezig vindt wat zij van het goede verricht heeft en wat zij van het kwade verricht heeft, zal zij wensen dat er een grotere afstand tussen haar en haar (kwaad) zou zijn. En Allah waarschuwt jullie (voor) Zijn (bestraffing) en Allah is Genadig voor de dienaren. (30)
قُلْ إِن كُنتُمْ تُحِبُّونَ اللّهَ فَاتَّبِعُونِي يُحْبِبْكُمُ اللّهُ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوبَكُمْ وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
﴿٣١﴾
3/Al-'Imran-31: Qul in kuntum tuhibboona Allaha faittabiAAoonee yuhbibkumu Allahu wayaghfir lakum thunoobakum waAllahu ghafoorun raheemun
Zeg (O Moehammad): Als jullie van Allah houden, volg mij dan: Allah zal van jullie houden en jullie zonden vergeven. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig." (31)
قُلْ أَطِيعُواْ اللّهَ وَالرَّسُولَ فإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّ اللّهَ لاَ يُحِبُّ الْكَافِرِينَ
﴿٣٢﴾
3/Al-'Imran-32: Qul ateeAAoo Allaha waalrrasoola fa-in tawallaw fa-inna Allaha la yuhibbu alkafireena
Zeg: "Gehoorzaamt Allah en de Boodschapper, maar als jullie je afwenden: voorwaar, Allah houdt niet van de ongelovigen." (32)
إِنَّ اللّهَ اصْطَفَى آدَمَ وَنُوحًا وَآلَ إِبْرَاهِيمَ وَآلَ عِمْرَانَ عَلَى الْعَالَمِينَ
﴿٣٣﴾
3/Al-'Imran-33: Inna Allaha istafa adama wanoohan waala ibraheema waala AAimrana AAala alAAalameena
Voorwaar, Allah verkoos Adam en Noeh en de familie van Ibrâhîm en failie van Imran boven de (andere) wereldbewoners. (33)
ذُرِّيَّةً بَعْضُهَا مِن بَعْضٍ وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
﴿٣٤﴾
3/Al-'Imran-34: Thurriyyatan baAAduha min baAAdin waAllahu sameeAAun AAaleemun
Zij zijn afstammelingen van elkaar, en Allah is Alhorend, Alwetend. (34)
إِذْ قَالَتِ امْرَأَةُ عِمْرَانَ رَبِّ إِنِّي نَذَرْتُ لَكَ مَا فِي بَطْنِي مُحَرَّرًا فَتَقَبَّلْ مِنِّي إِنَّكَ أَنتَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
﴿٣٥﴾
3/Al-'Imran-35: Ith qalati imraatu AAimrana rabbi innee nathartu laka ma fee batnee muharraran fataqabbal minnee innaka anta alssameeAAu alAAaleemu
Teon de vrouw van 'Imran zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik wijd bij belofte aan U wat er in mijn buik is, aanvaard het van mij. Voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende." (35)
فَلَمَّا وَضَعَتْهَا قَالَتْ رَبِّ إِنِّي وَضَعْتُهَا أُنثَى وَاللّهُ أَعْلَمُ بِمَا وَضَعَتْ وَلَيْسَ الذَّكَرُ كَالأُنثَى وَإِنِّي سَمَّيْتُهَا مَرْيَمَ وِإِنِّي أُعِيذُهَا بِكَ وَذُرِّيَّتَهَا مِنَ الشَّيْطَانِ الرَّجِيمِ
﴿٣٦﴾
3/Al-'Imran-36: Falamma wadaAAat-ha qalat rabbi innee wadaAAtuha ontha waAllahu aAAlamu bima wadaAAat walaysa alththakaru kaalontha wa-innee sammaytuha maryama wa-innee oAAeethuha bika wathurriyyataha mina alshshaytani alrrajeemi
En toen zij haar gebaard had, zei zij: "Mijn Heer, ik heb haar gebaard, (het is) een meisje," - en Allah wist het best wat zij gebaard had - "en het mannelijke is niet als het vrouwelijke. En voorwaar, ik heb haar Maryam genoemd, en ik smeek U haar en haar nakomelingen te bescherment tegen de vervloekte Satan." (36)
فَتَقَبَّلَهَا رَبُّهَا بِقَبُولٍ حَسَنٍ وَأَنبَتَهَا نَبَاتًا حَسَنًا وَكَفَّلَهَا زَكَرِيَّا كُلَّمَا دَخَلَ عَلَيْهَا زَكَرِيَّا الْمِحْرَابَ وَجَدَ عِندَهَا رِزْقاً قَالَ يَا مَرْيَمُ أَنَّى لَكِ هَذَا قَالَتْ هُوَ مِنْ عِندِ اللّهِ إنَّ اللّهَ يَرْزُقُ مَن يَشَاء بِغَيْرِ حِسَابٍ
﴿٣٧﴾
3/Al-'Imran-37: Fataqabbalaha rabbuha biqaboolin hasanin waanbataha nabatan hasanan wakaffalaha zakariyya kullama dakhala AAalayha zakariyya almihraba wajada AAindaha rizqan qala ya maryamu anna laki hatha qalat huwa min AAindi Allahi inna Allaha yarzuqu man yashao bigha
Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en deed haar goed opgroeien. En Hij stelde haar onder de hoede van Zakariyya. Iedere keer dat Zakariyya in de (gebeds-) ruimte bij haar kwam vond hij levensvoorzieningen bij haar. Hij zei: "O maryam, van waar heb jij dat?" Zij zei: "Dat komt bij Allah vandaan, voorwaar, Allah voorziet wie Hij wil zonder afrekening." (37)